Onderwerp: Bezoek-historie

35 Richtlijnen voor beveiliging en controle van de machine installatie bij 0-mans wachtbezetting aan boord van schepen voorzien van een al dan niet direct-omkeerbare hoofdmotor met een vermogen van meer dan 3000 Kw...
Geldigheid:01-03-1984 t/m 30-04-2000Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

35.01 Definities:


Centrale post= die plaats van waaruit alle handelingen t.b.v. de m.k.-installatie zijn te verrichten
H= hoog alarm
HH= extra hoog alarm
L= laag alarm
LL= extra laag alarm

35.02


Op de brug dient het al of niet onbemand zijn van de motorkamer zichtbaar gesignaleerd te zijn. Zowel op de brug als op de centrale post of maneuvreer stand dient zichtbaar te worden aangeduid van waaruit de voortstuwingsinstallatie wordt bediend. Gelijktijdige bediening vanaf de brug en in de motorkamer mag niet mogelijk zijn. Het bijzetten en het terugnemen van de brugbediening dient alleen vanaf de centrale post of maneuvreer stand te kunnen geschieden.

Voorts dienen waarborgen aanwezig te zijn om te voorkomen dat door het omschakelen van de bediening de stuwdruk ongewild noemenswaardig wordt gewijzigd.
N.B.: Hieraan wordt ook geacht te zijn voldaan indien een zgn. "overneemknop" op de brug is geïnstalleerd. Nadat in de motorkamer is overgeschakeld naar de brug dient aldaar een indicatie verlicht te worden met opschrift "Brugbediening mogelijk". Niet eerder dan na het indrukken van de overneemknop mag het mogelijk zijn de voortstuwingsinstallatie vanaf de brug te bedienen.
Hierbij dient genoemde indicatie te doven en de indicatie "Brugbediening" op te lichten.

35.03 Alle in deze richtlijnen opgenomen alarmen dienen als volgt te worden gesignaleerd:


3.1 Hoorbaar en indien nodig zichtbaar overal in de motorkamer.
3.2 Hoorbaar in de hut van de dienstdoende wachtofficieren.
3.3 Hoorbaar in de daarvoor in aanmerking komende verblijven.

Wanneer van deze regels wordt afgeweken, of wanneer tevens de brug gealarmeerd dient te worden, is dit in de kolom "Opmerkingen" nader omschreven. Wanneer een alarm na een bepaalde tijd niet erkend wordt, dient het volgens par..4 punt 4.4. voorgeschreven algemeen wtk-alarm in werking te treden en de brug te worden gealarmeerd (zie par. 6).

35.04 Eveneens zullen de volgende alarmen en signalen hoorbaar de wachtofficieren waarschuwen:


4.1 Telegraaf: in de motorkamer (ingeval van m.k. bediening van hoofdmotor).
4.2 CO2 /Halon alarm: in motorkamer.
4.3 Algemeen scheepsalarm
4.4 Algemeen wtk-alarm: in accommodatie officieren.
4.5 Brandalarmering motorkamer: Eveneens zichtbaar in accommodatie officieren, of op eventueel aanwezige veiligheidsstations,op de brug en in de motorkamer (zie ook richtlijn no 29 voor de uitvoeringsvoorschriften).

Het verdient aanbeveling een duidelijk hoorbaar onderscheid te verzekeren tussen de hier- voor benodigde geluidsbronnen.

Waar duidelijkheid niet voldoende bereikt kan worden, is het gewenst in de nabijheid van de geluidsbronnen en indien nodig op daarvoor in aanmerking komende plaatsen een tableau aan te brengen, waarop zichtbaar de oorzaak wordt vermeld, die de geluidsbron doet functioneren.

Indien de hoorbaarheid van een geluidsbron onvoldoende is, kan - met uitzondering van het CO2 / Halon alarm - bovendien gebruik worden gemaakt van een of meer zwaailichten.

