1. AANVRAAG
1.1. Onderwerp
Uw aanvraag betreft laagvliegroutes die worden aangeduid als LVR10 en route VO. In uw aanvraag zijn deze routes op kaarten weergegeven en in de bijlagen bij uw aanvraag worden de coördinaten van de routes vermeld.
De laagvliegroutes worden door verschillende defensieonderdelen gebruikt. Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.
1.2. Bevoegdheid
Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, eerste lid onder d. van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.
De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.
1.3. Vergunningplicht
De routes zijn gesitueerd boven meerdere Natura 2000-gebieden. Voor het bepalen of er sprake is van vergunningplicht is de situatie van belang op de datum dat betrokken Natura 2000-gebieden werden aangewezen (de referentiedatum). Voor activiteiten die al plaats vonden op de referentiedatum, geldt een vrijstelling van de vergunningplicht mits de activiteiten nadien ongewijzigd zijn voortgezet. Uit de ecologische effectanalyse die is gevoegd bij uw aanvraag en die ik beschouw als passende beoordeling als bedoeld in artikel 2.8 Wet natuurbescherming, blijkt dat significante gevolgen slechts in twee gebieden mogelijk zouden kunnen zijn. Ik heb allereerst beoordeeld of er sprake is van een wijziging ten opzichte van de referentiesituatie.
LVR10
Het onder de laagvliegroute LVR10 gesitueerde Natura 2000-gebied is Engbertdijksvenen. Dit gebied is sinds 1 juni 1994 aangewezen als Natura 2000-gebied.
In uw aanvulling van 14 januari 2022 heeft u mij de beschikking van de Chef Marinestaf en Chef Luchtmachtstaf d.d. 15 september 1988 toegezonden. In deze beschikking wordt LVR10 aangewezen als laagvliegroute. Dit betekent dus dat er op de Europese referentiedatum voor Engbertdijksvenen sprake was van een publiekrechtelijke toestemming voor deze laagvliegroute. Op 1 januari 1995 is de 'Regeling VFR-nachtvluchten en minimumvlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen' van kracht geworden waarin de regeling voor LVR10 werd overgenomen. Deze regeling is nadien enkele malen gewijzigd maar de toestemming om LVR10 als laagvliegroute te gebruiken, is daarbij gebleven. Op dit moment is de 'Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters' van kracht. Er is dus sprake van een sinds september 1988 ononderbroken toestemming voor het gebruik van LVR10. Uit de passende beoordeling blijkt dat de activiteiten niet worden gewijzigd ten opzichte van de referentiesituatie.
VO
Het onder de laagvliegroute VO gesitueerde Natura 2000-gebied is de Brabantse Wal. Dit gebied is 24 maart 2000 aangewezen als Natura 2000-gebied.
Op de datum 24 maart 2000 was de 'Regeling VFR-nachtvluchten en minimumvlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen' al van kracht; deze regeling was namelijk 1 januari 1995 in werking getreden. Route VO is opgenomen in deze Regeling. Ook voor route VO geldt dat in de 'opvolgers' van genoemde regeling, de route VO als laagvliegroute is opgenomen. Ook voor VO is er dus sprake van een ononderbroken toestemming voor het gebruik van deze laagvliegroute die al gold op de datum van de aanwijzing tot Natura 2000-gebied. Uit de passende beoordeling blijkt dat de activiteiten niet worden gewijzigd ten opzichte van de referentiesituatie.
Conclusie vergunningplicht
Op de datum van aanwijzing tot Natura 2000-gebied, waren de laagvliegroutes LVR10 en VO aangewezen in een publiekrechte toestemming; in de betreffende regelingen golden geen maximale aantallen vliegtuigbewegingen. Ook in de 'opvolgers' van deze regelingen zijn geen maximale aantallen vliegtuigbewegingen vastgelegd. Het door u beoogde gebruik zoals opgenomen in uw aanvraag (110 sorties voor LVR en 20 voor VO) blijft dus binnen het gebruik wat op de referentiedatum was toegestaan en nadien toegestaan is gebleven.
Dit betekent dat ik de vergunning niet kan verlenen omdat er geen vergunningplicht geldt.
3. BESLUIT
Ik kan u de gevraagde vergunning niet verlenen, omdat de activiteiten, zoals door u voorgelegd in uw aanvraag van 16 juni 2021 en aangevuld d.d. 14 januari 2022, op grond van artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming naar mijn oordeel niet vergunningplichtig zijn. Ik wijs uw aanvraag daarom af.
Hoogachtend,
Minister voor Natuur en Stikstof
namens deze:
MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied