Bekendmaking aan de scheepvaart tot wijziging van Bekendmaking
aan de scheepvaart no. 255/1990 (Intacte stabiliteit van pontons, bestemd voor het
vervoer van dekladingen)
Het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie,
Gelet op artikel 67a, eerste lid, van het
Schepenbesluit 1965;
Maakt bekend:
Artikel I
Bekendmaking aan de scheepvaart no. 255/1990 komt te luiden:
Artikel 1. Algemeen
1.1 Definities
L : de lengte van de
ponton, omschreven in artikel 2, eerste lid, van bijlage I, van het Schepenbesluit
1965;
B : de grootste breedte van de ponton, omschreven in artikel
2, vierde lid, van bijlage I, van het Schepenbesluit 1965;
H : de
holte van de ponton naar de mal, omschreven in artikel 2, vijfde lid, van bijlage I,
van het Schepenbesluit 1965;
Cb : de volheidscoëfficiënt,
omschreven in artikel 2, zevende lid, van het Schepenbesluit 1965;
D1 : deplacement met huid en aanhangselen in zoet water met een dichtheid van
1,000 t/m3;
D2 : deplacement met huid en aanhangselen
in zout water met een dichtheid van 1,025 t/m3;
M1 :
moment nodig voor 1 cm totale trimverandering op de diepgangsschalen in zout water
met een dichtheid van 1,025 t/m3;
Xb : drukkingspunt in
lengte;
Xa : zwaartepunt van de lastlijn in lengte;
KM : dwarsmetacentrum boven de basislijn.
1.2 Toepassing
De bepalingen van deze
Bekendmaking zijn van toepassing op pontons, welke:
a. onbemand en
gesleept vervoerd worden;
b. uitsluitend lading op dek vervoeren;
c. een Cb van 0,9 of groter hebben;
d. een
B/H-verhouding van meer dan 3,0 hebben; en
e. geen luiken, anders
dan luiken met een opening van ten hoogste 1,5 m2 die dicht tegen weer en
wind kunnen worden afgesloten door middel van pakking en knevels, dan wel kleine,
waterdicht afsluitbare mangaten, in het dek hebben.
Artikel 2. Diepgangsmetingen
In plaats van het houden van een hellingproef kan over het
algemeen worden volstaan met het meten van de diepgangen van de ledige,
gebruiksklare ponton en van de dichtheden van het omringende water, indien aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. het zwaartepunt van de
ledige, gebruiksklare ponton moet worden aangenomen ter hoogte van het dek. Een
enigszins geringere hoogte van het zwaartepunt van de ledige, gebruiksklare ponton
boven de basis (KG) kan door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie, op grond van een
overgelegde, gedetailleerde gewichtsberekening van de ponton, worden aanvaard;
b. de diepgangsmeting moet worden gehouden ten overstaan van een
ambtenaar van de Scheepvaartinspectie. Uit de metingen van de diepgangen en de
dichtheden van het omringende water moet het gewicht van de ledige, gebruiksklare
ponton en de daarbij behorende ligging van het zwaartepunt in lengte worden bepaald.
Artikel 3. Stabiliteitsgegevens en
-berekeningen
3.1 De volgende gegevens moeten ter keuring worden
ingediend:
a. lijnenplan;
b.
carènediagram1 bevattende: 1° D1-kromme; 2° D2-kromme; 3° M1-kromme;
4° Xb-kromme; 5° Xa-kromme; 6° KM-kromme;
c. dwarskrommen1 voor
ten minste de hellingshoeken: 5, 10, 15, 20, 25, 30 en 45 graden;
d. verslag van diepgangsmeting, alsmede een berekening van het gewicht van de
ledige, gebruiksklare ponton en de bijbehorende ligging van het zwaartepunt in
lengte;
e. de aangenomen of berekende waarde voor de ligging van
het zwaartepunt van de ledige ponton in hoogte;
f. een
beladingsdiagram, waaruit op eenvoudige wijze bij verschillende deplacementen de
maximaal toelaatbare hoogte van het zwaartepunt van de deklading boven het dek kan
worden gevonden. Ook maximum KG-krommen of deadweight-momentkrommen kunnen voor dit
doel worden aanvaard; en
g. de aan f. ten grondslag liggende
berekeningen.
3.2 Bij het vervaardigen van de berekeningen,
bedoeld onder 3.1, geldt het volgende:
a. met uitzondering van
dekladingen hout als bedoeld onder c. van dit lid, mag het opdrijvend vermogen van
dekladingen niet in rekening zijn gebracht;
b. de toename van het
gewicht ten gevolge van de opname van water door de deklading, of de toename ten
gevolge van ijsafzetting dan wel ten gevolge van door de lading ingesloten water,
moet in rekening worden gebracht, waarbij onder andere het volgende geldt:
1° het gewicht van een deklast hout neemt ten gevolge van de
opname van water door het hout met 10 percent toe;
2° het gewicht
van een deklast pijpen moet worden vermeerderd met het gewicht van de hoeveelheid
water dat zich tussen en in de pijpen kan verzamelen. Deze hoeveelheid bedraagt 30
percent van het netto-volume van de door de pijpen ingenomen ruimte en van de ruimte
tussen pijpen;
c. het opdrijvend vermogen van dekladingen hout mag
slechts in rekening zijn gebracht, indien de in de berekening aangenomen hoogte van
de deklading niet groter is dan de hoogte van de deklading volgend uit 3.1, onder
f., en:
1° de deklading bestaat uit los vervoerd gezaagd hout
waarvoor een permeabiliteit van 0,25 is aangenomen; of
2° de
deklading bestaat uit tot pakketten gebundeld gezaagd hout van dezelfde lengte (z.g.
lengtepakketten) waarvoor een permeabiliteit van 0,50 is aangenomen;
d. de berekeningen moeten worden vervaardigd voor een
diepgangsbereik dat zich tenminste uitstrekt van de diepgang van de ledige ponton
tot de grootst toegekende diepgang;
e. als hellingshoek, waarbij
de ponton vervuld raakt, moet de hoek worden aangehouden waarbij een niet-waterdicht
afsluitbare opening te water geraakt. Een ontluchting met een automatisch werkend
afsluitmiddel en een waterdicht mandeksel kunnen in dit verband als waterdicht
worden beschouwd.
f. de invloed van de windvang moet in rekening
worden gebracht. Bij het bepalen van deze invloed moet:
1° de
winddruk constant worden gehouden, waarbij een gelijkmatige verdeling van de
deklading over de gehele lengte van de ponton moet worden aangehouden;
2° als zwaartepunt van de lading een punt op de halve hoogte van
de gelijkmatig verdeelde lading worden aangenomen;
3° als windarm
de verticale afstand tussen het punt op halve diepgang en het zwaartepunt van het
zijdelings windvangend oppervlak van de deklading worden aangehouden.
Artikel 4. Stabiliteitscriteria
4.1 Het oppervlak onder de kromme van armen van statische
stabiliteit tot aan de hoek, waarbij de maximum arm optreedt, moet tenminste 0,08
mrad. bedragen;
4.2 De statische hellingshoek ten gevolge
van een gelijkmatige winddruk van 0,54 kPa mag niet groter zijn dan de hoek, waarbij
in de betreffende beladingstoestand de helft van het oorspronkelijke vrijboord
resteert; 4.3 de omvang van de kromme van armen van statische stabiliteit moet ten
minste bedragen:
- 20 graden voor pontons met een lengte L van 100
meter of minder;
- 15 + 0,1 x (150 - L) graden voor pontons met
een lengte L van meer dan 100 meter, doch minder dan 150 meter;
-
15 graden voor pontons met een lengte L van 150 meter of meer.
Artikel 5.Met de in deze bekendmaking vastgestelde technische normen of technische
eisen worden gelijkgesteld daaraan gelijkwaardige technische normen of technische
eisen, vastgesteld door een andere lid-staat van de Europese Unie dan wel door een
staat die partij is bij de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte.
Artikel II
Deze bekendmaking treedt in werking met ingang van de tweede dag
na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze bekendmaking zal met de toelichting in de
Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in de Landscourant van Aruba worden
geplaatst.
Het Hoofd van
Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.
1 Deze gegevens mogen ook in de vorm van daartoe geëigende tabellen
worden ingediend.
Toelichting
Deze Bekendmaking aan de scheepvaart strekt tot het opnieuw
vaststellen van Bekendmaking aan de scheepvaart no. 255/1990 (Stcrt. 1990, 117). Het
ontwerp van die bekendmaking werd niet genotificeerd overeenkomstig artikel 8,
eerste lid, van richtlijn nr. 83/189/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen
van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en
technische voorschriften (PbEG L 109)2. Om alsnog aan de verplichting tot
notificatie te voldoen is deze bekendmaking in ontwerp aan de Commissie van de
Europese Gemeenschappen genotificeerd (zie ook kamerstukken II 1996/1997, 25 389).
De tekst van de bekendmaking is identiek aan de tekst van de
oorspronkelijke bekendmaking, behoudens het volgende.
In artikel 5
is een bepaling betreffende wederzijdse erkenning opgenomen betreffende de
wederzijdse erkenning van technische normen en technische eisen.
De ontwerp-bekendmaking is op 25 augustus 1997 gemeld aan de Commissie van de
Europese Gemeenschappen (notificatienr. 97/0650/NL), ter voldoening aan artikel 8,
eerste lid, van de eerdergenoemde richtlijn nr. 83/189/EEG.
De
ontwerp-bekendmaking is op 1 oktober 1997 gemeld aan het Secretariaat van de Wereld
Handelsorganisatie (notificatienr. G/TBT/Notif.97.578), ter voldoening aan artikel
2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst
inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235). Een aankondiging van de
ontwerp-bekendmaking is gepubliceerd in Stcrt. 1997, 197.
Deze
notificaties zijn noodzakelijk aangezien de bekendmaking technische voorschriften
bevat in de zin van richtlijn nr. 83/189/EEG, zoals gewijzigd, en als bedoeld in
voornoemde overeenkomst.
Als technische voorschriften kunnen
worden aangewezen de artikelen 3 en 4.
Deze voorschriften, die
zonder onderscheid van toepassing zijn op Nederlandse en ingevoerde pontons bestemd
voor het vervoer van deklading zijn uit hoofde van een doeltreffende bescherming van
de openbare veiligheid en de gezondheid en het leven van personen noodzakelijk. Ook
zijn zij evenredig aan de met deze voorschriften beoogde doelen.
Voor zover deze bekendmaking kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van
gelijke werking in de zin van artikel 30 EG-Verdrag bevat, zijn deze derhalve
gerechtvaardigd ter bescherming van de bovengenoemde belangen.
In
het kader van de notificatie ingevolge de richtlijn is in artikel 5 de bovengenoemde
bepaling betreffende wederzijdse erkenning opgenomen met het oog op de
geharmoniseerde toepassing van technische voorschriften.
De
WTO-notificatieprocedure heeft niet geleid tot wijziging van de
ontwerp-bekendmaking.
Het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie,
H.G.H. ten Hoopen.
2 Laatstelijk gewijzigd bij richtlijn nr. 94/10/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 maart 1994 (PbEG L 100). Een
bijgewerkte integrale tekst van de richtlijn is gepubliceerd in PbEG 1997, C 78.