35.05 Uitvoering van alarminstallatie in motorkamer:


5.1 Alle zichtbare alarmsignaleringen dienen op een centraal alarmpaneel te worden geplaatst. Dit alarmpaneel dient te worden opgesteld in de nabijheid van de centrale post of manoeuvreerstand, althans dient zichtbaarte zijn vanaf een dezer plaatsen.
5.2 Het alarmsysteem moet zijn aangesloten'hetzij rechtstreeks op een onafhankelijke spanningsbron hetzij op het boordnet. In het laatste geval moet de uitvoering zodanig zijn, dat bij wegvallen van de netspanning automatisch op een onafhanke- lijke spanningsbran wordt overgeschakeld.
5.3 Op het alarmpaneel dient een zichtbare indicatie aan te geven dat spanning aanwezig is. Het wegvallen van de spanning dient te worden gealarmeerd.
5.4 Door middel van rood oplichtende signalen dient te worden aangegeven welk alarm is opgetreden. Hiervoor kan desgewenst een verlichte tekst worden toegepast, ook kan het alarm op een andere goed te keuren wijze worden weergegeven.
Tevens dient een hoorbaar alarm over te gaan. Bij acceptatie van een alarm moet het hoorbaar signaal stoppen en moet door middel van een toestandsverandering het zichtbaar alarm een andere presentatie geven. Deze wijziging in presentatie van een alarm mag het inwerkingtreden van een ander alarmpunt niet beïnvloeden. Groepsalarmen kunnen hiervan uitgezonderd worden, doch stopbeveiligingen moeten behouden blijven. Na opheffing van de betrokken storing moet de uitschakeling van de hoorbare signaalgever automatisch weer zijn opgeheven, evenals de zichtbare aanduiding. De alarmering moet zij,n voorzien van een geheugen waardoor het alarmsignaal wordt vast gehouden, ook bij kortstondige afwijkingen van bewaakte functies. Bij nieuwe installaties dienen alarm- en beveiligingscircuits gescheiden te worden uitgevoerd. Het gebruik van gemeenschappelijke voelers (sensoren) in alarmen beveiligingscircuits kan worden toegestaan, met uitzondering van die circuits waarin een automatische stopfunktie is opgenomen.
Alarmcircuits dienen zoveel mogelijk "fail-safel' te worden uitgevoerd. Breuk in kabels, en defecte sensars dienen zoveel mogelijk te worden gealarmeerd. Beveiligingscircuits mogen volgens het "arbeidsstroomprincipel' 'Worden uitgevoerd. In dit geval dient tenminste de voeding te worden bewaakt. Sterk aanbevolen wordt tevens het circuit op draadbreuk te bewaken.
5.5 Alle alarmsignalen moeten kunnen worden beproefd door middel van een of meer testdrukkers.
5.6 Een mogelijkheid moet aanwezig zijn waarmee de hoorbare signalering van de motorkamer tevens kan worden doorgevoerd naar de respectievelijke hutten der beschikbare officieren.
5.7 De hiervoor in aanmerking komende alarmen dienen vertraagd te worden uitgevoerd. Het onnodig inwerkingkomen van een alarm tijdens manoeuvreren dient te worden voorkomen. Deze situatie doet zich met name voor bij door de hoofdmoten of door de schroefas aangedreven pompen.

35.06 Uitvoering van alarmeringen op de brug:


6.1 Voor de in deze richtlijnen voorgeschreven zichtbare en hoorbare alarmen die naar de brug doorgegeven moeten worden, dienen op de bedieningslessenaar de volgende signaleringen aanwezig te zijn:
6.1.1 rode indicatoreiiof een andere goed te keuren weergave gelke op de brug niet g'edimd of uitgeschakeld mogen/mag kunnen worden, voor:
6.1.1.1 storing in het brugbedieningssyszeem;
6.1.1.2 de opdracht "terug naar minimum toeren", c.q. "spoed terugnemen;
6.1.1.3 uitvallen van de voortstuwingsmotor en lage smeeroliedruk motor; voorts indien aanwezig uitvallen van de schakelbare koppeling, lage smeeroliedruk van reductiekast of omkeerkoppeling en lage oliedruk verstelbare schroef, met opschrift "installatie onklaar";
6.1.1.4 het niet binnen een gestelde tijd geaccepteerd zijn van alle overige alarmen in de motorkamer, bij voorkeur door middel van één groepsalarm.
6.1.2 Bij acceptatie van één der bovengenoemde alarmen in de motorkamer, dient dit teruggemeld te worden naar de brug door een toestand-verandering van het zichtbare signaal, welke na acceptatie wel gedimd, maar niet uitgeschakeld mag worden.
6.1.3 Een indicatie welke niet kan worden uitgeschakeld maar wel mag worden gedimd moet aangeven dat de alarminstallatie ingeschakeld is.
6.1.4 De in 6.1.1. genoemde zichtbare alarmen dienen vergezeld te gaan van een hoorbaar signaal. Dit hoorbare signaal mag op de brug kunnen worden afgezet, mits elk volgend inkomend alarm direct weer kan aanspreken.

35.07 Veiligheidscontrole machinekamerpersoneel (VKW):


Veiligheidscontrole machinekamerpersoneel (VKW): Een veiligheidscontroleklok dient geïnstalleerd te worden. Na inschakeling dient de VKW na 27 minuten een alarm te geven in de motorkamer. Is dit alarm na drie minuten niet beantwoord, dan dient de klokte alarmeren op het algemeen vtk-alarm. Meerdere resetknoppen verspreid over de motorkamer zijn toegestaan.

