Ingangsdatum:
01-02-1927
Geldig tot en
met:
31-08-2005
1. Een
zeebrief, als bedoeld in artikel 4, wordt in naam van de Koning uitgereikt
door de met de uitvoering van deze wet belaste Minister op overlegging van
een door de bewaarder van het kadaster en de openbare registers afgegeven
verklaring dat het schip te boek staat, alsmede een uittreksel uit de
registratie voor schepen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, van de
Kadasterwet (Stb. 1989, 186), vermeldende tenminste de gegevens, bedoeld in
artikel 85, tweede lid, onder a, c, d, e, f, g en j, van die wet, alsmede de
gegevens omtrent niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen.
2. De in het eerste lid
bedoelde verklaring en het in dat lid bedoelde uittreksel gaan vergezeld van
de volgens de bestaande wettelijke voorschriften afgegeven meetbrief. Indien
die verklaring en dat uittreksel meer dan twee dagen vóór de dag der
overlegging zijn afgegeven, moeten op die bescheiden een verklaring van de
bewaarder van het kadaster en de openbare registers voorkomen, afgegeven
binnen voornoemde termijn van twee dagen, dat sedert de afgifte de op die
bescheiden vermelde gegevens geen wijziging hebben ondergaan.
3. De uitreiking van een
zeebrief, als bedoeld in artikel 4, alsmede van een voorlopige zeebrief, als
bedoeld in artikel 11, eerste en vierde lid, geschiedt tegen betaling van
een retributie, berekend volgens een door de met de uitvoering van deze wet
belaste Minister vast te stellen tarief.
Artikel 6a
1. Een zeebrief, als bedoeld in
artikel 4a, wordt in naam van de Koning uitgereikt door de met de uitvoering
van deze wet belaste Minister tegen overlegging van een recent afschrift van
de inschrijving in het rompbevrachtingsregister, genoemd in artikel 2 van de
Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, alsmede de meetbrief. Deze
zeebrief kan slechts worden afgegeven voor de tijdsduur gedurende welke het
schip krachtens de rompbevrachtingsovereenkomst ter beschikking van de
rompbevrachter is gesteld, maar in elk geval niet langer dan vier jaren na
de dag van afgifte.
2. Indien nog
geen meetbrief kan worden overgelegd, kan de met de uitvoering van deze wet
belaste Minister voor een zeeschip, dat is ingeschreven in het
rompbevrachtingsregister, genoemd in artikel 2 van de Wet nationaliteit
zeeschepen in rompbevrachting, een voorlopige zeebrief uitreiken. Deze
voorlopige zeebrief is geldig voor de daarin vermelde termijn, welke de
tijdsduur van zes maanden niet mag overschrijden.
3. Artikel 6, derde lid, is van
toepassing.