Onderwerp: Bezoek-historie

Ontwerpbesluit Wnb; mosselzaadvisserij Zuidwestelijke Delta
Geldigheid:30-07-2024 t/m 01-11-2028Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 26 juli 2023 heeft u vanuit de Producentorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur (hierna: P.O. Mosselcultuur), namens diverse beoogde vergunninghouders, verzocht om een meerjarige raamvergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Deze vergunning is aangevraagd ten behoeve van eventuele halfjaarlijkse mosselzaadvisserijen vallend in de periode van 1 maart 2024 tot en met 1 maart 2029.

De aanvraag wordt, meer specifiek, gedaan voor diverse bedrijven en natuurlijke personen zoals weergegeven in bijlage 1.

De mosselzaadvisserij (hierna: de activiteit) is aangevraagd in de daarvoor opengestelde sublitorale gebieden binnen de Natura 2000-gebieden Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe, Vlakte van de Raan en Voordelta.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de activiteit wordt kortheidshalve verwezen naar de Passende Beoordeling (hierna: PB) zoals vervat in bijlage 2 bij dit ontwerpbesluit.

Procedure

Op 14 november 2023 heb ik de ontvangst van de, namens u, ingestuurde stukken bevestigd en bij e-mail van 14 november 2023 heb ik u verzocht om aanvullingen van de bij de aanvraag overlegde PB. Op 4 december 2023 heeft u uw aanvraag aangevuld.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Het algemene besluit tot toepassing van deze procedure op de behandeling van vergunningaanvragen op grond van de Wnb, is gepubliceerd in de Staatscourant van 30 juli 2021, stcrt-2021-37286.

Besluit

Met ingang van 1 januari 2024 is de Omgevingswet van kracht. De voor deze datum ingediende vergunningaanvragen worden nog afgehandeld vanuit de Wnb.

Ik besluit om u op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb de gevraagde vergunning te verlenen.

In dit besluit vindt u de voorschriften en de inhoudelijke overwegingen die aan deze vergunning ten grondslag liggen. De aanvraag en de diverse relevante bijlagen zijn integraal onderdeel van dit besluit.

1 AANVRAAG

1.1 Onderwerp

De aanvraag heeft betrekking op de vangst van mosselzaad in de vier voorgenoemde Natura 2000-gebieden. Het gevangen mosselzaad wordt na opvissen overgebracht naar kweekpercelen in de Oosterschelde. Het opkweken van het mosselzaad binnen de kweekpercelen maakt nadrukkelijk geen onderdeel uit van deze vergunning.

De vergunningaanvraag is ingediend vóór de afronding van de halfjaarlijkse bestandsopnames (hierna: surveys) die telkens voorafgaan aan de individuele halfjaarlijkse visserijen. Tijdens de survey wordt een inschatting gemaakt van de omvang, ligging, visbaarheid en stabiliteit van de mosselzaadbestanden. De beoogde visserijen worden zeer kort na deze surveys voorzien.

In het onderhavige ontwerpbesluit zijn daarom reeds voorschriften opgenomen waaraan de voorgenomen halfjaarlijkse visserijen moeten voldoen om binnen de kaders van hetgeen vergund is te blijven.

1.1.1 Visplan

Op basis van de surveys wordt, per voorgenomen halfjaarlijkse visserij, een concreet Visplan opgesteld. Een dergelijk individueel halfjaarlijks Visplan wordt in aanvulling op de onderhavige meerjarige raamvergunning door de P.O. Mosselcultuur ter goedkeuring aan het bevoegd gezag voorgelegd. Een individuele visserij kan alleen van start gaan na verkregen akkoord van het bevoegd gezag.

Het Visplan bevat ten minste een stikstoftoets (middels een AERIUS-berekening), de omvang van het beoogde op te vissen bestand aan mosselzaad, de beoogde locaties van de mosselzaadvisserij en de periode waarin dit wordt opgevist.

Black Box-data

De houders van de onderhavige raamvergunning, meer specifiek, de vergunninghouders die daadwerkelijk het mosselzaad in een specifieke halfjaarlijkse visserij zullen opvissen, wordt gevraagd om gelijktijdig met het Visplan zowel een 'Toestemmingsverklaring Black Box' alsmede een valide en volledig ingevulde 'Installatieverklaring Black Box' aan te leveren. Middels deze toestemmingsverklaringen verklaart de betreffende vergunninghouder zich akkoord met het doorgeven van Black Box-data aan het ten behoeve van het toezicht in te richten data-platform (zie voorschrift 25).

1.1.2 Meldingsysteem

In de PB wordt verwezen naar een gestandaardiseerde procedure voor het bepalen van het gewicht en volume van het door iedere individuele vergunninghouder opgeviste mosselzaad. De lading van alle schepen wordt gemeten op specifiek te bepalen locaties na iedere visdag door medewerkers van de Nederlandse Mosselveiling, op aanwijzing van de P.O. Mosselcultuur. De P.O. Mosselcultuur zal een beschrijving van deze procedure toevoegen aan de individuele Visplannen.

De resultaten zullen worden toegevoegd in het daarvoor bij de P.O. Mosselcultuur beschikbare meldingssysteem en zullen worden gebruikt voor de wekelijkse evaluatie van het opgeviste quotum.

1.2 Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1°: niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, met inbegrip van het invangen van schelpdierenzaad en van schelpdiercultures en het uitzetten van schelpdieren, van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

1.3 Overgangsrecht

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De aanvraag is ingediend onder de Wnb. Op grond van het overgangsrecht van de Omgevingswet handelt het bevoegd gezag een aanvraag van vóór 1 januari 2024 af op grond van het oude recht. Dit betekent dat het bevoegd gezag een besluit neemt op basis van de Wnb en dat de Wnb/wetgeving van vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft totdat het besluit onherroepelijk is.

1.4 Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe, Vlakte van de Raan en Voordelta, een significant verstorend effect hebben op de natuurwaarden waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

1.5 Beoordeling van het project

1.5.1 Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u, namens de diverse beoogde vergunninghouders, een vergunning aanvraagt, vormen per individuele vergunninghouder een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden kunnen leiden tot significante negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden.

1.5.2 Passende Beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overlegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Hierbij moet rekening gehouden worden met de instandhoudingsdoelstellingen van de gebieden. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien.

Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren. Dit is beide niet aan de orde. Er is een noodzaak om op basis van de meest actuele gegevens en (wetenschappelijke) inzichten een PB uit te voeren.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van de desbetreffende Natura 2000-gebieden niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB.