De VKW installatie behoeft normaal niet tewerk te staan en alleen te worden ingeschakeld indien:
a een alarm de aanwezigheid van de wachtofficier in de machinekamer vereist, in welk geval de VKW automatisch, met het optredende alarm, in werking wordt gesteld en na het verlaten van de machinekamer weer door de wachtofficier wordt uitgeschakeld.
b de wachtofficier, om andere redenen bijvoorbeeld; periodieke ronden of tijdelijke 1- mans wachtbezetting de machinekamer betreedt, in welk geval de VKW door de wachtofficier zelf in- en uitgeschakeld dient te worden.

Zowel het inschakelen als het uitschakelen van de VKW-installatie dient buiten de motorkamer te geschieden op een plaats die in overleg met een ambtenaar.van de- Scheepvaartinspectie dient te worden bepaald.

35.08 Algemeen


Indien als gevolg van het in werking treden van een beveiliging, een werktuig of een gedeelte van de installatie tot stilstand wordt gebracht, dient zoveel mogelijk te worden voorkomen, dat de gehele installatie buiten werking wordt gesteld. Dit geldt in het bijzonder bij het uitvallen van de voortstuwingsinstallatie, in welk geval het hulpbedrijf zoveel mogelijk gewaarborgd dient te blijven. Indien blokkeringen zijn aangebracht welke het opnieuw starten van de hoofdmotor verhinderen nadat de normale bedrijf stoestand is teruggekeerd moeten deze blokkeringen op de brug buiten werking kunnen worden gesteld.

Bij het uitvallen van het regelsysteem dient de installatie in een veilige toestand te blijven. Bij het terugkomen van de boordnetspanning na een "black out" dienen alle voor de voortstuwing, besturing en navigatie benodigde installaties automatisch weer in bedrijf te komen.

Alarm- en regelapparatuur dient instelbaar te zijn.
De verschillende regelkringen met bijbehorende apparatuur dienen behalve op elkaar ook te zijn afgestemd op de toe te passen werktuigen en apparatuur. Overleg vooraf hieromtrent tussen de diverse fabrikanten en leveranciers wordt noodzakelijk geacht.

Brugbedieningslessenaars dienen te zijn voorzien van een dimbare en afzetbare ver- lichting voor de instrumenten.

De installatie dient zodanig te zijn uitgevoerd, dat in geval van storing in de brugbediening of automatisering het bedrijf met de hand op redelijke en verantwoorde wijze kan worden gevoerd.

Afwijkende installaties zoals bijvoorbeeld diesel-electrische voortstuwing zullen afzonderlijk worden beoordeeld.

Waar in deze richtlijn wordt vermeld:
met opdracht terug naar "minimum toeren" dient bij verstelbare schroefinstallaties te worden gelezen:
"spoed terugnemenll,indien het toerental van de hoofdmator niet op de brug regelbaar is.

35.09 Brandpreventie - branddetectie en brandbestrijding


9.1 Brandpreventie:
Brandstof- en smeerolieleidingen moeten in machinekamers voor zover nodig afgeschermd of op andere wijze beveiligd worden teneinde het sproeien van olie of lekken op hete oppervlakken en bij luchtinlaten van machines, te voorkomen. Dit is tevens van toepassing bij hydraulische installaties .vaar- bij een brandbaar medium wordt toegepast.

Speciale aandacht dient gegeven te worden aan de afscherming van hogedruk brandstofleidingen aan de motoren. Eventuele lekkages dienen naar een ver- zameltank, met een niveau alarm, geleid te worden. Indien brandstofdagtanken automatisch gevuld worden, dient het overvloeien van olie uit de taak voorkomen te worden. Hetzelfde geldt voor centrifuges en filters die brandstof en smeerolie behandelen. Brandstofdagtanken en brandstofbezinktanken in ruimten voor machines, die met verwarmingsspiralen uitgerust zi.in moeten van een hoog teMDeratuur alarm voorzien zijn indien gevaar voor verhitting boven het vlampunt aanwezig is.

9.2 Branddetectie:
De branddetectie installatie in machinekamers en ketelruimen moet ontworpen zijn gm bij een begin van een brand snel te alarmeren. Hierbij moet zoveel mogelijk rookdetectie door middel van ionisatie appratuur worden toegepast, waar nodig uitgebreid met temperatuurgevoelige sensors of optische detectie. Bij de beproeving moet rekening worden gehouden met de ventilatie onder alle voorkomende bedrijfsomstandigheden, ook bij stilliggend schip. Na het aanbrengen van de installatie dienen beproevingen onder de bovenomschreven bedrijfstoestanden te worden gehouden. Voor de alarmering in de motorkamer wordt verwezen naar punt 4.5. op blz.2. Voor de alarmering in de motorkamer wordt verwezen naar punt 4.5. op blz.2.

9.3 Brandbestrijding;
De voorzieningen voor brandbestrijding, zoals starten van brandbluspompen, stoppen van ventilatoren, brandstofpompen en centrifuges, bediening van de kooldioxyde/Halon brandblusinstallatie, sluiten van afsluiters aan hooggelegen brandstoftanks, etc., etc., dienen zo dicht, als praktisch uitvoerbaar, bij elkaar te worden opgesteld, waarbij het aanbeveling verdient hiervoor een centraal veiligheidsstation in te richten. In dit veiligheidsstation mag de kooldioxyde/Halon batterij voor brandblussing niet worden opgesteld.

Waar in verband met een doelmatige brandbestrijding zulks noodzakelijk blijkt, kunnen op strategische punten extra brandblusmiddelen worden verlangd teneinde het intact en bereikbaar houden van de voortstuwingsinstallatie zo lang mogelijk te waarborgen.

35.10 Keuring en beproeving:


Bescheiden welke ter keuring ingediend moeten worden zijn vermeld in de Bekendmaking aan de Scheepvaart no. 187/1983 De installatie zal op de te houden proeftocht dienen te worden aangeboden voor beproeving door of namens de Inspecteur voor de Scheepvaart, Hoofd van het district waaronder het schip ressorteert.

Nadat is gebleken dat de machineinstallatie bevredigend functioneert en geheel of vrijwel geheel vrij van alarmen is, dient gedurende een periode van vier tot zes uur varen een onbemande machinekamer gesimuleerd te worden.

Gedurende deze beproevingsperiode zal wanneer bepaalde ingrepen nodig zijn dit zo mogelijk na overleg vooraf of door informatie hierna met de toezicht- houdend ambtenaar worden opgenomen.

Tijdens bovengenoemde periode mogen slechts de noodzakelijk vereiste personen in de machinekamer aanwezig zijn e.e.a. in overleg met de ambtenaar van de Scheepvaartinspectie. Alle tijdens de beproevingsperiode doorkomende alarmen dienen genoteerd te worden, zo mogelijk met de oorzaak van het alarmeren.

Na vier tot zes uren simulatie van een onbemande machinekamer dienen de navolgende manoeuvres met de hoofdmotor uitgevoerd te worden:

a. toerental hoofdmotor terugbrengen van volle kracht naar halve kracht vooruit. Hierna met tussenpozen van circa 3 tot 5 minuten;
b. stoppen hoofdmotor;
c. langzaam achteruit;
d. half achteruit;
e. langzaam vooruit;
f. langzaam achteruit;
g. stop;
h. langzaam vooruit en opvoeren naar vol vooruit;
i. een "Black out" proef te houden, waarbij zonder ingrijpen in de machine- kamer, na enige tijd manoeuvreren vanaf de brug weer mogelijk moet zijn.

Het uitvoeren van de "black out" proef dient indien een asgenerator is geïnstalleerd met deze asgenerator in bedrijf plaats te vinden.
De wijze waarop de "black out" proef uitgevoerd wordt dient in overleg met de toezichthoudend ambtenaar te worden vastgesteld.
Na proeftocht zal de toezichthoudend ambtenaar middels een schriftelijk proeftocht verslag zijn bevindingen aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie melden.

Afhankelijk van de rapportering van bovengenoemde proeftocht zal door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden bepaald of het schip in aanmerking kan komen voor de verlangde vrijstelling en verklaring.
In het bevestigende geval zullen een verklaring en vrijstelling door hem worden verstrekt.

Indien de verlangde vrijstelling en verklaring niet kunnen worden verstrekt in verband met op de proeftocht geconstateerde gebreken, dan kunnen deze restpunten na herstelling opnieuw aangeboden worden t.b.v. afname voor de verlangde vrijstelling en verklaring aan de Inspecteur voor de Scheepvaart voornoemd.

Namens hem zal dan door een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie de eind- afname verricht worden.
Eerst na ontvangen rapport van deze ambtenaar zal door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden bepaald of het schip in aanmerking kan komen voor de gevraagde vrijstelling en verklaring. In het bevestigende geval zullen de gevraagde vrijstelling en verklaring dienaangaande door hem worden verstrekt.
Naar boven