Onderwerp: Bezoek-historie

Wet natuurbescherming; Vergunning off-bottom oesterkweek in het sublitoraal in Oosterschelde
Ondertekeningsdatum:11-02-2021Geldigheid:t/m 30-11-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 16 november 2020 heeft u namens de Nederlandse Oestervereniging (hierna: NOV) en diens leden een vergunning aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het kweken van Japanse oesters (Crassostrea gigas) middels off-bottom systemen in het sublitoraal van het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Het betreft de volgende locaties:

1. Locatie Kattendijke (Percelen OSWD199 en 200);

2. Locatie Slikken van Kats;

3. Locaties Hooge Kraaijer en Yerseke Bank: Percelen HK10, 11 en 18

(inclusief een strook van 1ha parallel aan HK 10 en 18) en YB 685 en 686;

4. Locatie Windgat: percelen WG13, 14 en 16.

Op 16 november 2020 ontving ik uw aanvraag. Op 20 november 2020 heb ik per mail de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De aanvraag betreft het kweken van Japanse oesters (Crassostrea gigas) middels off-bottom systemen. De aangevraagde activiteiten op de bovengenoemde locaties zijn een voortzetting en een uitbreiding op de locaties Kattendijke (perceel 199/200 WP) en Windgat 13,14 en 16. Bij de activiteiten op deze locaties wordt er gebruik gemaakt van longlines met mandjes en van tafels met zakken, alsmede longlines met hangende kooien en van staande duo-kooien. Er wordt ook ter plaatse oesterbroed ingevangen met zogenaamde 'schotelcollecteurs' die op kweektafels worden geplaatst.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 1, onder f, eerste punt, van het Besluit natuurbescherming, luidend: 'niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, met inbegrip van het invangen van schelpdierenzaad en van schelpdiercultures en het uitzetten van schelpdieren', ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, significante gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als één project, omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals neergelegd in de PB.

1.5. Beleid

Beleidsbesluit Schelpdiervisserij

Bij besluit van 1 oktober 2004 is het 'Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020: Ruimte voor een zilte oogst' vastgesteld. In dit beleidsbesluit is het schelpdierbeleid verwoord, waarbij ook ruimte kan worden gegeven aan het experimenteren met nieuwe kweektechnieken en alternatieve (inheemse) soorten. Voorwaarde is dat dit ook ecologisch duurzaam gebeurt.

Oosterscheldevisie 2018-2024

De Oosterscheldevisie van de Provincie Zeeland (in samenwerking met diverse gemeenten, Waterschap Scheldestromen en RWS) biedt beleidsmatige ruimte voor experimenten met off-bottom oesterkweek.

De visie stelt:

de schelpdiersector streeft niet naar meer areaal, maar naar een beter gebruik van het areaal. Zij wil vanuit het bestaande areaal de opbrengst en de kwaliteit van het product optimaliseren.

Het schelpdierbestand in de Oosterschelde wordt gevormd door wilde oesters, gekweekte oesters, kokkels, gekweekte mosselen, mesheften en 'overig'. De schelpdiersector streeft naar optimalisatie van de opbrengst; hogere aantallen en een toename van het (vlees) gewicht.

Economische agenda Provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft een Economische Agenda 2017-2021 opgesteld. Hierin wordt speciaal aandacht besteed aan aquacultuur en visserij in het algemeen en oesterkweek in het bijzonder.

Uit de Economische Agenda:

Ons beleid richt zich op de volle breedte van de sector zoals de zeevisserij, de schaal- en schelpdiersector en de binnenvisserij. In de schaal- en schelpdiersector hebben de verbetering van de collectieve infrastructuur en kennisontwikkeling prioriteit. De continuïteit van de sector is daarbij het uitgangspunt. Deze agenda draagt bij aan de toekomstbestendigheid van deze sector.

Met het bedrijfsleven en betrokken overheden verbeteren we de collectieve infrastructuur en kennisontwikkeling in de schaal- en schelpdiersector en wij ondersteunen kansrijke innovaties die kunnen leiden tot nieuwe bedrijvigheid of een hogere toegevoegde waarde.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De beoogde activiteiten vinden plaats op de oesterkweekpercelen Kattendijke, Slikken van Kats, Windgat, Hooge Kraaijer en Yerseke Bank in de Oosterschelde.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Mogelijke effecten van vervuiling/uitstoot;

  • Mogelijke effecten op het habitat: verandering dynamiek substraat, verstoring of verlies aan habitat, verstoring of verlies aan draagkracht;

  • Mogelijke effecten door verstoring (visueel, of door geluid of trillingen);

  • Effecten op vogelrichtlijnsoorten;

  • Effecten op habitatrichtlijnsoorten.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen: Grote baaien;

  • Habitatrichtlijnsoorten: Gewone -en Grijze zeehonden;

  • Vogelrichtlijnsoorten:

  • Broedvogels: Kluut, Bontbekplevier, Strandplevier, Grote stern, Dwergstern, Noordse stern en Visdief;

  • Niet-Broedvogels: Aalscholver, Dodaars, Fuut en Middelste zaagbek, Meerkoet.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

De projectlocaties zijn reguliere oesterkweekpercelen. In dit opzicht verandert er zeer weinig tot niets met betrekking tot de dynamiek van het substraat (faeces en pseudofaeces) en de soortensamenstelling. In de passende beoordeling worden effecten in dit opzicht mijns inziens terecht uitgesloten.

Bij de oesterkweekpercelen wordt er gebruik gemaakt van mandjes aan longlines en stalen tafels met zakken en van kooien (met zakken of mandjes) en longlines met mandjes. Doordat er voor de verankering van longlines en kooien palen/ankers in de bodem worden aangebracht is er feitelijk sprake van een verlies van oppervlakte habitat van enkele vierkante meters. Ten opzichte van de oppervlakte van de Oosterschelde is dit met zekerheid niet relevant. Indien deze palen/ankers/kooien worden verwijderd, zal ter plaatse met zekerheid herstel van de bodem en het bodemleven optreden. Het effect is derhalve niet onomkeerbaar.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde habitattypen plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschriften 28 t/m 31).

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

De off-bottom oesterkweek wordt uitgevoerd in het sublitoraal, op ruime afstand van de meest nabije droogvallende platen. Bestaande en potentiële rust-, werp-, zoog- en ruiplaatsen van de zeehond zijn derhalve niet in het geding. Bovendien komt de zeehond slechts zeer beperkt voor in De Kom van de Oosterschelde. Door de geringe omvang van de activiteiten gaat er ook geen relevant areaal foerageergebied verloren. Bovendien is er in de directe omgeving voldoende areaal aan geschikt alternatief foerageergebied beschikbaar. Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschriften 33 en 34).

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

Broedvogels

De betreffende oesterkweeklocaties bevinden zich in het sublitoraal, waardoor effecten ten aanzien van broedgelegenheid bij voorbaat kunnen worden uitgesloten. Alleen een effect op de beschikbaarheid van foerageergebied kan mogelijk van belang zijn. Doordat de voorgenomen activiteit gering van omvang is en de daarbij uit te voeren werkzaamheden kortdurend zijn, is de eventuele toename van de verstoring die dit veroorzaakt zeer beperkt. Bovendien is er voldoende alternatief foerageergebied van goede kwaliteit in de directe omgeving beschikbaar. Op basis hiervan concludeer ik dat significant negatieve effecten voor broedvogelsoorten kunnen worden uitgesloten.

Niet-Broedvogels

Voor de op het water verblijvende soorten (rustend of foeragerend op vis, schelpdieren en/of waterplanten) geldt dat de voorgenomen activiteiten gering van omvang is en de daarbij uit te voeren werkzaamheden kortdurend zijn, waardoor de verstoring die wordt veroorzaakt, zeer beperkt is. De voorgenomen activiteiten komen ook grotendeels in de plaats van de bestaande schelpdieractiviteiten op de locatie. Daarnaast is er voldoende alternatief rust- en foerageergebied van goede kwaliteit in de directe omgeving beschikbaar.

Uit de in 2020 uitgevoerde monitoringsrapportage die onderdeel uitmaakt van deze aanvraag is er gekeken naar de aanwezigheid en gedrag van vogelsoorten rond off-bottom kweeksystemen. Uit de monitoring is gebleken dat de vogels nog steeds doorgaan met het foerageren langs de waterlijn en geen duidelijke gedragsverandering vertonen ter hoogte van de systemen. Op basis hiervan concludeer ik dat significant negatieve effecten voor niet-broedvogelsoorten kunnen worden uitgesloten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van de activiteit op de genoemde broedvogels en niet-broedvogels plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschriften 32 t/m 34).

2.3. Stikstofdepositie

Op 14 november 2020 heeft een berekening plaatsgevonden met AERIUS Calculator. Gebleken is dat de stikstofdepositie van de voorgenomen activiteit 0.00 mol N/ha/jr bedraagt. Effecten als gevolg van stikstofdepositie zijn uit te sluiten.

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

2.5. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB , de daarbij behorende rapportage en documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat het project waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van de individuele rechtspersonen zoals vermeld in bijlage 4 van deze vergunning, zulks altijd in verplichte combinatie met de daarin opgenomen vermelding van het door deze rechtspersonen in te zetten vaartuig.

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen.

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal 1 week voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteiten worden uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen 1 week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Specifieke voorschriften per oesterkweeklocatie:

Locatie Kattendijke:

  1. De off-bottom oesterkweek vindt plaats in het sublitorale (niet-droogvallende) deel van de perceel 199/200 WP (OSWD) in de Oosterschelde.

  2. De activiteit betreft het kweken van Japanse oesters (Crassostrea gigas) in mandjes aan lijnen en in zakken op tafels alsmede de invang van broed van de Japanse oester met oestercollecteurs (stangen met 40 schotels per stang).

  3. De omvang van de oesterkweek betreft op de locatie op de locatie 199/200 WP (OSWD) bestaat uit maximaal 88 lijnen met 9600 manden en 342 tafels met 2200 zakken op een aaneengesloten projectoppervlakte van 1,6 hectare. De invang van oesterbroed vindt plaats met maximaal 2000 collecteurs die zijn geplaatst op maximaal 50 tafels.

  4. Controle-, oogst-, en onderhoudswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform tabel 1 van de PB, waarbij er gebruik wordt gemaakt van het vaartuig 10-80-YV met 115 pk.

  5. De droogvallende delen van de plaat mogen niet worden betreden.

Locatie Slikken van Kats:

  1. De off-bottom oesterkweek vindt plaats in het sublitorale (niet-droogvallende) deel van de perceel met een omvang van maximaal 2,4 hectare (een vak van ca. 80x300 meter) direct grenzend aan de zuidzijde van het schelpdierperceel ZDKR32 op de Slikken van Kats in de Oosterschelde.

  2. De activiteit betreft het kweken van Japanse oesters (Crassostrea gigas) in mandjes aan lijnen en in zakken op tafels alsmede de invang van broed van de Japanse oester met oestercollecteurs die zijn geplaatst op maximaal 100 kweektafels.

  3. De omvang van de oesterkweek op de locatie Slikken van Kats bestaat uit 1600 tafels met maximaal 9600 zakken en 2 sets van 2 lijnen van ongeveer 100 m lengte geplaatst voor 1000 oestermanden.

  4. Controle-, oogst-, en onderhoudswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform tabel 1 van de PB, waarbij er gebruik wordt gemaakt van het vaartuig YE94 met 150 pk of de YE16 met 200 pk.

  5. De droogvallende delen van de plaat mogen niet worden betreden.

Locaties Hooge Kraaijer en Yerseke Bank:

  1. De off-bottom oesterkweek vindt plaats op de oesterkweekpercelen HK10, HK11, HK18, YB685, YB686 (inclusief een strook van 1 ha parallel aan HK 10 en 18) met een omvang van 2,15 hectare.

  2. Bij de activiteit op deze locaties worden de uit de Oosterschelde of gecertificeerde hatcheries afkomstige oesters gekweekt in zakken en de zakken worden geplaatst in hangende kooien en/of duo-kooien. De kooien staan op de bodem in het sublitoraal of hangen aan longlines, aan 1 longline hangen maximaal 50 enkele kooien.

  3. Controle-, oogst-, en onderhoudswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform tabel 1 van de PB, waarbij er gebruik wordt gemaakt van het vaartuig YE7 van 28GT of YE37 van 115GT.

Locatie Windgat:

  1. De activiteit met een totale omvang van 6,9 hectare vindt plaats op de oesterkweekpercelen WG13, WG14 en WG16. Op elk van de percelen wordt een opstelling geplaatst. Op WG 14 bestaat dat uit maximaal 6 longlines met maximaal 1500 manden per longline, voor maximaal 9000 manden. Op de locaties WG 13 en 16 worden er maximaal 100 kooien samen met 250 rekken en 400 tafels per perceel geplaatst.

  2. De activiteit betreft het (door-)kweken van : a. oesterbroed, b. kleine oesters uit oesterkweek op bodempercelen en c. kleine oesters uit reguliere visserij op de vrije gronden.

  3. Controle-, oogst-, en onderhoudswerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd conform tabel 1 van de PB, waarbij er gebruik wordt gemaakt van de vaartuigen YE 179 (162 GT), YE 41 (25 GT) en YE 126 met een 60 pk buitenboordmotor.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. Alle werkzaamheden dienen bij daglicht plaats te vinden.

  2. De installaties dienen deugdelijk van constructie te zijn en mogen, evenals andere te gebruiken materialen zoals zakken en collecteurs, niet los kunnen slaan van de bodem.

  3. Het is niet toegestaan afval in het gebied achter te laten. Restafval mag niet in het water terecht komen en dient te worden opgevangen en afgevoerd conform de daartoe geldende wet- en regelgeving.

  4. Indien bij kunststof-onderdelen van de kweekinstallatie zichtbare slijtage wordt geconstateerd dienen deze binnen een maand te worden vervangen. Dit ter beperking van de verspreiding van microplastics in het ecosysteem van de Oosterschelde.

  5. Tijdens elk controlebezoek door of in opdracht van de vergunninghouder, dienen de systemen te worden gecontroleerd op vogelslachtoffers. In geval van het aantreffen van één of meer vogelslachtoffers dient de vergunninghouder hiervan onverwijld schriftelijk of per e-mail melding te doen aan het bevoegd gezag.

  6. Het gebruik van geluidsapparatuur, anders dan ten behoeve van communicatie betreffende de veiligheid, is niet toegestaan.

  7. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt. Groepen rustende of foeragerende vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 meter benaderd worden en zeehonden mogen niet dichter dan tot een afstand van 1200 meter benaderd worden.

Rapportage, monitoring

  1. Er vindt monitoring plaats van alle (en met name de kwalificerende) vogelsoorten op en nabij de projectlocaties, alsmede van de kwalificerende vogelsoorten op en nabij een nabijgelegen representatieve locaties (van voldoende grootte) zonder mogelijk verstorende invloed van dit of een vergelijkbaar project.

  2. Indien, op basis van de monitoring en beoordeling met betrekking tot de draagkracht van de Oosterschelde voor schelpdieren, zoals genoemd in de passende beoordeling, er in enig jaar aanwijzingen zijn dat deze draagkracht dreigt te worden overschreden, wordt dit onverwijld per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) gemeld aan het bevoegd gezag.

  3. Er wordt jaarlijks vóór 1 februari een monitoringsrapportage gemaakt, die schriftelijk aan het bevoegd gezag wordt gezonden. De monitoringsrapportage heeft betrekking op het voorgaande kalenderjaar. In de monitoringsrapportage neemt de vergunninghouder de frequentie, aard en duur van de werkzaamheden, de aantallen oogsten en oogstgegevens en het totale aantal vogelslachtoffers op.

  4. Vergunninghouder stuurt binnen drie maanden na expiratie van de vergunning (1 maart 2024) of, indien het project eerder wordt beëindigd binnen drie maanden na beëindiging, de eindresultaten van het project op alle in deze paragraaf genoemde onderwerpen schriftelijk naar het bevoegd gezag.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. Gevraagde informatie en documenten worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren respectievelijk medewerkers van het Team Natuurvergunningen getoond respectievelijk aangeleverd.

  4. De betrokken toezichthouders en medewerkers van het Team Natuurvergunningen mogen op elk moment in tijd ter verificatie van de vergunning en inzage eisen in de black box rapportages van de ingezette vaartuigen; deze rapportages worden door de vergunninghouder aangeleverd c.q. ter raadpleging beschikbaar gesteld.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig vanaf het moment van afgifte tot en met 30 november 2023 voor wat betreft het installeren, exploiteren, beheren/onderhouden en oogsten van de betreffende kweekinstallaties. Voor wat betreft het aanwezig hebben en het verwijderen van de bijbehorende verankering is de onderhavige vergunning geldig tot en met 1 juni 2024.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:



MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

Naar boven