Onderwerp: Bezoek-historie

Wnb-vergunningen; oestervisserij vrije gronden; Oosterschelde; OVERIGE BESLUITEN ZIJN OPVRAAGBAAR VIA WETNATUURBESCHERMING@MINLNV.NL
Geldigheid:14-03-2022 t/m 31-12-2026Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 20 oktober 2021 heeft u per e-mail een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor oestervisserij op de vrije gronden in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aangevraagd.

Bij e-mail van 16 november 2021 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Op deze aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, toegepast. Het ontwerpbesluit is op 3 december 2021 bekend gemaakt in de Staatscourant (2021-48230), PZC, BN De Stem en op de website van RVO.

Het ontwerpbesluit heeft van 4 december 2021 tot en met 15 januari 2022 ter inzage gelegen. Hierop zijn twee zienswijzen ontvangen. In de als bijlage 4 bij dit besluit gevoegde Nota van Antwoord zijn deze zienswijzen weergegeven inclusief mijn reactie daarop. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het besluit.

Op 10 januari 2022 (Staatscourant 713) is een wijziging van de Regeling natuurbescherming gepubliceerd. Hierin is voor stikstofberekeningen een nieuwe versie (2021) van Aerius verplicht gesteld. Ik ben verplicht om het besluit tot vergunningverlening te nemen op basis van de Aerius versie die geldt op het moment van besluitvorming. Dit betekent dat het voor de besluitvorming noodzakelijk was de stikstofberekening die bij het ontwerp besluit voor zienswijze is gepubliceerd, gemaakt met Aerius versie 2020, te vervangen door een berekening met Aerius versie 2021. De uitkomst van deze nieuwe berekening laat minder en kleinere stikstofeffecten zien dan de uitkomst van de gepubliceerde berekening. De nieuwe berekening leidt daarom in de aangepaste beoordeling van de vergunningaanvraag (paragraaf 2.3 Stikstofdepositie) niet tot andere conclusies. Hierdoor is aanpassing van het besluit, het verlenen van de vergunning met bijbehorende voorschriften en beperkingen, niet nodig. De nieuwe stikstofberekening, met de daarbij behorende toelichting, zijn als bijlage 2 en 3 bij het definitieve besluit gevoegd.

Ik heb het ontwerpbesluit omgezet in dit definitieve besluit. De inhoud hiervan blijft hetzelfde.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

 

1.1. Onderwerp

De aangevraagde activiteit betreft de oestervisserij op de vrije (niet verhuurde) gronden in de Oosterschelde, met uitzondering van de permanent voor visserij gesloten gebieden zoals de Noordelijke Tak en het westelijke deel van de Roggenplaat. De visserij is gericht op het vangen van levende consumptieoesters en oesterbroed voor verdere opkweek op percelen. Daarbij bestaat de vangst voornamelijk uit Japanse oesters (Crassostrea gigas) met een bijvangst van platte (Zeeuwse) oesters (Ostrea edulis). De oestervisserij wordt uitsluitend uitgevoerd in het sublitoraal, uitgezonderd de Kom van de Oosterschelde waar wel visserij op de droogvallende platen is toegestaan.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

 

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3.1.f, uitoefening van de volgende vormen van visserij: niet-handmatige schaal- en schelpdiervisserij, met inbegrip van het invangen van schelpdierenzaad en van schelpdiercultures en het uitzetten van schelpdieren, van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

 

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, significant gevolgen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

 

1.4. Beoordeling van projecten

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat het, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB (bijlage 1).

2. BEOORDELING

 

2.1 Afbakening

Gebied

De activiteit vindt plaats binnen het Natura 2000-gebied Oosterschelde, met uitzondering van de permanent voor visserij gesloten Noordelijke tak.

Gevolgen

Ten behoeve van de beoordeling van de gevolgen is geïnventariseerd welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen op welke natuurwaarden onderzocht moeten worden. Dit betreft:

  • de abiotische randvoorwaarden, het plaatareaal (zandhonger), de draagkracht, de typische soorten en de overige kenmerken van een goede structuur en functie van Habitattype 1160 – Grote baaien;

  • verstoring van de Habitatrichtlijnsoorten Gewone zeehond, Grijze zeehond en Fint;

  • verstoring en afname van het voedselaanbod van de Vogelrichtlijnsoorten: Grote stern, Visdief, Noordse stern, Dwergstern, Fuut, Aalscholver, Middelste zaagbek en Brilduiker.

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied, gevolgen en natuurwaarden dat door de aangevraagde activiteit beïnvloed zou kunnen worden in de PB op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

 

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

 

2.2.1 Habitattype 1160 – Grote baaien

Naar de aard van de aangevraagde activiteit zullen voor het gebied eventuele negatieve effecten zich beperken tot het Habitattype 1160 – Grote baaien (en daaronder geschaard bodemleven en bodemstructuren). De overige in het aanwijzingsbesluit genoemde habitattypen bevinden zich alle buiten (of zeer hoog in) de getijdenzone.

Ik deel de conclusie van de passende beoordeling dat de mogelijke effecten met betrekking tot de abiotische randvoorwaarden, het plaatareaal (zandhonger), de draagkracht, de typische soorten en de overige kenmerken van een goede structuur en functie van het habitattype zeer gering zijn qua impact en in beïnvloede oppervlakte. Hierbij houd ik rekening met de voorgestelde maatregelen ter voorkoming en mitigatie van de mogelijke effecten. Ter borging van de conclusie zijn deze maatregelen opgenomen in de voorschriften 11 t/m 15 van de vergunning.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van natuurlijk habitat in het betreffende Natura 2000-gebied.

2.2.2 Habitatrichtlijnsoorten

Naar de aard van de aangevraagde activiteit zullen voor het gebied eventuele negatieve effecten zich beperken tot de Gewone zeehond, Grijze zeehond en de Fint.

Ik deel de conclusie van de passende beoordeling dat de mogelijke effecten met betrekking tot deze soorten zeer gering zijn. Hierbij houd ik rekening met de voorgestelde maatregelen ter voorkoming en mitigatie van de mogelijke effecten. Ter borging van de conclusie zijn deze maatregelen opgenomen in de voorschriften 17 en 18 van de vergunning.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van het leefgebied in het betreffende Natura 2000-gebied of van verstoring van de soort.

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

-Broedvogels en niet-broedvogels

Naar de aard van de aangevraagde activiteit zullen voor het gebied eventuele negatieve effecten zich beperken tot de Vogelrichtlijnsoorten: Grote stern, Visdief, Noordse stern, Dwergstern, Fuut, Aalscholver, Middelste zaagbek en Brilduiker.

Ik deel de conclusie van de passende beoordeling dat de mogelijke effecten met betrekking tot verstoring en afname van het voedselaanbod van de vogelrichtlijnsoorten zeer gering zijn. Hierbij houd ik rekening met de voorgestelde maatregelen ter voorkoming en mitigatie van de mogelijke effecten. Ter borging van de conclusie zijn deze maatregelen opgenomen in de voorschriften 17 en 18 van de vergunning.

Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten. Er is geen sprake van verslechtering van leefgebied in het betreffende Natura 2000-gebied of van verstoring van de soorten.

 

2.3. Stikstofdepositie

Op 31 januari 2022 is een berekening met Aerius Calculator uitgevoerd (kenmerk: Rk9YYfiCkhja, bijlage 2) waarin de aangevraagde situatie is berekend. Bij de berekening is ook een toelichting (bijlage 3) gevoegd. Uit de berekening en bijbehorende toelichting blijkt het volgende:

Er wordt een toename van stikstofdepositie berekend van 0,01 mol/ha/jaar op één hexagoon met een oppervlakte van 1 hectare. Dit is een hexagoon met een nadere stikstofoverbelasting en een overlap van meer dan 100m2 met habitattype H1130B (Schorren en zilte graslanden (binnendijks)). Voor dit hexagoon is de achtergronddepositie echter nog minimaal 41 mol lager dan de KDW. Dit betekent dat een extra depositie van 0,01 mol op dit hexagoon niet zal leiden tot overschrijding van de KDW. Dit geldt tevens wanneer de vergunningaanvraag voor het onderhavige bedrijf in cumulatie wordt bezien met de 31 andere vergunningaanvragen voor oestervisserij op de vrije gronden in de Oosterschelde. Ook met een totale gezamenlijke extra depositie van 0,32 mol/ha/jaar op dit hexagoon zal de stikstofdepositie altijd ruim onder de KDW blijven.

Dit betekent dat significant negatieve effecten door stikstofdepositie kunnen worden uitgesloten.

 

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant negatief effect kan hebben op de soorten en habitattypen waarvoor het gebied is aangewezen.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

 

2.5. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen is de zekerheid verkregen dat het project/de activiteit waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van B.V. Voorheen J. Mieras-Adriaanse (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger) en is van toepassing voor gebruik op het schip YE 32.

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen

  5. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  6. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  7. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  8. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  9. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen 1 week bij het bevoegd gezag.

  10. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. De maximaal toegestane visserij-intensiteit bedraagt het in de Aerius-berekening (incl. toelichting daarop) genoemde aantal uren per kwadrant (zie de bijlagen 2 en 3).

  2. Het is niet toegestaan droogvallende platen, met uitzondering van de Kom van de Oosterschelde, te bevissen; uitgezonderd van de visserij zijn derhalve alle op de meest recente Hydrografische kaarten groen gekleurde gebieden; dit zijn de gebieden die boven het reductievlak (LAT) liggen (zie: www.hydro.nl). De begrenzing van deze gebieden, wordt gevormd door de lijn die de scheiding aangeeft tussen de in groen en blauw of wit aangegeven gebieden op deze kaarten en niet door de werkelijke situatie ter plaatse.

  3. In tegenstelling tot wat is gesteld in voorschrift 12 is tot minimaal de datum van 30 april 2024 oestervisserij in de Kom van de Oosterschelde niet toegestaan in een gebied van circa 330 hectare rondom de schorren bij Rattekaai en bij Stroodorpepolder. Dit conform voorschrift 29 van de Wnb-vergunning Off-bottom oesterkweek Prinseplaat en 2e plaat (d.d. 18 juli 2019, kenmerk DGNVLG/19182710).

  4. De visserij is primair gericht op Japanse oesters (Crassostrea gigas), maar bijvangst van Platte oesters (Ostrea edulis) is toegestaan. Bijvangst anders dan oesters dient onmiddellijk teruggezet te worden.

  5. Er mag niet gevist worden in zeegrasvelden.

  6. Er mag enkel worden gevist met vaartuigen met een in werking zijnde black-box.

  7. Verstoring van de in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt. Groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 m benaderd worden en zeehonden mogen niet dichter dan tot een afstand van 1200 m benaderd worden.

  8. Geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden is niet toegestaan.

  9. Het is niet toegestaan afval of onderzoeksmaterialen in het gebied achter te laten.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op de naleving van de voorschriften 11 t/m 19, in het bijzonder de voorschriften 11 t/m 14 en 16.

  2. De vergunninghouder geeft alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder en opsporingsambtenaren.

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 9), en uiterlijk tot en met 31 december 2026.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:

MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

 

Bijlagen:

  1. Passende beoordeling

  2. Berekening Aerius Calculator

  3. Toelichting op de Aerius-berekening

  4. Nota van Antwoord

BEROEP

Bent u het niet eens met het definitieve besluit? Als belanghebbende kunt u hiertegen in beroep gaan. Bent u geen belanghebbende? Dan kunt u in beroep gaan als u op tijd een zienswijze heeft doorgegeven. Verschilt het definitieve besluit inhoudelijk van het ontwerpbesluit? Dan kunt ook in beroep gaan als u geen belanghebbende bent en geen zienswijze heeft doorgegeven.

U kunt uw beroepschrift digitaal of via een brief indienen.

Digitaal dient u in via het beroepschriftformulier:

https://formulier.rechtspraak.nl/burger/bestuur/beroepschrift/rechtbank

U heeft hier een DigiD voor nodig. Let op: het digitale beroepschriftformulier is niet bruikbaar voor rechtspersonen of voor gemachtigden van rechtspersonen. Bedrijven als een besloten vennootschep (bv) of naamloze vennootschap (nv) en organisatie als een stichting of vereniging dienen hun stukken op papier in. Een eenmanszaak, vennootschep onder firma (vof) of commanditaire vennootschap (cv) kan de formulieren wel gebruiken. Zij kunnen inloggen met hun DigiD.

Via een brief. Vermeld in uw beroepschrift:

  • uw naam en adres

  • het besluit waartegen u in beroep gaat

  • waarom u het niet eens bent met de beslissing van het bestuursorgaan

  • wat de beslissing volgens u moet zijn

Dateer en onderteken het beroepschrift. Uw woonplaats is bepalend bij de vraag bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen. Heeft u geen woonplaats in Nederland dan is de zetel van het bestuursorgaan bepalend.

Via https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Contact#contactgegevens

kunt u nagaan bij welke rechtbank u uw beroepschrift moet indienen.

Stuur de stukken die belangrijk zijn voor de rechter mee met het beroepschrift. In elk geval:

  • het besluit waartegen u beroep instelt.

  • eventuele documenten en foto's waarmee u uw standpunt onderbouwt.

Naar boven