Het hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Gelet
op artikel 130d van het Schepenbesluit 1965;
Maakt bekend:
Artikel 1
In deze bekendmaking wordt verstaan onder:
a.
INF-Code : de door de Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme
Organisatie op 4 november 1993 bij resolutie A.748(18) vastgestelde en als bijlage
bij deze bekendmaking opgenomen Code for the safe carriage of irradiated nuclear
fuel, plutonium and high-level radioactive wastes in flasks on board ships;
b. schip : een schip dat wordt gebruikt voor het vervoer in
verpakte vorm van bestraalde splijtstoffen, plutonium of hoog radioactief afval als
bedoeld in voorschrift 2 van de INF-Code.
Artikel 2
1. Voor de toepassing van de INF-Code wordt verstaan onder:
a. the Administration concerned : het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie;
b. Chapter 2 of the International Code
for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk
(IBC Code) : hoofdstuk 2 van de in Bekendmaking aan de scheepvaart nr.
305/1995 (Stcrt. 82) van toepassing verklaarde ’Code for the Construction and
Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk’;
c.
Requirements of the International Electrotechnical Commission (IEC) :
Bekendmaking aan de scheepvaart nr. 204/1986 (Stcrt. 199);
d.
should : al naar gelang het gebruik ’moet’ of ’moeten’.
2. Voorts wordt, ongeacht de toevoeging ’as amended’ of de vermelding
van een resolutie, verstaan onder 1974 SOLAS Convention en SOLAS 74: Schepenbesluit
1965, waarbij in voorkomend geval:
a. Chapter I, part A,
regulation 2(f) verwijst naar artikel 1, eerste lid, van dat besluit;
b. Part B, chapter II-1 en Part B-1, chapter II-1 verwijzen
naar Bijlage II, hoofdstuk B, onderscheidenlijk Bijlage II, hoofdstuk B.1, van dat
besluit;
c. regulation II-2 verwijst naar Bijlage IV van
dat besluit, het eerste na de schuine streep geplaatste getal verwijst naar het
toepasselijke artikel van die bijlage en de daarop volgende getallen verwijzen naar
de toepasselijke onderdelen van dat artikel.
Artikel 3
1. Een schip voldoet aan de voorschriften van de INF-Code
die volgens tabel 1 van die code gelden voor de INF-klasse waarin het schip
ingevolge voorschrift 3 van die code is gerangschikt, met uitzondering van de
voorschriften 7, 11 en 20.
2. Een schip, gerangschikt in
INF-klasse 1, voldoet voorts aan de voorschriften 8, 13, onderdelen 1 en 2, en 21
van de INF-Code, alsmede aan de artikelen 54.2.1.1 en 54.2.1.2 van Bijlage IV van
het Schepenbesluit 1965, met dien verstande dat voor de watervoorziening, bedoeld in
artikel 54.2.1.2, mag worden volstaan met twee straalpijpen.
3. Met de ingevolge het eerste en tweede lid toepasselijke technische
normen of technische eisen worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige technische
normen of technische eisen, vastgesteld door of vanwege een andere lidstaat van de
Europese Unie dan wel door of vanwege een staat die partij is bij de Overeenkomst
inzake de Europese Economische Ruimte.
Artikel 4
1. Indien een schip voldoet aan de ingevolge artikel 3
toepasselijke voorschriften, geeft het Hoofd van de Scheepvaartinspectie op aanvraag
van de eigenaar een Verklaring inzake het voldoen aan de bijzondere voorschriften
van de INF-Code (Document of Compliance with the Special Requirements of the
INF-Code) af. De verklaring vermeldt in welke klasse het schip is gerangschikt.
2. De verklaring heeft een geldigheidsduur van ten hoogste
vijf jaar. De geldigheidsduur kan niet worden verlengd.
3.
De verklaring verliest tussentijds haar geldigheid, indien zij niet jaarlijks in de
periode van drie maanden voor tot drie maanden na de verjaardatum van haar afgifte
door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie wordt voorzien van een aantekening dat
het schip nog steeds voldoet aan de voorschriften, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 5
Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van de eerste dag
van de tweede kalendermaand na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt
geplaatst.
Deze bekendmaking zal met de toelichting in de
Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba worden
geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die in Nederland ter inzage wordt gelegd
bij het Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Willem Witsenplein 6 te Den Haag, en
bij de Scheepvaartinspectie, ’s-Gravenweg 665 te Rotterdam.
Van de
terinzagelegging van de bijlage in de Nederlandse Antillen en in Aruba zal
mededeling worden gedaan in de Curaçaosche Courant, onderscheidenlijk de
Landscourant van Aruba.
Rotterdam, 13 maart
1998.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.
Toelichting
Algemeen
In verband met de wereldwijde toename van het vervoer van
bestraalde splijtstoffen, plutonium en hoog radioactief afval over zee heeft de
Algemene Vergadering van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) - daartoe
onder meer aangespoord door paragraaf 17.30(a) (ix) van Agenda 21 van de United
Nations Conference on Environment and Development (UNCED) - het wenselijk geacht om
specifieke veiligheidsvoorschriften vast te stellen voor het zeevervoer van
radioactieve stoffen. Daartoe heeft zij in haar achttiende zitting op 4 november
1993 bij resolutie A.748(18) de Code for the safe carriage of irradiated nuclear
fuel, plutonium and high-level radioactive wastes in flasks on board ships
(INF-Code) aangenomen, met daarbij de dringende aanbeveling om de Code in nationale
regelgeving te implementeren. Aan die aanbeveling wordt, omdat de wenselijkheid van
een regeling ter zake van het vervoer van radioactieve stoffen wordt onderschreven,
door middel van onderhavige bekendmaking gevolg gegeven.
In
algemene zin wordt het vervoer van radioactieve stoffen reeds geregeld in de
International Maritime Dangerous Goods Code (IMDG-Code). Deze Code, die onder meer
voorschriften geeft ter uitvoering van de Regulations for the Safe Transport of
Radioactive Material van het International Atomic Energy Agency (IAEA), bevat
evenwel geen specifieke voorschriften met betrekking tot de bouw en uitrusting van
schepen, gebezigd voor het vervoer van radioactieve stoffen. De INF-Code, die tot
stand is gekomen in overleg met het IAEA en het United Nations Environment Programme
(UNEP), voorziet wel in zodanige voorschriften. In de INF-Code worden schepen
waarmee in verpakte vorm radioactieve stoffen worden vervoerd, ingedeeld in drie
klassen, al naar gelang de mate van radioactiviteit van de vervoerde stoffen. Voor
elk van deze klassen gelden bijzondere voorschriften.
De
ontwerp-bekendmaking is op 8 oktober 1997 gemeld aan de Commissie van de Europese
Gemeenschappen (notificatienummer 97/0336/NL), ter voldoening aan artikel 8, eerste
lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28
maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en
technische voorschriften (PbEG L 109). De ontwerp-bekendmaking is op 23 oktober 1997
tevens gemeld aan het Secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie (notificatienr.
G/TBT/Notif 97.0699), ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van de op 15 april
1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische
handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van de desbetreffende
notificatie is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 227. Deze notificaties zijn
noodzakelijk, aangezien de bekendmaking in overwegende mate technische voorschriften
bevat in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG, zoals gewijzigd, en als bedoeld in
voornoemde overeenkomst. Deze voorschriften, die zonder onderscheid van toepassing
zijn op schepen die worden gebruikt voor het vervoer van radioactieve lading, zijn
uit hoofde van een doeltreffende bescherming van de openbare veiligheid en het leven
van personen, dieren of planten noodzakelijk. Ook zijn zij evenredig aan de met deze
voorschriften beoogde doelen. Voor zover deze bekendmaking kwantitatieve
invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking in de zin van artikel 30 van
het EG-Verdrag bevat, zijn deze derhalve gerechtvaardigd ter bescherming van de
bovengenoemde belangen.
De notificatie-procedures hebben niet
geleid tot wijziging van de ontwerpbekendmaking.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2 geeft aan door middel van welke nationale regelingen de
internationale voorschriften waarnaar in de INF-Code wordt verwezen, voor het
Koninkrijk zijn geïmplementeerd.
Artikel 3 regelt aan welke
voorschriften een schip bij het vervoer van de in deze bekendmaking genoemde
radioactieve stoffen moet voldoen. Op een schip dat volgens de INF-Code in
INF-klasse 2 of 3 is gerangschikt, zijn de voorschriften van toepassing, waarnaar in
tabel 1 van de Code wordt verwezen. Voor schepen in INF-klasse 1 geldt een enigszins
afwijkend regime. Volgens tabel 1 van de Code zouden deze schepen onder meer aan de
voorschriften 7, 11 en 20 moeten voldoen, doch deze voorschriften, die betrekking
hebben op lekstabiliteit, brandbescherming en elektriciteitsvoorziening, zijn
ingevolge artikel 3, eerste lid, niet van toepassing. In plaats daarvan moeten
schepen in INF-klasse 1 voldoen aan de voorschriften met betrekking tot
lekstabiliteit, brandbescherming en elektriciteitsvoorziening, die in artikel 3,
tweede lid, worden genoemd. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de
voorschriften 7, 11 en 20 geen concrete technische eisen bevatten, maar het aan de
nationale overheden overlaten om met betrekking tot meergenoemde onderwerpen eisen
te stellen aan schepen in INF-klasse 1. De eisen die in dat kader aan schepen onder
Nederlandse vlag worden gesteld, zijn opgenomen in artikel 3, tweede lid. Artikel 4
regelt de afgifte en de geldigheid van de Verklaring inzake het voldoen aan de
bijzondere voorschriften van de INF-Code. Met dit document kan worden aangetoond dat
een schip aan de INF-Code voldoet. Er bestaat vooralsnog geen internationale
verplichting om dit document aan boord te hebben.
Gelet op het
feit dat de INF-Code reeds bij de doelgroep bekend is, wordt de als bijlage bij deze
bekendmaking opgenomen tekst van de INF-Code bekendgemaakt door terinzagelegging.
Het hoofd van de
Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.