AANVRAAG
1.1. Onderwerp
U wilt met verlaagd staand de visserij op wolhandkrab uitoefenen in een specifiek aangegeven drietal visgebieden het IJsselmeer in het aankomend visseizoen, meer specifiek: in de periode van 1 december 2023 tot 15 maart 2024, 1 december 2024 tot 15 maart 2025, 1 december 2025 tot 15 maart 2026 en 1 december 2026 tot 15 maart 2027 in de nabijheid van de spuilocatie Kornwerderzand.
Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.
Ik maak u erop attent dat u voor het kunnen benutten van de onderhavige vergunning ook moet kunnen beschikken over de tevens vereiste toestemming op grond van de visserijwet- en regelgeving. Voorts: de onderhavige vergunning betreft louter een toestemming op grond van de Wnb en de daadwerkelijke inzetbaarheid ervan kan beperkt worden door toekomstige ontwikkelingen en beperkingen vanuit andere kaders.
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1° van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De aangevraagde activiteit kan een significant verstorend effect hebben op het Natura 2000-gebied IJsselmeerop de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.
1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen
1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen
De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura-gebied IJsselmeer.
1.4.2. Passende beoordeling
Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied IJsselmeer.
1.5. Beleid
Natura 2000 beheerplan IJsselmeer
Het relevante Natura 2000 beheerplan IJsselmeer stelt het volgende:Wolhandkrabvisserij, uitgevoerd met alle vormen van staand want, is vergunningplichtig.
BEOORDELING
2.1 Afbakening
Gebied
De beoogde visserij vindt plaats in het Natura 2000-gebied IJsselmeer.
Gevolgen
Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:
-
onttrekking van vissen (bijvangst van bot; direct effect)
-
onttrekking van vissen (bijvangst van bot; indirect effect (vogelvoedsel)
-
verstoring van rust van beschermde vogelsoorten
-
bijvangst van beschermde vogelsoorten in de visserij
-
verstoring van beschermde diersoorten (rivierdonderpad)
-
vermesting door stikstofdepositie (gevoelig habitattype: trilvenen).
Natuurwaarden
De in de PB geselecteerde natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn: rivierdonderpad, aalscholver, brilduiker, dwergmeeuw, fuut, grote zaagbek, kuifeend, meerkoet, nonnetje, reuzenstern, slobeend, tafeleend, toppereend, zwarte stern en overgangs- en trilvenen (subtype trilvenen).
Conclusie afbakening
Ik ben van mening dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.
2.2 Mogelijke effecten en mitigatie
2.2.1 Habitattypen
De AERIUS Calculator-berekening en toelichting zijn bij de aanvraag gevoegd. Bij de berekening zijn enkele aannames gemaakt; die aannames zijn beschreven in de PB en waar relevant ook vervat in voorschriften bij de onderhavige vergunning.
De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven de 0,00 mol/ha/jr.
Door de berekening met AERIUS Calculator 2022 uit te voeren, zijn de activiteiten van de onderhavige visserij beoordeeld in samenhang met andere activiteiten die in de achtergronddepositie (hierna: ADW) zijn meegenomen. Bij de berekening van de ADW is in AERIUS 2022 de situatie van 2020 i.r.t. reeds aanwezige stikstofdepositie vanuit andere bronnen reeds verwerkt. Daarmee is de uitstoot van recreatie in het betreffende gebied en andere activiteiten in/in de nabijheid van de beoogde visgebieden meegenomen in de berekening.
Om bovenstaande conclusie afdoende te waarborgen, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften die zien op de verblijfsduur in de drie visgebieden alsmede op het ingezette motorvermogen.
2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten
De onderhavige visserij zal alleen plaatsvinden in water dieper dan 2 meter en tenminste 25 meter uit de oever. De belangrijkste plaatsen waar rivierdonderpad voorkomt, worden daardoor niet of nauwelijks bevist. Dit is daarmee niet als een verstoring of verslechtering van (de kwaliteit van) het leefgebied of de populatie te beschouwen. Daarnaast is de bijvangst in verlaagd staand want afhankelijk van de actieve verplaatsing van vissoorten; die is bij de rivierdonderpad zeer beperkt. De soort is daarnaast een relatief kleine vissoort die niet selectief gevangen wordt in het toegepaste type net. Het is daarmee vrijwel uitgesloten dat de soort in deze visserij wordt bij gevangen. De soort is evenmin gevangen in de onderzoeken van ATKB van 2015 en 2019. Daarmee kunnen, concluderend, effecten op de populatie van de rivierdonderpad worden uitgesloten.
2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten
Stapelvoedsel aalscholver
De visserij met verlaagd staand want is een zeer selectieve visserij; de enige vissoort die in enige mate bij gevangen wordt, is (grotere) bot. Grotere bot is geen makkelijke prooi voor vogels. Bij Den Oever, net als Kornwerderzand een spuilocatie, lag het platvis-aandeel in het dieet van de aalscholver op 41%. Daarbinnen was het aandeel van bot wel relatief hoog (Leopold et al, 1998).
Leopold et al stelt dat de door aalscholvers te consumeren lengte aan bot minder dan 30 cm bedraagt, waarbij het gros van de exemplaren geconsumeerd door aalscholvers zich bevindt in de range tussen 6-13 cm. Er is echter enige uitloop naar een consumabele lengte van 20 cm.
In de rapportage van ATKB (het veldonderzoek) kan afgeleid worden dat de lengteverdeling van de bijgevangen bot zich bevindt tussen de 18 en 42 cm. De meeste botten die in de bijvangst van de wolhandkrabvisserij werden aangetroffen in het ATKB-onderzoek van 2019 zijn daarmee te groot voor consumptie door aalscholvers. Er wordt dan ook geen effect verwacht op het stapelvoedsel van vogels door de voorgenomen wolhandkrabvisserij nabij Kornwerderzand.
Verstoring van vogels
In het beoogde visgebied langs de Afsluitdijk worden eendachtigen, meeuwen en sterns aangetroffen. Verstoring kan optreden als de activiteit een overlap vertoont in ruimte (gedeeltelijk dezelfde locatie) of tijd (periode 1 december tot 15 maart).
In het onderhavige geval zijn drie specificaties in uitvoering van de visserij van belang i.r.t. de verstoringsaspecten:
- de zeer beperkte vaartijd en de zeer specifieke locaties van visserij
- geen vangstactiviteiten in ondiepe zones met vogelconcentraties
- geen activiteit in de nachtperiode.
Ik onderschrijf de in de PB gemaakte selectie van relevante beschermde vogelsoorten. Ik onderschrijf tevens de onderbouwde stelling dat er geen sprake zal zijn van verstoring van rustende en foeragerende beschermde vogelsoorten.
Bijvangst van beschermde vogelsoorten
Het verlaagd staand want is een passief vistuig dat overdag en s 'nachts zijn werk doet, zonder toezicht of aanwezigheid van vissers. Daarmee is er theoretisch een risico aanwezig dat duikende watervogels onder water verstrikt kunnen raken in deze netten en kunnen verdrinken.
In de PB is per soortgroep van vogels een nadere analyse opgenomen in relatie tot deze verdrinkingskans. Deze kans beperkt zich tot de duikende viseters (met name aalscholvers vanwege hun grotere duikdiepte) en tot de bodem duikende schelpdiereters in water tot maximaal 4 meter diep (kuifeend, tafeleend, toppereend en brilduiker). De schelpdiereters foerageren hoofdzakelijk op driehoeksmosselen en/of de verwante quaggamossel. Uit in de PB aangehaald wetenschappelijk onderzoek blijkt eveneens dat bij de spuikommen van o.a. Kornwerderzand niet of nauwelijks beide mosselsoorten worden aangetroffen. De kwaliteit van deze soorten is echter sterk afgenomen waardoor deze vogelsoorten hun voedingspatroon hebben uitgebreid naar alternatieve prooi soorten, zoals slakjes, erwtenmosseltjes en vlokreeftjes. Daarom zijn de beoogde vislocaties ook geen belangrijke foerageerlocaties voor schelpdieretende eenden. Op grond van het foerageergedrag is bijvangst van overige vogelsoorten tevens uitgesloten.
Het adviesbureau ATKB heeft in 2015 en 2019 middels veldonderzoek de bijvangsten in de visserij met verlaagd staand want onderzocht. Binnen beide onderzoeken zijn geen vogels bijgevangen.
In de PB wordt, specifiek voor de onderhavige visserij in de aangegeven omvang en op de aangegeven locaties, afdoende onderbouwd waarom er geen of slechts een uiterst kleine kans is dat vogels in aanraking zullen komen met de netten en erin verdrinken. Voor wat betreft aalscholvers kan een geringe kans op bijvangst bestaan, worst case betreft het evenwel hooguit enkele exemplaren. De soort heeft, als niet-broedvogel, een behoudsdoelstelling, de aantallen vogels gemiddeld, 8389, over een periode van 5 jaar tot en met 2020 liggen boven het streefgetal van 8100. Over de laatste 12 jaar (2008-2020) was geen significante trend aantoonbaar in de aantallen (niet broedende) aalscholvers in het IJsselmeer. Ook bij de recent getelde aantallen zal een eventuele bijvangst van enkele aalscholvers geen effect hebben op de voor deze soort geformuleerde instandhoudingsdoelstelling. Ik onderschrijf deze analyse.
Wel zal ik mijn toezichthouders, ter extra validatie, verzoeken om steeksproefgewijs op de bijvangst van vogels te controleren.
2.3. Cumulatie
Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.
Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betrokken Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Uit de Wnb volgt dat bezien moet worden of er sprake is of kan zijn van een cumulatie van effecten met andere projecten en plannen. Hierin moeten in ieder geval projecten worden meegenomen die ten tijde van de onderhavige besluitvorming reeds over een vergunning beschikken. Projecten in een voorbereidend stadium vallen buiten de cumulatieve toets. Bestaande activiteiten hoeven daarentegen veelal ook niet bij deze toets te worden meegenomen, vanuit de gedachte dat de mogelijke effecten van deze activiteiten al in de huidige feitelijke situatie zijn verdisconteerd en op die wijze al bij de primaire effectbeoordeling zijn betrokken.
Windpark Fryslân
In de PB van het Windpark Fryslân is cumulatie met staand want visserij beoordeeld. Dit betreft het aspect van mogelijke cumulatie van sterfte van watervogels. Bij de wolhandkrabvisserij wordt geen bijvangst en sterfte van watervogels verwacht en speelt deze cumulatie niet. Omstreeks 2019 is het Windpark Fryslân aangelegd, bestaande uit 89 4,3 MW-turbines. Een aantal vogelsoorten dat verstorende effecten kan ondervinden van het windpark, zoals bijvoorbeeld zwarte stern en visdief, is in de winter afwezig, en wordt niet door de wolhandkrabvisserij beïnvloed. Voor die vogelsoorten is er geen cumulatie van effecten. Cumulatie op het punt van verstoring is daarmee niet te verwachten.
Vismigratierivier (hierna: VMR)
De aanleg van de Vismigratierivier is gestart in 2020, de werkzaamheden nemen zo'n drie jaar in beslag (https://deafsluitdijk.nl/projecten/vismigratierivier/wanneer/). In de Nb-vergunning van Vismigratierivier staat in een nader inhoudelijk voorschrift dat in de trajecten 44 en 45 niet in de periode november t/m februari gewerkt mag worden. Dat zou de overlap in tijd met de wolhandkrabvisserij inperken tot alleen de eerste twee weken van maart. Naar verwachting zijn de aanlegwerkzaamheden eind dit jaar afgerond. Cumulatie van effecten wordt in deze niet verwacht.
Schubvis-visserij met zwarte merken (hoog staand want).
Visscher Visserij Urk B.V. heeft visrechten om met zwarte merken te vissen. In de wolhandkrabvisserij wordt geen schubvis bijgevangen, er is geen ruimtelijke overlap met de schubvisserij. Indien de vergunning voor de wolhandkrabvisserij (oranje merken) wordt verleend, zal primair één schip vanuit Kornwerderzand met oranje merken vissen. De gegevens van dat schip zijn getoetst in de Aeriusberekening. Overige visserij is reeds vergund. Cumulatie van effecten van de wolhandkrabvisserij met schubvisvisserij is niet te verwachten.
2.4. Conclusie
Met de door u uitgevoerde PB, de door mij aan de vergunning verbonden is de zekerheid verkregen dat het project/de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied of (ingeval van een verslechteringsvergunning) niet kan leiden tot verslechtering van de kwaliteit van habitats of significante verstoring van soorten die niet gerechtvaardigd is gelet op de gemaakte belangenafweging.
Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.