Onderwerp: Bezoek-historie

Wnb-vergunning mosselhangcultuur Westerschelde
Geldigheid:10-11-2023 t/m 31-12-2028Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 12 juni 2023 heeft u voor Kwekerij de Zilte Oogst een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). Op 20 juli 2023 heeft u de aanvraag aangevuld.

Op basis van uw aanvraag verleen ik hierbij op grond van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) een vergunning voor het verankeren, plaatsen, exploiteren, onderhouden, invangen, opkweken en oogsten in een mosselhangcultuur (hierna: MHC) in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag, de Passende Beoordeling (hierna: PB) en de hierbij behorende bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

Procedure

Dit besluit is voorbereid met de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) als beschreven in afdeling 3.4 uit de Algemene wet bestuursrecht.

AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het project betreft het invangen en opkweken van mosselzaad binnen een perceel in de Westerschelde. Bij dit project worden er kweekinstallaties gebruikt, namelijk MHC-installaties (feitelijk MZI/MHC-installaties) voor het invangen en opkweken van de mosselen. Ook worden de mosselen geoogst voor consumptie. De vergunning wordt aangevraagd voor de periode van 1 januari 2024 en tot en met 31 december 2028.

Activiteiten

De volgende activiteiten worden tijdens de looptijd (indien nodig) jaarlijks uitgevoerd:

Activiteit*

Periode

Plaatsen systemen

Maart - april

Ophangen nieuw substraat

Maart - april

Gepland onderhoud aan systemen

Maart – april

Controle mosselzaad

Mei – juni - juli

Oogst consumptiemosselen

Juni – december waarbij er in de maanden september – december alleen incidenteel oogsten plaatsvindt.

Verwijderen systemen

In overleg met het bevoegd gezag.

*Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de aanvraag, de PB en de bijlagen daarbij.

 

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, onder k, sub 2 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

 

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Westerschelde, een significant verstorend effect hebben op de natuurwaarden waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

 

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Het betreft een project met mogelijk significante gevolgen in de zin van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. In dit geval het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het Aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe.

Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren. Omdat hier een nieuwe activiteit wordt aangevraagd is hiervan geen sprake.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB.

 

1.5. Beleid

Economisch uitvoeringsprogramma 2022-2027 Provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft een Economisch uitvoeringsprogramma 2022-2027 opgesteld. Hierin wordt in paragraaf 3.9 aandacht besteed aan visserij en aquacultuur.

Uit het uitvoeringsprogramma:

'Vanuit dit programma werken we aan een moderne, goed uitgeruste, economisch gezonde en duurzaam opererende visserijsector, die rekening houdt met de natuurwaarden. We ondersteunen initiatieven op het gebied van visserij/aquacultuur en vrijetijdseconomie en stimuleren kansrijke innovaties die kunnen leiden tot nieuwe bedrijvigheid of een hogere toegevoegde waarde. We steunen het visserijbedrijfsleven in het streven de bedrijfsvoering toekomstbestendig te maken. Dit doen we onder meer door het stimuleren van initiatieven voor de ontwikkeling van nieuwe visserijtechnieken. Met het landelijk opererende Bestuurlijk Platform Visserijoverheden behartigen we de belangen van de visserijgemeenschappen in onze provincie'.

Beleidsregel schelpdierverplaatsing

In 2012 zijn de "Beleidsregels van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 6 juni 2012, nr. 267278, houdende vaststelling van beleidsregels inzake schelpdierverplaatsingen" gepubliceerd, welke in 2017 is geüpdatet (LNV, 2017).

De beleidsregels beschrijven de systematiek die gehanteerd wordt om te voorkomen dat probleemsoorten uit herkomstgebieden buiten de Oosterschelde zich in de Oosterschelde kunnen vestigen.

In aanvulling op de beleidsregels van LNV, is op 6 juli 2017 het besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland houdende de Beleidsregels inzake lozing van proceswater en storten van tarra in de Oosterschelde (nummer 17014114) gepubliceerd (opnieuw gepubliceerd in mei 2022 via Provinciaal blad 2022, 5496).

Een vergunning is noodzakelijk voor partijen die niet afkomstig zijn uit gebieden die als veilig beschouwd worden en waarvoor geen schelpdier afhankelijke soorten inventarisatie beschikbaar is. Deze veilige gebieden zijn Waddenzee, Oosterschelde, Westerschelde, Grevelingen of Veerse Meer.

BEOORDELING

2.1 Afbakening

Locatie project en Natura 2000-gebied

De kweek, en daarmee samenhangende activiteiten vinden plaats in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe. Meer specifiek vinden de activiteiten plaats voor de kust tussen het buurtschap Hoogeweg en het dorp Hoofdplaat, ten zuiden van de Hooge Platen en op ongeveer 6 kilometer ten oosten van Breskens. Een nadere afbakening van het projectgebied wordt verderop in dit besluit gegeven onder voorschrift 12.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Verontreiniging en emissies;

  • Verandering van de dynamiek van het substraat van de bodem;

  • Verandering in soortensamenstelling;

  • Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat;

  • Verstoring van beschermde soorten (mechanisch);

  • Verstoring van vogels;

  • Verstoring van habitatsoorten;

  • Verstoring van overige soorten (soortenbescherming).

 

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen:
    H1130 (Estuaria).

  • Habitatrichtlijnsoorten:
    H1095 (zeeprik), H1099 (rivierprik), H1103 (fint), H1351 (bruinvis), H1364 (grijze zeehond), H1365 (gewone zeehond).

  • Vogelrichtlijnsoorten:
    Broedvogels A132 (kluut), A137 (bontbekplevier), A138 (strandplevier), A176 (Zwartkopmeeuw), A191 (grote stern), A193 (visdief), A195 (dwergstern).

 

Niet-broedvogels:

A005 (fuut), A007 (kuifduiker), A026 (kleine zilverreiger), A034 (lepelaar), A041 (kolgans), A050 (smient), A051 (krakeend), A052 (wintertaling), A053 (wilde eend), A054 (pijlstaart), A056 (slobeend), A069 (middelste zaagbek), A075 (zeearend), A130 (scholekster), A132 (kluut), A137 (bontbekplevier), A138 (Strandplevier), A140 (goudplevier), A141 (zilverplevier), A143 (kanoet), A144 (drieteenstrandloper), A149 (bonte strandloper), A157 (Rosse grutto), A160 (wulp), A161 (zwarte ruiter), A162 (tureluur), A164 (groenpootruiter), A169 (steenloper).

Alle aangewezen beschermde waarden en instandhoudingsdoelstellingen voor aangewezen soorten van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.natura2000.nl/gebieden/zeeland/westerschelde-saeftinghe/westerschelde-saeftinghe-doelstelling.

 

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden

 

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.1.1 Habitattypen

Verontreiniging en emissies

De PB stelt hierover het volgende: er worden bij mosselkweek geen gebiedsvreemde stoffen in het water opgelost. Er is verder geen sprake van emissies veroorzaakt door de activiteiten omdat er sprake zal zijn van volledig geëlektrificeerde activiteiten.

Verandering in dynamiek van substraat op de bodem

Mosselen kunnen faeces en pseudofaeces produceren. Dit materiaal kan bezinken en ophopen en daardoor leiden tot veranderingen in de dynamiek van het substraat op de bodem. De projectlocatie in de Westerschelde staat echter onder invloed van aanzienlijke stroming en golfslag. Hierdoor treedt er geen verandering in dynamiek op. Verder blijkt uit literatuur dat veranderingen in dynamiek veroorzaakt door mosselkweek meestal binnen 20-50 meter van de installaties niet meer meetbaar zijn.

Verandering in soortensamenstelling

Mosselen kunnen faeces en pseudofaeces produceren. Dit kan leiden tot het organisch rijker worden van het water, wat een verandering in soortensamenstelling kan veroorzaken. De projectlocatie in de Westerschelde staat echter onder invloed van aanzienlijke stroming en golfslag. Hierdoor is er van ophoping van organisch materiaal geen sprake. En treedt er ook geen verandering in soortensamenstelling op.

Verstoring van habitat of verlies van oppervlakte aan habitat

De activiteiten kunnen leiden tot verstoring of verlies aan habitat. Het project vindt echter maar in een beperkt deel van het Habitattype H1130 plaats. En bevindt zich in het deel dat niet droog komt te staan, waardoor effecten minimaal zijn. Door de activiteit kan lokaal en tijdelijk het doorzicht verminderen, iets wat niet tot permanente effecten leidt.

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype H1130 (estuaria) is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van de activiteit op de genoemde habitattypen plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 12 t/m 20).

 

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

Verstoring van beschermde soorten (visueel, door geluid of trillingen)

Door de activiteiten kan verstoring van soorten optreden. De Westerschelde is een drukbevaren vaarweg, waardoor de dieren die hier voorkomen ook gewend zijn aan enige verstoring. Voor de projectlocatie geldt dat deze zich ook bevindt op een locatie waar visserij plaatsvindt. De soorten op de projectlocatie zijn dus al gewend aan enige verstoring. Verder vinden de activiteiten beperkt in tijd en ruimte, waardoor er geen grote verstorende werking van de activiteiten uitgaat.

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de soorten H1095 (zeeprik), H1099 (rivierprik), H1103 (fint), H1351 (bruinvis), H1364 (grijze zeehond) en H1365 (gewone zeehond) is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van activiteit op de genoemde zeehondensoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 21, 22 en 25).

 

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten (Broedvogels en niet-broedvogels)

Verstoring van vogels

De mosselkweek kan leiden tot verstoring van broedende vogels. Het project bevindt zich echter op ruime afstand tussen de kweeklocatie en geschikt broedbiotoop waardoor kan worden uitgesloten dat de aanwezigheid van de systemen en de werkzaamheden leiden tot directe verstoring van broedende vogels (op het nest). Ook leidt de aanwezigheid van de installaties vanwege de sublitorale ligging niet tot een lokale afname van geschikt foerageergebied.

De aard van de werkzaamheden (beperkte geluidproductie, beperkte duur en zeer lokaal) leidt ook niet tot verstoring van vogels die op droogvallende platen foerageren. Dit komt ook omdat de afstand van de projectlocatie tot droge delen van slikken en platen meer dan 100 meter bedraagt.

Ik onderschrijf de in de PB getrokken conclusie dat een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen vogelrichtlijnsoorten is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen significant negatieve effecten van activiteit op de genoemde vogelrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (nummers 23 t/m 25).

 

2.3 Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

2.3.1 Stikstof

Omdat door elektrificatie van de werkzaamheden geen stikstofemissie en -depositie plaatsvindt, vindt geen toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige en reeds overbelaste habitattypen van Natura 2000-gebieden plaats. Significante effecten zijn daarmee op voorhand uit te sluiten. De effecten van stikstofdepositie behoeven dus geen verdere bespreking.

2.3.2 Overige aspecten

Voor overige aspecten van de activiteit die significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen kunnen veroorzaken is in de PB cumulatie met verschillende soorten activiteiten beoordeeld. Het gaat hier om scheepvaart, visserij, pierensteken en baggeren en storten. Specifiek is gekeken naar cumulatie met:

  • Ensis- en garnalenvisserij;

  • Het verspreiden, inclusief het transporteren, van grond- en baggerspecie in de Westerschelde bij Pas van Terneuzen en Inloop van Ossenisse, Havens Terneuzen en Hansweert;

  • Onderhoud van de vaargeul van de Westerschelde;

  • Pierensteken in nabijheid van de projectlocatie.

Ik onderschrijf de conclusie uit de PB dat er geen sprake is van significant negatieve effecten door cumulatie met de hierboven beschreven projecten.

 

2.4 Werkplan en rapportage

Er wordt door de vergunninghouder een werkplan opgesteld waarin de opschaling van de activiteit beschreven staat. Hierin wordt opgenomen hoeveel installaties worden geplaatst en waar binnen het vak. Ook wordt aangegeven hoe het op het werkplan voorgaande jaar is verlopen (beschrijving van groei, opbrengst en bevindingen). Het werkplan wordt jaarlijks herzien en toegezonden aan het bevoegd gezag. Gedurende de looptijd van de vergunning mogen installaties niet worden verplaatst.

Pas na goedkeuring van dit werkplan door RVO en het Team Natuurvergunningen van DG Natuur en Visserij (LNV) kan worden begonnen met de opschaling voor het opvolgende jaar.

 

2.5 Conclusie

Met de uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Kwekerij de Zilte Oogst of diens rechtsopvolger (hierna: vergunninghouder).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. De vergunde activiteiten worden overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende PB uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of PB met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste.

  6. Het voornemen tot het uitvoeren van een activiteit in afwijking van de aanvraag wordt schriftelijk gemeld aan het bevoegd gezag. Uitvoering ervan kan uitsluitend plaatsvinden na verkregen schriftelijke instemming van of namens het bevoegd gezag.

  7. Bij een opgetreden incident wordt onverwijld melding gedaan aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of diens rechtsopvolger, hierna: het Ministerie) over de aard en omvang van het incident, onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een relevant habitattype of habitat- of vogelsoort bedreigen).

  8. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, dit wordt ter beoordeling ook aan het Ministerie voorgelegd.

  9. Alle door of namens het Ministerie te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning gericht aan het Ministerie kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

 

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. De MHC, met een maximale oppervlakte van 25 hectare bevindt zich alleen in het sublitoraal en dient te zijn gelegen binnen het in figuur 1 van de PB aangegeven vijfhoekige vlak. De coördinaten van de hoekpunten van het vlak zijn:

    Hoekpuntnummer

    X

    Y

    Longitude

    Latitude

    Punt 1

    33972.81

    377877.5

    51,22.6258

    3,38.9276

    Punt 2

    34566.78

    377778.5

    51,22.5800

    3,39.4413

    Punt 3

    35911.1

    377736.7

    51,22.5746

    3,40.6002

    Punt 4

    35940.33

    377874.6

    51,22.6493

    3,40.6226

    Punt 5

    34061.7

    378212.8

    51,22.8077

    3,38.9973

  2. De installaties worden opgezet volgens de Franse techniek. Dit betreft een opstelling van palen over een breedte van 6 meter met daartussen 18 invangtouwen (lijnen) met een lengte van 100 meter per invangtouw. De totale lengte aan invangtouw per installatie bedraagt daarmee maximaal 1800 meter.

  3. Er wordt begonnen met een aantal van 5 installaties aan het begin van 2024. Per opvolgend jaar worden hier 10 tot 100 installaties bijgeplaatst tot een maximum van 405 installaties is gerealiseerd. Het aantal installaties dat per jaar mag maximaal het aantal bedragen als beschreven in de onderstaande tabel:

    Jaar

    2024

    2025

    2026

    2027

    2028

    Aantal installaties binnen het aangegeven vlak na bijplaatsing

    5

    105

    205

    305

    405

     

  4. Alle mechanische activiteiten (vaarbewegingen, plaatsen, oogsten, controleren, onderhoud van de installaties) dienen, elektrisch te worden uitgevoerd.

  5. Alle activiteiten dienen overdag bij daglicht (tussen zonsopkomst en zonsondergang) te worden uitgevoerd.

  6. De installaties worden door middel van een waterspuit (spuitlans) in de grond gebracht. Hierbij wordt als methode geen heien of trillen gebruikt.

  7. De installaties zullen zo worden geplaatst, zodat bij laagwater ca. 30 cm onder de systemen blijft staan (voorkomen verstoren foeragerende vogels op de slikken).

  8. Al geplaatste installaties mogen niet meer verplaatst worden, behalve bij volledige verwijdering.

  9. De vaarroute die wordt gebruikt loopt van de haven van Breskens, via de geul ten zuiden van de zandplaten naar de projectlocatie.

  10. Er wordt niet gewerkt binnen 1200 meter van voor rustende zeehonden aangewezen TBB (Hoge Plaaten-complex).

  11. Indien er aan de noordzijde van de zandplaten wordt gevaren dient dit alleen in de vaargeul plaats te vinden. Hierbij dient zoveel mogelijk afstand tot de rustende dieren te worden aangehouden.

  12. Om verstoring van vogels te minimaliseren (zowel op open water als op HVPs) wordt bij grote groepen rustende vogels (vanaf ca. 50 exemplaren) minimaal 500 meter afstand gehouden.

  13. Om verstoring van vogels te minimaliseren (zowel op open water als op HVPs) wordt bij grote groepen rustende vogels (vanaf ca. 50 exemplaren) een lage vaarsnelheid aangehouden.

  14. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan.

  15. De systemen dienen deugdelijk van constructie te zijn: zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden.

  16. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet gemerkt zijn met visserijregistratietekens. Op deze manier is zwerfvuil afkomstig van dit project traceerbaar.

  17. (Invang)touwen die tekenen van slijtage vertonen dienen, ter voorkoming van het verspreiden van microplastics, te worden vervangen.

  18. De gehele technische infrastructuur van de MHC, dient na afloop van de vergunning (indien deze niet wordt verlengd dan wel daarvoor geen nieuwe vergunning wordt verleend), te worden verwijderd.

  19. Het moment van verwijdering van de gecombineerde MHC dient minimaal een maand van tevoren schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherminq@minlnv.nl) gemeld te worden aan het bevoegd gezag.

 

Rapportage en monitoring

  1. Er wordt een werkplan gemaakt waarin de opschaling beschreven staat. Hierin wordt opgenomen hoeveel installaties worden geplaatst en waar binnen het vak. Ook wordt aangegeven hoe het voorgaande jaar is verlopen (beschrijving van opbrengst en bevindingen). Dit werkplan dient voordat er kan worden opgeschaald jaarlijks voor het plaatsen van nieuwe installaties (dus voor 1 maart van het jaar) ter goedkeuring te worden voorgelegd aan Team Natuurvergunningen van DG Natuur en Visserij (LNV).

 

Toezicht

  1. De vergunninghouders voeren een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouders geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

 

Looptijd/geldigheid

  1. Deze vergunning is uiterlijk tot en met 31 december 2028 geldig.

 

TER INFORMATIE

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

 

BIJLAGEN

Passende Beoordeling MHC Westerschelde

 

Hoogachtend,

De minister voor Natuur en Stikstof,

Namens deze:

MT-lid Directoraat-Generaal Natuur en Visserij

Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Op deze vergunningprocedure is de openbare uniforme voorbereidingsprocedure als opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Zienswijze doorgeven

U kunt uw zienswijze op verschillende manieren doorgeven. U doet dit het snelst door het digitale formulier (zie hieronder) in te vullen.

Lukt het niet om de zienswijze door te geven met het digitale formulier? Geef uw zienswijze dan telefonisch door of in een brief. U kunt uw zienswijze niet in een e-mail of via het algemene contactformulier sturen. We nemen deze niet in behandeling.

Digitaal formulier

Geef uw zienswijze op tijd door met een digitaal formulier op https://mijn.rvo.nl/zienswijze-ontwerpbesluit-of-voorgenomen-besluit. Dit kunt u doen tot uiterlijk zes weken na publicatie van dit besluit. U logt hierop in met DigiD (als burger), of met eHerkenning niveau 2+ (als organisatie).

Telefonisch

U moet eerst een afspraak maken. Dit doet u door te bellen naar 088 042 42 42. Kies voor optie 1 en daarna voor optie 4.

Brief

U kunt uw zienswijze ook via de post naar ons sturen. De adresgegevens treft u hieronder aan:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Vergunning en Handhaving

Postbus 40225

8004 DE Zwolle

Zorg dat uw naam, adres en telefoonnummer in de brief staan. Noem in uw brief om welk ontwerpbesluit het gaat. En vertel of u het er wel of niet mee eens bent. Alleen dan kan uw zienswijze meegenomen worden in het nemen van het besluit.

Na uw zienswijze

Nadat u uw zienswijze heeft doorgegeven, krijgt u een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden meegenomen in het nemen van een definitief besluit. Als alle zienswijzen verwerkt zijn, krijgt u bericht dat er een Nota van Antwoord is opgesteld. Hierin zijn alle zienswijzen en de reacties daarop samengevoegd. Uw persoonlijke gegevens komen niet in deze nota te staan.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister voor Natuur en Stikstof maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven