2.Inhoudelijke overwegingen
Het aan mij voorgelegde MEP geeft uitwerking aan de voorschriften en beperkingen die voortvloeien uit de vergunning op grond van de Wnb, aan TenneT verleend voor het project NOZ HKZ.
Ik heb het MEP getoetst tegen de achtergrond van de voorgenoemde Wnb-vergunning in het algemeen en meer in het bijzonder de in de voorschriften 30 tot en met 33 gestelde voorwaarden. Hieronder volgen mijn bevindingen.
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.4 beschrijft het doel van het MEP ook is opgenomen dat dit MEP onderdeel is van de EMV adaptieve monitoringsstrategie van toekomstige NOZ projecten die aansluitend volgens de Routekaart van de overheid in bedrijf zullen worden genomen. Voor deze strategie is in het MEP Borssele de basis gelegd.
Ik onderschrijf het doel van het MEP dat in lijn is met het doel van monitoring in voorschrift 30 van de Wnb-vergunning. Verder ken ik grote waarde toe aan het streven om via dit MEP ervaring op te doen ten behoeve van de monitoring van de EM velden voor toekomstige NOZ projecten.
Hoofdstuk 2
Dit hoofdstuk beschrijft in hoofdlijnen de te monitoren soorten (zeezoogdieren en diadrome vissen alsmede platvis en kraakbeenvis) en het onderzoeksprogramma inclusief de daarbij behorende onderdelen. In paragraaf 2.3 wordt beschreven dat er voor het MEP NOZ Borssele gestart was met een adaptief monitoringsprogramma voor EM velden. Het adaptieve karakter van de monitoringprogramma wordt vormgegeven door de 'Plan-Do-Check-Act' (PDCA) strategie. De resultaten van de deelonderzoeken die worden gepland en uitgevoerd binnen het NOZ Borssele (Plan-Do) worden geëvalueerd en aangepast (Check-Act) voordat de monitoring in aangepaste vorm weer in NOZ HKZ wordt voortgezet.
Ik stel vast dat met het specifiek benoemen van de te monitoren soorten zeezoogdieren en vissen goede uitwerking is gegeven aan de inhoud van voorschrift 30 van de Wnb-vergunning.
Ik stel ook vast dat in dit tweede hoofdstuk de keuze om voor de zeezoogdieren alleen de Bruinvis te monitoren voldoende onderbouwd is en voor de vissen de focus te richten op diadrome vissen (trekvissen) in het algemeen en op de Fint in het bijzonder. Ik kom hierop nog terug in mijn overwegingen bij de monitoringsopzet voor de onderscheiden soorten.
Verder acht ik het, met het oog op het secondaire doel van het MEP, een goede zaak om, naast beide Natura 2000-soorten (bruinvis en Fint), ook niet Natura 2000-soorten zoals kraakbeenvissen (haaien en roggen) en platvis (waaronder schol) te monitoren op eventuele effecten door EM velden.
Ten slotte onderschrijf ik de keuze voor een adaptief en iteratief (aangepast en herhalend) monitoringsplan en ondersteun ik het inzetten van de tussentijdse rapportages van het MEP HKZ voor de nog op te stellen en door het bevoegd gezag goed te keuren MEP's van de projecten.
Hoofdstuk 3
Dit derde hoofdstuk beschrijft de monitoringsplan zeezoogdieren, inclusief de resultaten MEP Borssele. Ik stel vast dat ook met de in hoofdstuk 3 beschreven opzet van de monitoring goede uitwerking is gegeven aan voorschrift 30 van de Wnb-vergunning. Ik merk daarbij op dat bij de geluidsmetingen gedaan naar bruinvisactiviteiten rond NOZ Borssele blijkt dat er geen significant verschil is in het aantal bruinvissen binnen en buiten het EM velden. Ik hecht grote waarde aan de consultatie van de experts zowel bij de opzet van de monitoring als bij de evaluatie van de tussenresultaten. Zowel bij het onderzoek van NOZ Borssele als NOZ HKZ is er voor de uitvoering gebruik gemaakt van het Passive Acoustic Monitoring netwerk (PAM). Het herhalen van de huidige methode komt de continuïteit en de zekerheid van dit onderzoek te goede, maar aangepast zodat het leidt tot betere resultaten.
Hoofdstuk 4 t/m 6
Deze drie hoofdstukken beschrijven het monitoringsplan diadrome vis (hoofdstuk 4), kraakbeenvis (hoofdstuk 5) en monitoringsplan platvis (hoofdstuk 6). Specifieke onderdelen die daarbij aan de orde komen, zijn naast het beschrijven van het specifieke doel van monitoring voor de betreffende soort(groep) de opzet van de monitoring op basis van een viertal deelaspecten. Verder acht ik het een goede zaak dat bij het uitvoeren van alle onderdelen van de ecologische monitoring (behalve voor bruinvis) wordt aangesloten bij al lopende onderzoeksprogramma's, al dan niet met een aanvulling daarop (zoals het zenderen van finten). Dat is een slimme zet waar deze bestaande meetnetten al gegevens verzamelen over het migratiegedrag van dezelfde vissoorten als de soorten die van belang zijn voor het voorliggende MEP.
Wat de verdere uitwerking van de ecologische monitoring aangaat stel ik vast dat qua uitvoeringsperiode, locatie en frequentie niet is gekozen voor een uniforme aanpak, maar voor een soort(groep)gerichte aanpak. Dit komt mij logisch over vanwege het feit dat de aanwezigheid in de tijd (in het betreffende deel van het jaar) alsook qua locatie (binnen Natura 2000-gebieden en specifiek binnen de Voordelta en Noordzeekustzone) en qua frequentie (in één of meer seizoenen) nu eenmaal per soort(groep) verschillend is. Ik onderschrijf de onderzoeksopzet van de technische monitoring.
Hoofdstuk 7
Dit hoofdstuk beschrijft dat voor het onderzoek naar EM velden er twee EM velden sensoren worden ingegraven op ±1m afstand van de kabel. Ik onderschrijf de uitvoeringsperiode en frequentie van de metingen met de sensoren bij de aanlanding van NOZ HKZ.
Hoofdstuk 8
Dit hoofdstuk beschrijft de rapportage en communicatie, met name de uit te brengen rapporten, de planning (overall en op onderdelen), de terugvalstrategie, de communicatie (met experts en het bevoegd gezag) en het datamanagement.
Ik stel vast dat met de op de stellen rapporten en het tijdstip van indiening goede uitwerking wordt gegeven aan voorschrift 31 van de Wnb-vergunning.
Ik ga ermee akkoord dat de rapporten per deelonderzoek als definitieve versies bij het bevoegd gezag worden ingediend. Dat is logisch omdat het enkel een weergave van de waarnemingen betreft en geen interpretatie ervan. Voor wat betreft het monitorings- en evaluatierapport beperkt de rol van het bevoegd gezag zich nadrukkelijk niet tot wat genoemd wordt de 'warme overdracht' van de 100% versie, maar vindt er ook afstemming met het bevoegd gezag plaats over de 80% versie.
Verder stem ik in met de planning en de totale duur van de monitoring die bepaald is op twee jaar. Figuur 8.1 blz. 31 van het MEP geeft een helder overzicht van de geplande monitoringsactiviteiten voor de technische monitoring en de monitoring van de soort(en) of soortgroep(en), inclusief de op te leveren rapportages (in totaal 5).
Samenvattend concludeer ik dat het MEP goede invulling geeft aan de voorschriften 30 tot en met 33 van de Wnb-vergunning voor het project NOZ HKZ.