1.6 Beleid

1.6.1 Actualisatie Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2023-2033 (hierna: het Beleidsbesluit)

In het Beleidsbesluit is het beleid voor en maatregelen inzake de schelpdiervisserij in de periode 2023-2033 neergelegd. Specifiek ten aanzien van de mosselzaadvisserij in de Zuidwestelijke Delta wordt het volgende gesteld:

[…] 3.2.3.2 Mosselzaadvisserij in het diepe

In de Oosterschelde is slechts zeer incidenteel sprake van een mosselzaadval van enige omvang. Af en toe vindt in de Voordelta en Westerschelde (binnen én bij monding in Vlakte van de Raan) ook zaadval plaats. Heel zelden is er sprake van bodemzaadvisserij elders langs de Nederlandse kust. Voor de mosselzaadvisserij buiten de Waddenzee wordt het huidige beleid, waarbij getoetst wordt aan de Wnb en de Natura 2000-beheerplannen, voortgezet (par. 3.2.3.2).

Het huidige beleid in voorgaande zin betreft het vigerende beleid uit de Natura 2000-beheerplannen en de relevante Toegangbeperkingsbesluiten (TBB's) van de betrokken gebieden.

1.6.2 Natura 2000-beheerplannen

De mosselzaadvisserij wordt in diverse Natura 2000-beheerplannen genoemd. De relevante teksten zijn in onderstaande beknopt weergegeven. De, in enkele van deze Natura 2000-beheerplannen vastgelegde, generieke visserijvoorwaarden zijn door mij, waar relevant en in praktische zin (qua naleving en toezicht) voldoende uitvoerbaar, verwerkt in diverse voorschriften en beperkingen.

Voordelta

Het Natura 2000-beheerplan Voordelta bevat onderstaande bijlage 3, met voorschriften en beperkingen ten aanzien van de mosselzaadvisserij.

[…] Bijlage 3 Overzicht wijziging activiteiten ten opzichte van eerste beheerplan

  • De vaartuigen dienen te beschikken over operationele volgapparatuur ten behoeve van de handhaving, zoals bedoeld wordt in het beheerplan Voordelta.

  • Het is niet toegestaan droogvallende platen te bevissen; uitgezonderd van de visserij zijn derhalve alle op de meest recente Hydrografische kaarten groen gekleurde gebieden; dit zijn de gebieden die boven het reductievlak (LAT) liggen (zie: www.hydro.nl/LATfolder). De begrenzing van deze gebieden, wordt gevormd door de lijn die de scheiding aangeeft sen de in groen en blauw of wit aangegeven gebieden op deze kaarten en niet door de werkelijke situatie ter plaatse.

  • Het is niet toegestaan te vissen in de rustgebieden zoals die worden aangegeven in het beheerplan Voordelta.

  • Verstoring van in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt. Rustende zeehonden en vogels mogen niet dichter dan tot op een afstand van 1.200 m., respectievelijk 500 m worden genaderd.

  • Het is niet toegestaan om gedurende de visserij met de betrokken visserijvaartuigen met een hogere snelheid dan 20 kilometer per uur [gemiddeld 10 knopen] te varen.

Deltawateren

In het Natura 2000-beheerplan Deltawateren staan geen specifieke passages of aanwijzingen in relatie tot de mosselzaadvisserij.

Vlakte van de Raan

[…] 6.2. Toetsingskader mosselzaadvisserij en mosselzaadinvanginstallaties (MZI's)

Mocht in de toekomst toch weer belangstelling ontstaan om op traditionele wijze mosselzaad te gaan vissen in het gebied, is een toetsing nodig op de effecten ervan voor de instandhoudingsdoelstellingen voor het habitat H1110B en de soorten bruinvis, gewone en grijze zeehond, fint, zeeprik en rivierprik. Alleen wanneer gegarandeerd kan worden dat de voorgenomen activiteit zo vormgegeven wordt dat het bereiken van deze instandhoudingsdoelstellingen er niet door kan worden belemmerd (ook niet in cumulatie met andere activiteiten), kan een NB-wetvergunning voor mosselzaadvisserij worden afgegeven.

[…] Algemeen toetsingskader voor beroepsvisserij

Daarnaast zijn op alle vormen van visserij de generieke voorwaarden voor visserijvormen van toepassing. Deze zijn opgenomen in onderstaande bijlage 3.1.

[…] Bijlage 3.1 Generieke visserijvoorwaarden Vlakte van de Raan

  1. Het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval (bijvoorbeeld losgesneden touw) moet worden opgevangen en niet in het water terechtkomen;

  2. Wanneer tijdens de visactiviteiten beschermde soorten van de Het rivierprik, zeeprik of fint worden gevangen, moeten deze direct worden teruggezet. Het is niet toegestaan vissen van deze soorten ter bestudering mee te nemen aan boord;

  3. Op de Vlakte van de Raan wordt een regime van zonering van toepassing: de VIBEG-maatregelen (zie [VIBEG] Bijlage 2.2).

1.6.3Toegangbeperkende Besluiten

Vanuit het TBB Westerschelde & Saeftinghe geldt de toegangsbeperking zoals aangegeven op de bij het besluit behorende kaart 'Toegangbeperking Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe' (artikel 11.1 van het TBB Westerschelde & Saeftinghe).

Datzelfde geldt voor het TBB Oosterschelde en is aangegeven op de bij het besluit behorende kaart 'Toegangbeperking Natura 2000-gebied Oosterschelde' (artikel 8.1 van het TBB Oosterschelde).

De bovenstaande TBB's bevatten geen expliciete of specifieke bepalingen voor de mossel(zaad)visserij sector in de aangemerkte gebieden, daarom zijn de verbodsbepalingen uit de TBB's niet van toepassing op de beoogde mosselzaadvisserij.

Volgens de uitgangspunten in de PB is het niet toegestaan te vissen in de (winter) rustgebieden zoals die worden aangegeven in het beheerplan Voordelta en op droogvallende platen. De winterrustgebieden zijn gesloten van 1 november tot 1 april. Om dit te borgen zijn diverse voorschriften (10, 29 en 30)opgenomen in het ontwerpbesluit.

De thans geldende zonering in de Voordelta is vastgelegd in het TBB Hinderplaat (9 juni 2008), Bollen van de Ooster, Bollen van het Nieuwe Zand en het TBB Middelplaat en Slikken van Voorne (25 oktober 2016).

Permanent gesloten gebieden

TBB Westerschelde & Saeftinghe

(delen van) het Zwin, de Verdronken Zwarte Polder, het westelijke deel van de Hooge Platen, de Plaat van Baarland, de Paulinapolder, de Slikken van Waarde en het Verdronken Land van Saeftinghe.

TBB Oosterschelde

Noordtak en het westelijke deel van de Roggenplaat.

