Onderwerp: Bezoek-historie

BadS 249/1989 Beperkte vaargebieden
Geldigheid:07-09-1989 t/m 31-12-2004Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.


Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Gelet op:
het bepaalde in artikel 33 van het Schepenbesluit 1965 *;
Maakt bekend:

1. De in deze bekendmaking onderscheiden beperkte vaargebieden worden toegekend op basis van de constructie, inrichting of uitrusting van een schip en zijn gelegen aan de buitenzijde van de buitengaatslijn zoals bedoeld in artikel 1, lid 1. onder a, b en c van de Schepenwet.

2. Voor schepen, geen zeegaande zeilende passagiersschepen of vaartuigen gebruikt voor de bedrijfsmatige recreatie zijnde, worden de volgende beperkte vaargebiedenonderscheiden;
Vaargebied 200
Een gebied aan de buitenzijde begrensd door een lijn gelegen 200 mijl buiten de buitengaatslijn, waarbij de afstand tot de dichtstbijzijnde haven niet groter mag zijn dan 200 mijl;

3. Voor schepen geen zeegaande zeilende passagiersschepen, vaartuigen gebruikt voor bedrijfsmatige recreatie of schepen gebruikt voor het vervoer van lading van haven naar haven zijnde, gelden de volgende beperkte vaargebieden;
Vaargebied 30
Een gebied aan de buitenzijde begrensd door een lijn gelegen 30 mijl buiten de buitengaatslijn, niet verder dan 12 uur varen uit een met name genoemde werkhaven, en nooit verder verwijderd dan 6 uur varen vanaf een beschutte havenafrede;
Vaargebied 15
Een gebied aan de buitenzijde begrensd door een lijn gelegen 15 mijl buiten de buitengaatslijn;
Vaargebied 5
Een gebied aan de buitenzijde begrensd door een lijn gelegen 5 mijl buiten de buitengaatslijn;
Vaargebied 5P
Een gebied binnen een afstand van 5 mijl vanaf een aan zee gelegen met name genoemde werkhaven of riviermonding;

4. Aan de onder 3. genoemde vaargebieden, kan een nadere gebiedsbeperking gemeten langs de kust worden opgelegd; voorts kan het Hoofd van de Scheepvaart nadere voorwaarden stellen.

5. Bestaande schepen welke op de datum 8 november 1988 waren voorzien van een certificaat van Deugdelijkheid voor een niet in deze bekendmaking genoemd beperkt vaargebied worden ingedeeld in het naast hogere vaargebied. Met deze gebiedsuitbreiding samenhangende eisen met betrekking tot de uitrusting zijn voor deze schepen alleen van toepassing, indien zulks door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie praktisch uitvoerbaar en redelijk wordt geacht.

Trekt in:
Bekendmaking aan de Scheepvaart nr. 8/1965 van 3 september 1965.

Rijswijk, 7 september 1989
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
Drs. J.K. Vreeswijk.


* Laatstelijk gewijzigd bij koninklijk Besluit van 5 augustus 1989 (Stb. 352).
Naar boven