Voordelta

de Hinderplaat, de Bollen van de Ooster en de Bollen van het Nieuwe Zand, de Slikken van de Voorne en de Middelplaat

Vlakte van de Raan*

Viertal onderzoeksgebieden (21,43 km2) in gedeelten van de Vlakte van Raan die gewoonlijk worden aangeduid als de Westpit, de Geul van de Walvischstaart en Wielingen.

*Deze sluiting is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Visserij en is daarmee separaat van TBB's.

Deze sluitingen kennen een specifieke autonome grondslag in de Wnb.

Ik wijs ten behoeve van toezicht en handhaving tevens volledigheidshalve op de aanwezigheid van sluitingsregimes op grond van de Uitvoeringsregeling Visserij.

Toezicht en handhaving vinden eigenstandig vanuit de desbetreffende kaders plaats en staan buiten het onderhavige vergunde regime. De sluitingen zijn als gegeven uitgangspunt in de aangeleverde PB genomen.

2 Beoordeling

2.1 Afbakening

2.1.1 Formeel beschikbaar visgebied

Sublitoraal

De beoogde mosselzaadvisserij vindt, volgens de aanvragers, uitsluitend plaats in de voor mosselzaadvisserij opengestelde, permanent onderwater staande (sublitorale) gebieden. Op de kaart in bijlage I van de PB zijn de verschillende gebiedscategorieën voor de visserij aangegeven die permanent gesloten zijn. De gebiedsdelen die op de kaart zijn gedefinieerd als 'Intergetijdengebied' maken mijns inziens geen deel uit van het visgebied, want de mosselzaadvisserij is immers beperkt tot het sublitoraal van de Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe, Vlakte van de Raan en Voordelta.

2.1.2 Gevolgen

Ten behoeve van de beoordeling van de eventuele effecten van de voorgenomen mosselzaadvisserijen is in de PB nader geïnventariseerd welke in redelijkheid denkbare gevolgen onderzocht moeten worden. Ik neem dat over.

2.1.3 Natuurwaarden

De natuurwaarden die beïnvloed kunnen worden, zijn opgesomd in de PB; ik onderschrijf de juistheid van die selectie.

2.1.4 Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied, gevolgen en natuurwaarden die door de aangevraagde activiteit beïnvloed zou kunnen worden in de PB op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.

2.2 Weging PB en mitigerende maatregelen

Ten behoeve van de aanvraag is een PB aangeleverd die de effecten van de activiteiten van een willekeurige individuele mosselzaadvisser in de betrokken Natura 2000-gebieden beschrijft en óók de collectieve effecten van alle mosselzaadvissers tezamen beschouwt qua o.a. voedselontrekking en verstoring. Het te toetsen aspect 'stikstof' wordt, via de halfjaarlijkse individuele Visplannen, separaat en op specifiek individuele basis beoordeeld op het moment dat een daadwerkelijke zaadvisserij aan de orde is.

Ik onderschrijf de effectanalyses zoals vervat in de PB en markeer ik onderstaande nog enkele specifieke zaken.

2.2.1 Habitattypen

De PB stelt dat de activiteit de ontwikkeling van meerjarige mosselbanken niet in de weg staat. Het areaal van de aanwezige mosselzaadbank wordt namelijk niet gereduceerd, maar uitgedund door het gebruik van mosselkorren met een maaswijdte van ca. 8 cm. De ontwikkeling van sublitorale mosselbanken wordt daarentegen vooral belemmerd door (zeester)predatie en wegspoeling en deze zijn daarom instabieler dan mosselkweekpercelen.Voorschriften 17 en 18zijn opgenomen om te borgen dat de mosselzaadvisserij de ontwikkeling van stabiele, meerjarige mosselbanken niet belemmert.

2.2.2 Habitatrichtlijn soorten

Gewone en Grijze zeehond & Bruinvis

Bijvangst en voedselonttrekking

De PB (paragraaf 5.2.1.1) stelt dat de activiteit geen merkbare invloed op de bijvangst en voedselbeschikbaarheid heeft door de lage snelheid van niet meer dan 2,5 knopen tijdens het vissen, de gemiddelde maaswijdte van 8 cm en het formaat van de mosselkorren. Deze eigenschappen van de activiteit geven zeehonden en de vissoorten waarop zij foerageren, voldoende tijd en gelegenheid om de korren te ontwijken. De mosselvisserij heeft derhalve geen merkbare invloed op de voedselbeschikbaarheid voor zeehonden en bijvangst is nooit waargenomen.

Verstoring

In de PB wordt geconcludeerd dat verstoring op voorhand is uitgesloten in de rustgebieden van de Voordelta, omdat binnen de relevante rustgebieden niet op schelpdieren mag worden gevist. Dit geldt eveneens voor de Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe en Vlakte van de Raan, omdat hier ook gesloten gebieden zijn ingesteld waar (permanent of tijdelijk) niet mag worden gevist.

Uit de verspreidingskaarten van figuur 3 van de PB blijkt dat zeehonden zich ophouden op vrijwel alle droogvallende platen en dat zij op deze locaties mogelijk gevoelig zijn voor verstoring.

Als uitgangspunt voor de verstoring van groepen rustende zeehonden die buiten de gesloten gebieden op drooggevallen platen rusten, wordt in de PB uitgegaan van 500 meter waarbij binnen deze afstand tot de platen, niet wordt gevist. Daarmee zouden, volgens de PB, significante effecten op zeehonden via verstoring op voorhand onwaarschijnlijk zijn. Aanvullend zouden recente studies laten zien dat de relevante verstoringsafstanden in relatie tot zeehonden ligt tussen 150 m en 500 m en dat deze afstanden gegeven de omstandigheden kunnen variëren.

Ik heb de verschillende verstoringsafstanden zoals vermeld in 5.2.1.1 van de PB overwogen en sluit mij aan bij het deel van de PB waarin wordt gesteld dat de afstanden, gegeven de omstandigheden, kunnen variëren (bijvoorbeeld betreffende de activiteit en plaats in relatie tot gewenning van al dan niet zogende dieren of activiteiten tijdens de rui- of verharingsperiode).

Het is dus niet exact van de voren aan te duiden onder welke specifieke omstandigheden en naar aanleiding van welke activiteiten er daadwerkelijk verstoring zal optreden. Ik ga er in ieder geval vanuit dat er bij de uitvoering van de visserij de algemeen geldende (zorg) verplichting uit artikel 11.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving in acht wordt genomen door de vergunninghouders (zie voorschrift 30). Ik heb in dat voorschrift enkele specifieke aanwijzingen richting de vergunninghouders opgenomen.

In relatie tot de diverse gesloten gebieden binnen het beoogde visserijgebied neem ik voorschrift 29 op in het onderhavige ontwerpbesluit.

Zeeprik (H1095), Rivierprik (H1099), Fint (H1103) en Elft (H1102)

In de PB (paragraaf 5.2.1.3) worden de lage vissnelheid van, in de regel, niet meer dan 2,5 knopen en het formaat van de korren aangedragen als maatregelen om bijvangst van de genoemde vissoorten te vermijden.

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

Verstoring Vogelrichtlijnsoorten in de Voordelta

Zoals hiervoor is aangegeven voor zeehonden in de Voordelta, neem ik ook voor foeragerende en rustende groepen vogels zoals de Vogelrichtlijnsoorten Roodkeelduiker, Aalscholver, Fuut, Kuifduiker, Dodaars, Middelste zaagbek, Topper, Eider, Zwarte Zee-eend en Brilduiker als uitgangspunt de voorwaarden over uit het beheerplan Voordelta. Deze voorwaarden zijn uitgewerkt in de voorschrift 30 van het ontwerpbesluit.

Ter bescherming van de in de winter aanwezige populaties Zwarte Zee-eenden, Eidereenden en Sterns in de Voordelta gelden enkele van de hiervoor besproken TBB's. De winterrustgebieden in de Voordelta zijn gesloten van 1 november tot 1 april. Ik verwacht dan ook geen significant negatieve effecten door verstoring van mosselzaadvisserij.

Verstoring Vogelrichtlijnsoorten in de Oosterschelde, Westerschelde en Vlakte van de Raan

Om rustende aalscholvers niet te verstoren, dient er voldoende afstand tot zandplaten te worden gehouden. Daarnaast staat voor droogvallende platen buiten de gesloten gebieden in de uitgangspunten van de PB dat daar een verstoringsafstand wordt gehanteerd van minimaal 150 meter tot op drooggevallen platen foeragerende en/of rustende vogels.

Het is niet exact van de voren aan te duiden onder welke specifieke omstandigheden en naar aanleiding van welke activiteiten er daadwerkelijk verstoring zal optreden. Ik ga er in ieder geval vanuit dat er bij de uitvoering van de visserij de algemeen geldende (zorg) verplichting uit artikel 11.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving in acht wordt genomen door de vergunninghouders (zie voorschrift 30). Ik heb in dat voorschrift enkele specifieke aanwijzingen richting de vergunninghouders opgenomen.

Voedselonttrekking van schelpdieretende soorten in de Voordelta

Zwarte Zee-eenden lijken niet specifiek op mosselzaad te foerageren, maar het is niet uit te sluiten dat in tijden van schaarste (kleine) mosselen een belangrijke voedselbron kunnen zijn. Volgens de uitgangspunten van de PB in paragraaf 2.2 is bij het opstellen van Visplannen als uitgangspunt genomen dat in een situatie van directe dreiging van zeesterrenvraat, een eventuele najaarsvisserij in het winterregimegebied van de Voordelta plaatsvindt. Door zeesterrenvraat is het mosselzaad niet meer beschikbaar als voedsel voor schelpdiereters. Ik merk hierbij op dat najaarsvisserij in het winterregimegebied plaats kan vinden tot 1 november gezien het andere uitgangspunt in paragraaf 2.2 van de PB is dat de winterrustgebieden voor alle activiteiten gesloten zijn van 1 november tot 1 april.

De PB geeft aan dat vaststelling van de dreiging dat het zaadbestand door zeesterrenvraat dreigt te verdwijnen, zal gebeuren door een onafhankelijke en (deels) wetenschappelijke partij tijdens de najaarssurvey. Deze waarnemingen zullen door de LVVN toezichthouders opvolgend worden gestaafd.

Als het zaadbestand geen risico loopt om te verdwijnen door zeesterrenvraat of door stormen zal de visserij niet in het najaar, maar in het daarop volgende voorjaar plaats vinden. Hiermee zijn mogelijke gevolgen van de mosselzaadvisserij op de voedselvoorziening van Zwarte Zee-eenden volgens de PB onwaarschijnlijk.

2.3 Toezicht & handhaving: de 'Black Box'

De bij deze visserijen betrokken vaartuigen beschikken over een zogenoemde 'Black Box'. De registraties in dit systeem zijn van belang om afdoende toezicht op de activiteit te houden. Ik heb daarom in dat kader de voorschriften 32 t/m 35 aan het onderhavige ontwerpbesluit verbonden.

3 Stikstofdepositie

3.1 Algemeen

Voor het bepalen van de emissies die gepaard gaan met de uitvoering van een specifieke halfjaarlijkse visserij zal gerekend worden met specifieke emissiewaarden behorende bij de per visserij ingezette individuele vaartuigen. Een nadere, gedetailleerde uitwerking hiervan zal verschijnen als bijlage bij het bij het vaartuig betrokken individueel halfjaarlijks Visplan.

In de 'Handreiking Voortoets' (BIJ12) is gesteld dat voor het waarnemen van ecologische effecten, zoals veranderingen in oppervlakte en kwaliteit van habitattypen er detectielimieten zijn. Thans geldt dat de uitkomsten van AERIUS-berekeningen afgerond moeten worden op honderdsten (0,01) mol N/ha/jr. De facto is dit dus een rekenkundige ondergrens van 0,0049 mol N/ha/jr.; daarboven worden de waarden namelijk afgerond op 0,01 mol N/ha/jr. of hoger. Deze afronding is voldoende precies om de ecologische effecten van stikstof te kunnen beoordelen, omdat kleinere bijdragen niet kunnen leiden tot een piek in de belasting van stikstof.

Het vanuit de aan te leveren Aerius-berekening onder de grens van 0,0049 mol N/ha/jr. blijven, is direct verbonden met de geldigheid en volledigheid van de invoer in de betreffende AERIUS-berekening. Deze invoer zal bij het nader aan te leveren Visplan, individueel per vaartuig, worden gevoegd. Zie hiertoe voorschrift 23.

Bovenstaande betekent dat de voorgenomen activiteiten, vanuit het aspect van stikstof, uitgaande van de voorgenoemde uitgangspunten niet kunnen leiden tot significante gevolgen voor de in de AERIUS-berekening betrokken beschermde waarden van de relevante Natura 2000-gebieden. Er is daarmee geen sprake van een Wnb-vergunningplicht op dat aspect en daarmee ook geen noodzaak om de stikstofdeposities van alle betrokken vergunninghouders in samenhang (cumulatie) met elkaar te beschouwen. Wel maken de toekomstige stikstofberekeningen en uitkomsten daarvan alsmede de achterliggende invoer onderdeel uit van de onderhavige ontwerpvergunning. Voor het project 'mosselzaadvisserij' als geheel is immers een vergunningplicht aan de orde.

3.2 Heersend verkeersbeeld

Als algemene stelregel geldt dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot de verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen. Dit bevestigde de Raad van State (nogmaals) in een uitspraak van 1 september 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1969).

In de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator staat dat een algemeen criterium voor verkeer van en naar inrichtingen is dat de gevolgen niet meer aan de inrichting worden toegerekend wanneer het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afvoerende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Hierbij weegt ook mee hoe de verhouding is tussen de hoeveelheid verkeer die door de voorgenomen ontwikkeling wordt aangetrokken en het reeds op de weg aanwezige verkeer.

In de hierboven genoemde uitspraak van 1 september 2021 bevestigde de Raad van State – net als in de uitspraak van 19 mei 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1054) – dat in stikstofberekeningen, wat betreft het verkeer van en naar inrichtingen, mag worden aangesloten bij de Instructie gegevensinvoer voor AERIUS Calculator. Dat betekent dat de stikstofdepositie van verkeersbewegingen moet worden beoordeeld tot de verkeersbewegingen in het heersende verkeersbeeld zijn opgenomen.

Met betrekking tot de stikstofdeposities ten gevolge van vaarbewegingen van en naar de locaties waar op mosselzaad wordt gevist, ga ik uit van het hierboven genoemde, ook op het land gehanteerde uitgangspunt, dat verkeersbewegingen die niet kunnen worden onderscheiden van het heersende verkeersbeeld niet worden toegerekend aan het project waarvoor een Wnb-vergunning wordt verleend. Zou voor scheepvaartbewegingen niet dezelfde lijn van redeneren worden gehanteerd, dan zouden projecten op water derhalve anders worden beoordeeld.

Voorgaande betekent dat vaarbewegingen die in de hoofdvaarwegen uitgevoerd worden om vanuit de havens uiteindelijk de vislocaties in of buiten deze hoofdvaarwegen, te bereiken en opvolgend vanaf die vislocaties (in of buiten deze hoofdvaarwegen) weer terug te keren in de havens niet toegerekend worden aan het onderhavige getoetste project. Het onderhavige project bestaat derhalve vanuit de stikstoftoetsing, meer specifiek, uit het vissen binnen de betrokken Natura 2000-gebieden (dus ook wanneer dit vissen in de hoofdvaarwegen plaatsvindt) alsmede het varen buiten deze hoofdvaarwegen (daar waar zij geen onderdeel meer uitmaakt van het heersend verkeersbeeld maar nog wel onderdeel vormt van de activiteit 'mosselzaadvisserij' omdat die vaarbewegingen direct uitgevoerd worden om vislocaties te bereiken).

3.3 Toezicht & handhaving op de 'stikstofuren'

Het varen ('stomen') binnen de hoofdvaarwegen maakt geen onderdeel uit van de registratie van de vis- en vaaruren in relatie tot de gerealiseerde aantallen aan vis- en vaaruren. Er wordt aangenomen dat er gevaren ('gestoomd') wordt wanneer het vaartuig (zonder actief vistuig) een snelheid van meer dan 3 knopen heeft. De PB stelt dat de snelheid tijdens het vissen, in de regel, niet meer dan 2,5 knopen is. Echter gezien locatiespecifieke omstandigheden in relatie tot bijvoorbeeld stroming zal een marge van 0,5 knopen worden gehanteerd. Derhalve worden snelheden onder de 3 knopen aangemerkt als vissen.

De navolgende activiteiten tellen daarmee, omgekeerd, wel mee in de stikstofuren-realisaties en het hierop uitgevoerde toezicht:

  • het vissen op mosselzaad in en buiten de hoofdvaarwegen zoals gelegen binnen de betreffende Natura 2000-gebieden;

  • alle vaarbewegingen buiten deze hoofdvaarwegen (voor zover zij onderdeel uitmaken van een visreis).

Het daadwerkelijke aantal gemaakte 'stikstofuren' wordt vastgesteld op basis van de door de Black Box geregistreerde vissnelheden. Daarbij wordt i.v.m. de visserijpraktijk rekening gehouden met het feit dat niet alle vaartijd 'netto vistijd' betreft. Voor het toezicht zal evenwel leidend zijn dat een vaartuig zonder actief operationeel vistuig met een snelheid boven 3 knopen aangemerkt wordt als 'stomend'.

U zult het eerste deel vanuit de haven en het laatste deel van een visreis richting de haven logischerwijs een lagere snelheid dan 3 knopen hanteren. Vanuit een gewogen gemiddelde van de hierop bekende praktijkkennis van de betrokken toezichthouders wordt aangenomen dat, bezien vanuit de fysieke havenmond, 300 meter aangenomen kan worden als het punt waarop de snelheid van meer dan 3 knopen is bereikt (en dus meegevaren wordt met het heersend verkeersbeeld in de betreffende hoofdvaarweg). De binnen die voorgenoemde 300 meter gerealiseerde vaarbewegingen onder de 3 knopen zullen niet aangemerkt worden als een visactiviteit in de hoofdvaarwegen. Het voor het toezicht op het in dit ontwerpbesluit ingerichte dataplatform (hierna: de Visserijmonitor) zal hierop conform deze lijn ingericht worden.

3.3.1 Visserijmonitor

Vanuit de Visserijmonitor zal zowel vanuit de P.O. Mosselcultuur als in een samenwerking met en door de betrokken LVVN toezichthouders via de ontvangen Black Box-data (in combinatie met de logboekdata), toezicht gehouden worden op de realisaties in vis- en vaaruren per eventuele individuele halfjaarlijkse mosselzaadvisserij. Middels de toestemmingsverklaring verklaart de vergunninghouder zich akkoord met het doorgeven van voorgenoemde data aan de Visserijmonitor.

De hoofdvaarwegen zijn weergegeven in een specifieke kaart laag welke ten behoeve van het toezicht hierop in de Visserijmonitor actief gemaakt zal worden. De in de Aerius-berekening gehanteerde vis- en vaarlijnen worden per vaartuig weergegeven in een zogenoemd 'gml.-bestand'. Dit bestand wordt opgenomen in de Visserijmonitor.

Over het werken met de Visserijmonitor vanuit enerzijds de P.O. Mosselcultuur als anderzijds de betrokken toezichthouders zullen in een verder uit te werken handelingsprotocol nadere afspraken gemaakt worden. Het bovengenoemde protocol zal specifiek ingaan op de te verdelen toezicht- en handhavingsrollen van de betrokken partijen en de voor de toezichthouders beschikbare gegevens.

De Visserijmonitor zal tevens een functie vervullen in de relatie tot het toezicht op de voor de mosselzaadvisserij niet toegestane (deels) gesloten gebieden. Het toezicht en de eventuele handhaving via dit dataplatform op de TBB's en overige gebiedssluitingen staat los van het onderhavige ontwerpbesluit en wordt dus via een eigenstandig formele basis ondernomen.

4 Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor de desbetreffende Natura 2000-gebieden. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor reeds geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit, zelfstandig beschouwd, niet leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de betreffende Natura 2000-gebieden of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor de betreffende gebieden zijn aangewezen. Voorts ben ik van mening dat in de PB, ten aanzien van eventuele cumulatieve effecten met andere visserijactiviteiten, scheepvaart, zandsuppleties en schelpenwinning, een uitvoerige en afdoende analyse is uitgevoerd.

Eventueel mogelijke resteffecten en cumulatie daarvan kunnen optreden met betrekking tot voedselbeschikbaarheid, verstoring en bodemberoering. De mosselzaadvisserij is echter zowel in tijd als in ruimte zeer beperkt. Visserijactiviteiten zijn beperkt tot een aantal dagen per jaar. Voor de Zuidwestelijke Delta komt dit, mede gezien de lage kans op visbare bestanden, in de praktijk neer op een aantal dagen per decennium. Daarbij zijn de activiteiten geconcentreerd in een relatief klein gebied.

5Conclusie vergunningverlening

Met de PB, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Ik ben van mening dat de gevraagde vergunning, met in achtneming van de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van het onderhavige ontwerpbesluit ook moet kunnen beschikken over de tevens vereiste toestemming op grond van de visserijwet- en regelgeving.

Voorts: het onderhavige ontwerpbesluit betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.

6 Voorschriften en beperkingen

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebieden; Voordelta, Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe en Vlakte van de Raan, aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van de in bijlage 1 genoemde bedrijven en natuurlijke personen (hierna: vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger) en wordt uitsluitend benut met inzet van de in het Visplan genoemde vaartuig.

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende passende beoordeling (hierna: PB) uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  4. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  5. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  6. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  7. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de onderhavige vergunning wordt schriftelijk gemeld aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (of diens rechtsopvolger) ter attentie van het Cluster Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag). Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens dit bevoegd gezag.

  8. Zodra een specifieke halfjaarlijkse visserij feitelijk is beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  9. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (natuurvergunningen@minlnv.nl; voorheen: wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Diverse nadere voorschriften

  1. Uitvoering van de mosselzaadvisserij vindt uitsluitend plaats binnen het binnen de PB getoetste en vanuit de relevante wet- en regelgeving voor de mosselzaadvisserij formeel toegestane visgebied binnen de relevante Natura 2000-gebieden, waaronder het in acht nemen van de relevante Toegangbeperkende Besluiten (TBB's). Het op basis van de onderhavige vergunning genereren en benutten van locatie- alsmede visserij- en vaardata welke gegeneerd worden door de Black Box-systemen zal tevens als bewijsvoering gehanteerd worden in relatie tot het door de vergunninghouder in acht nemen van de voorgenoemde TBB's. Eventuele handhaving hierop verloopt eigenstandig via de onderliggende wettelijke regimes; zie daartoe ook voorschriften 32 tot en met 35.

  2. Indien gedurende de looptijd van onderhavige ontwerpbesluit gebieden in de betrokken Natura 2000-gebieden ingesteld en/of gewijzigd worden op grond van artikel 2.45 van de Omgevingswet dan dient de mosselzaadvisserij, waar aan de orde, in overeenstemming met dergelijke besluiten te worden uitgevoerd. De werking van een TBB heeft het primaat boven de onderhavige vergunning. Dit geldt tevens voor beperkingen in het vergunde visgebied vanuit andere wet- en regelgeving.

  3. Het is niet toegestaan afval of materialen in het gebied achter te laten. Restafval dient te worden opgevangen en niet in het water terecht te komen.

  4. De medewerkers aan boord van het vaartuig maken tijdens het varen en vissen gebruik van de vuilwatertank aan boord om verontreiniging als gevolg van lozingen op het oppervlaktewater te voorkomen.

  5. Buiten het ingezette vaartuig is enkel het gebruik van geluidsapparatuur ten behoeve van veiligheid en communicatie toegestaan.

  6. De verlichting van het vaartuig en overige apparatuur dient, ook wat de hoogte daarvan betreft, te worden beperkt tot hetgeen wettelijk verplicht is en strikt onvermijdbaar is in samenhang met de uitvoering van de bij dit besluit vergunde activiteiten.

  7. Wanneer tijdens de visactiviteiten exemplaren van rivierprik, zeeprik, elft en/of fint worden bijgevangen, dan dienen deze exemplaren onmiddellijk weer te worden teruggezet.

  8. De visserijactiviteit dient te worden uitgevoerd met korren met een maaswijdte van 8 centimeter.

  9. De snelheid van het vaartuig tijdens de visserijactiviteiten is maximaal 3 knopen. De maximale vaarsnelheid, gelet op de 'stikstofuren', is begrensd op gemiddeld 10 knopen.

Survey en Visplan

  1. Door de P.O. Mosselcultuur wordt, ter gezamenlijke uitvoering door de betrokken vergunninghouders, per individuele halfjaarlijkse visserij een Visplan opgesteld.

  2. Het aan het Visplan ten grondslag liggende surveyrapport dient inzicht te geven in de contouren en ligging van de aanwezige mossel(zaad)banken. Dit rapport wordt vanuit de P.O. Mosselcultuur namens de betrokken individuele vergunninghouders bij het Visplan als bijlage gevoegd.

  3. Het Visplan en bijbehorende surveyrapport worden per individuele visserij minimaal 3 werkdagen voorafgaand aan de beoogde start van de betreffende visserij per e-mail ter instemming voorgelegd aan het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). De betreffende visserij mag niet eerder starten dan dat het Ministerie van LVVN het Visplan schriftelijk heeft goedgekeurd.

  4. Het Visplan bevat tenminste een opgaaf van:

  5. geplande visdagen- en tijden (de visserij mag uitsluitend bij daglicht uitgevoerd worden) incl. de specificatie van een eventuele zoekdag onder opgaaf van de registratienummers van de vaartuigen die bij dit zoeken ingezet zullen worden;

  6. de exact te bevissen gebieden c.q. banken (op zowel kaartbeeld als in coördinaten weergegeven) met daarin een eenduidige aanduiding van de droogvallende platen alsmede het aanduiden van de begrenzing van de relevante TBB's en andere beperkende regimes onder benoeming van de concrete beperkingen die daaruit voortvloeien; zie daartoe ook voorschrift 29;

  7. het op te vissen quotum.

  8. Bij het Visplan wordt als bijlagen de stikstofberekeningen per betrokken individuele vergunninghouder en het specifiek in te zetten vaartuig gevoegd. In deze berekeningen worden zowel de zoekactiviteiten als de (mogelijk) daaropvolgende visserijactiviteit betrokken. Deze berekeningen gaan vergezeld van een toelichting op de invoergegevens. De stikstofberekeningen gaan altijd uit van de op dat moment vigerende versie van AERIUS Calculator.

  9. Er kan door of in opdracht van de betrokken toezichthouder te allen tijde en zonder specifieke aanleiding, steekproefsgewijs, een meting van de feitelijke emissie uitgevoerd worden. Dit kan leiden tot een door het bevoegd gezag zelf doorgevoerde aanpassing van de toegestane situatie zoals beschreven in de PB (bijlage 2).

  10. Bij het Visplan worden tevens de installatie- en toestemmingverklaringen gevoegd van de bij de specifieke halfjaarlijkse visserij in te zetten vaartuigen en betrokken vergunninghouders.

  11. In het geval van een wijziging van een reeds door het bevoegd gezag goedgekeurd Visplan dient het gewijzigde Visplan opnieuw te worden voorgelegd aan het bevoegd gezag ter goedkeuring.

  12. Bij de eventuele 'zoekactiviteiten' is het slechts toegestaan met één kor per vaartuig te vissen en dienen de opgeviste mosselen onmiddellijk ter plekke weer overboord gezet te worden.

  13. Het opmeten van de vangsten geschiedt conform de 'standaardprocedure' zoals beschreven in paragraaf 2.3 van de PB en paragraaf 1.1.2 van de onderhavige vergunning.

  14. Het is niet toegestaan te vissen binnen de volgende gebieden:

  15. binnen gebieden die middels een TBB gesloten zijn waar deze sluiting (o.a.) gelding heeft voor de onderhavige vergunde activiteiten;

  16. het is niet toegestaan droogvallende platen te bevissen; dit zijn ten minste de gebieden die op de kaart van bijlage I van de PB zijn aangegeven als 'intergetijdengebied'; de begrenzing hiervan dient door de P.O. Mosselcultuur in het Visplan op kaartbeeld en in coördinaten aangeduid te worden. Dit verbod geldt ook voor het "zoeken".

  17. De vergunninghouder dient verstoring van aanwezige fauna tot een minimum te beperken en hiertoe de algemene zorgplicht uit de Wet natuurbescherming (artikel 1.11 van de Wnb; met ingang van 1-1-2024 vervat in artikel 11.6 van het Besluit Activiteiten Leefomgeving) in acht te nemen. Deze zorgplicht vult u in ieder geval in door op de aanwezige (droogvallende) platen in alle betrokken Natura 2000-gebieden bij de rustende Grijze en/of Gewone zeehonden minimaal 1.200 meter afstand en/of bij vogels minimaal 500 meter afstand in acht te nemen. Mocht deze afstand niet realiseerbaar zijn, omdat bijvoorbeeld de geul onvoldoende breedte heeft, dan dient zo rustig mogelijk doorgevaren te worden; waar praktisch mogelijk: aan de andere kant van de geul.

  18. De individuele Visplannen maken, vanaf het moment van instemming ermee door het bevoegd gezag (voor zover niet strijdig met de onderhavige vergunning), integraal onderdeel uit van dit onderhavige ontwerpbesluit.

Black Box

  1. Het vaartuig dient te beschikken over een volledig operationeel 'Black Box'-systeem welke op een per nader besluit vast te stellen moment (tevens) aangesloten wordt op de Visserijmonitor. In de Vismonitor worden locatie en vaar- en visserij-activiteit geregistreerd daar waar een door de vergunninghouder ondernomen vaar- en visreis geheel of gedeeltelijk zal plaatsvinden in Natura 2000-gebied en gevist wordt op (onder andere) mosselzaad. Dit systeem dient gedurende de vaar- en visreis operationeel te zijn.

  2. De technische vereisten voor het voorgenoemd systeem staan vermeld in bijlage 3 bij deze vergunning.

  3. Bij het ontbreken van een signaal vanuit de Black Box kan door de betrokken toezichthouders niet geverifieerd worden of binnen de kaders van de onderhavige vergunning wordt gewerkt. Bij geconstateerd ontbreken, ontvangt de vergunninghouder vanuit de P.O. Mosselcultuur en/of LVVN toezichthouder een eenmalige waarschuwing met een hersteltermijn. Na het vervallen van deze termijn en het desondanks ontbreken van voorgenoemd signaal, kan tot handhaving worden overgegaan. Hierop is alleen dan een uitzondering mogelijk wanneer de vergunninghouder zich kan beroepen op het onderstaande 'calamiteitsprotocol'.

  4. Ingeval van uitval van de Black Box geldt het navolgende calamiteitenprotocol:

    1. Bij constatering op zee: onmiddellijke telefonische melding aan de P.O. Mosselcultuur (algemeen telefoonnummer: 0113-576066). Het vaartuig zal vervolgens via de andere beschikbare systemen (bijvoorbeeld het AIS of VMS) door de P.O. Mosselcultuur gemonitord worden tot de afronding van de betreffende vaar- en visreis.

    2. Opvolgend uitvaren na bovenstaande uitvalmelding is slechts mogelijk na reparatie en melding van reparatie aan de P.O. Mosselcultuur, zodat de andere beschikbare systemen niet meer door de P.O. Mosselcultuur gemonitord hoeven te worden.

    3. Ingeval van verschoonbaar buiten werking blijven van de Black Box (bijvoorbeeld vanwege levertijd van een defect onderdeel) dient hiervan wederom melding gedaan te worden aan de P.O. Mosselcultuur. Deze uitzondering geldt voor maximaal vijf werkdagen na ontvangst van de uitval-melding. Het vaartuig zal via de andere beschikbare systemen door de P.O. Mosselcultuur gemonitord worden tot afmelding van het buiten werking zijn van de Black Box door de vergunninghouder bij de P.O. Mosselcultuur. Na de voorgenoemde periode van vijf werkdagen is een vaar- en visreis zonder Black Box niet toegestaan.

    4. De P.O. Mosselcultuur is bij melding van een calamiteit met betrekking tot de Black Box verplicht het Ministerie van LVVN op de hoogte te stellen (per e-mail, op het e-mailadres: natuurvergunningen@minlnv.nl).

Installatie- en toestemmingsverklaring

  1. Enkel met een door het Ministerie van LVVN geaccordeerde set van een installatieverklaring en toestemmingsverklaring in relatie tot de vereiste Black Box kan de onderhavige vergunning in relatie tot een specifieke halfjaarlijkse visserij benut worden.

  2. De installatieverklaring in relatie tot de Black Box is vormvrij maar dient wel te allen tijde door het ingeschakelde installatiebedrijf voorzien te zijn van een datum en handtekening (of bij ontbreken van een handtekening: het bij dit installatiebedrijf formeel kunnen verifiëren van de juiste installatie en verzegeling). Een achterliggend technisch dossier (inclusief de kenmerken van verzegeling) dient te allen tijde beschikbaar te zijn.

  3. De individuele vergunninghouder geeft middels zijn toestemmingsverklaring de betrokken toezichthouders toegang tot alle, voor deze visserij relevante, Black Box-data en primaire rapportages (vis- en vaartijden, vis- en vaarlocaties, vis- en vaarsnelheid en visserij- en vaaractiviteiten) via de Visserijmonitor.

  4. De reeds ontvangen installatie- en toestemmingsverklaringen van de momenteel operationele Black Box-systemen behouden hun geldigheid, inclusief de verklaringen die in de context van de voorliggende vergunningaanvragen reeds zijn ingestuurd.

  5. Ingeval van een bedrijfsovername dient een nieuwe toestemmingsverklaring in relatie tot de Black Box door de opvolgende houder van de onderhavige vergunning ingestuurd te worden. Tevens dient de installatieverklaring in relatie tot de Black Box gewijzigd te worden ingeval na het door het bevoegd gezag accorderen van een individueel Visplan, (al dan niet tijdelijk) met een ander vaartuig benut gaat worden. Bij het in gebruik nemen van een ander vaartuig dient, in ieder geval, een nieuwe stikstofberekening alsmede een emissie-meetrapportage conform de in deze vergunning aan een dergelijke rapportage gestelde eisen aangeleverd te worden.

  6. Binnen de kaders van de onderhavige vergunning zijn enkel mutaties op deze vergunning qua houderschap mogelijk na insturen van een hierop gericht formeel wijzigingsverzoek en een formeel accorderen daarvan vanuit het Ministerie van LVVN. Voor het kunnen vastleggen van een dergelijke wijziging is het vereist dat het bevoegd gezag de hierop aangeleverde installatie- en toestemmingsverklaring in relatie tot de Black Box heeft geaccordeerd ingeval een bij een halfjaarlijkse visserij betrokken vaartuig wordt ingezet en dit vaartuig onder het gewijzigd houderschap valt.

  7. Een wijziging welke van invloed kan zijn op de registratie door de black box van de vaar- en/of visactiviteit (bijvoorbeeld een nieuw net, een nieuwe schroef of een nieuwe lier) dient twee weken voor aanvang van de visserij waar het betreffende vaartuig aan zal deelnemen, gemeld te worden via natuurvergunningen@minlnv.nl. Waar noodzakelijk kunnen de betrokken toezichthouders een nieuwe ijking eisen; deze ijking is in ieder geval aan de orde ingeval van een nieuw net welke de vaareigenschappen zal beïnvloeden of bij installatie van een nieuw schroef. Deze ijking dient op initiatief en voor rekening van de vergunninghouders zelf aan de betreffende black box-leverancier verzocht te worden. De resultaten van de voorgenoemde ijking dient vijf werkdagen vóór het daadwerkelijk operationaliseren van de wijziging ter registratie gemeld te worden aan het bevoegd gezag (natuurvergunningen@minlnv.nl).

Toezicht stikstof

  1. Het varen ('stomen') binnen de hoofdvaarwegen maakt geen onderdeel uit van de registratie van de vis- en vaaruren in relatie tot de maximaal aantal toegestane vis- en vaaruren. Er wordt aangenomen dat er gevaren ('gestoomd') wordt wanneer het vaartuig een snelheid van 3 knopen of meer heeft. Snelheden tussen de 0,1-3 knopen wordt aangemerkt als vissen.

  2. Voor de definitie van de in voorgaand voorschrift genoemde hoofdvaarwegen wordt een specifiek databestand gehanteerd met als bron https://data.overheid.nl/dataset/8845-nationaal-wegen-bestand--nwb----vaarwegen---vaarwegvakken). De beheerder van de Visserijmonitor is verantwoordelijk voor het actueel houden van het dataplatform in reactie op eventuele mutaties in voorgenoemde bestanden.

  3. In de Visserijmonitor zal voor het fysieke punt waarop het uit- en invaren naar de relevante havens in de range van 0.1-2.5 knopen niet aangemerkt worden als 'vissen', een lengte van 300 meter vanuit de havenmond ingevoerd worden.

Uitvoering

  1. Het moment van daadwerkelijke aanvang en beëindiging van de visserijactiviteiten als geheel dient door de P.O. Mosselcultuur namens de betreffende vergunninghouders minimaal één werkdag voor die beide momenten, per e-mail, gemeld te worden aan het bevoegd gezag (natuurvergunningen@minlnv.nl;)

  2. Het bestuur van de P.O. Mosselcultuur informeert het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk per e-mail na het voordoen van eventuele (vermeende) overtredingen van de bepalingen in het Visplan door één of meerdere vergunninghouders.

Rapportage en monitoring

  1. Op basis van het vangstverloop wordt door het P.O. Mosselcultuur-bestuur wekelijks de voortgang van de visserij geëvalueerd. Dit kan aanleiding zijn om het Visplan bij te stellen. Bij aanpassingen wordt het bevoegd gezag daarvan zo snel mogelijk in kennis gesteld. Indien nodig worden door het bevoegd gezag ambtshalve aanvullende voorschriften aan het betreffende instemmingsbesluit verbonden.

Toezicht en handhaving

  1. De vergunninghouders voeren een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouders geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

Looptijd/geldigheid

  1. De visserij kan plaatsvinden tussen het moment van afgifte van deze vergunning tot 1 november 2024. Opvolgend in de periode van 1 april tot 1 november voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2028.

Ter informatie

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

namens deze:

MT-lid Natuurvergunningen

Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

BIJLAGEN:

  1. Lijst vergunninghouders; meerjarige vergunning 2024-2029

  2. Passende Beoordeling mosselzaadvisserij Zuidwestelijk Delta 2024-2029

  3. Technische eisen Black Box

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op deze vergunningprocedure is de openbare uniforme voorbereidingsprocedure als opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Zienswijze doorgeven

U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier (zie hieronder) in te vullen.

Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een email of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.

Digitaal formulier

Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op https://mijn.rvo.nl/zienswijze-ontwerpbesluit-of-voorgenomen-besluit. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigiD (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).

Telefonisch

U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.

Brief

U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen. De adresgegevens treft u hieronder aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Vergunning en Handhaving

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.

Na uw zienswijze

Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.

PUBLICATIE ONTWERPBESLUIT

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur maakt dit onderhavige ontwerpbesluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimiseren van de persoonsgegevens geplaatst worden op: https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven