Onderwerp: Bezoek-historie

Ontwerp-besluit wijziging vergunning Wet natuurbescherming project Gebiedsontwikkeljng IJsseldelta Zuid N307 Roggebotsluis Kampen
Geldigheid:t/m 31-12-2025Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Door Combinatie Roggebot v.o.f. werd op 21 juni 2021 de aanvraag gedaan tot wijziging van de op 20 juli 2020 verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming voor het project Gebiedsontwikkeling IJsseldelta Zuid N307 Roggebotsluis Kampen (kenmerk DG NVLG/20164642, verder: huidige Wnb-vergunning). Voor dit project en daarvoor verleende vergunning werd een passende beoordeling opgemaakt. Provincie Flevoland is vergunninghouder van de huidige vergunning.

Bij deze aanvraag tot wijziging van de huidige vergunning zijn gevoegd:

  • Aanvraag tot wijziging d.d. 22 juni 2021, kenmerk ara-200106-024;

  • ADC-toets 'noordelijk stuk riet aan de westoever, d.d. 22 juni 2021, kenmerk ara 200704;.

  • Machtiging provincie Flevoland aan Combinatie Roggebot v.o.f. voor de aanvraag tot wijziging, kenmerk 2807723 en datum 16 juni 2021

Op 25 juni 2021 werd aan Combinatie Roggebot v.o.f. per e-mail de ontvangst van het wijzigingsverzoek met bijgevoegde documenten bevestigd en dat de aanvraag in behandeling werd genomen.

Verzoek en toelichting op het verzoek

De aanvraag betreft het verzoek tot wijziging van de vergunningvoorschriften 6 en 21 in de huidige Wnb-vergunning.

De reden voor dit verzoek is dat tijdens de ontwerpfase van het hoogwatersysteem duidelijk werd dat er zich conflicterende belangen voor zouden doen bij de uitvoering van het project. Deze conflicterende belangen werden eerst duidelijk bij de detaillering van het projectontwerp.

Het project kent verschillende doelstellingen als natuurontwikkeling en -bescherming, hoogwaterveiligheid en nautische veiligheid. Vanuit natuurbescherming werd onder meer als eis opgenomen dat het bestaande riet aan de westelijke oever behouden zou moeten blijven. Vanuit hoogwaterveiligheid is een bepaald doorstroomprofiel vereist voor afvoer van voldoende water en vanuit nautische veiligheid is vereist dat er zich geen discontinuïteit in de vaarweg voordoet en er zich op plaatsen als bij het naderen van doorvaart, geen ontoelaatbare harde overgangen onder water bevinden.

Daar waar in het onderzoek eerst geconstateerd werd dat het project gerealiseerd kon worden binnen de randvoorwaarden, bleek tijdens de detailuitwerking dat dit niet het geval is. Het vereiste doorstroomoppervlak voor waterafvoer kan niet worden bereikt als het stuk rietoever (285m2 over een afstand van 35m) blijft bestaan. Bovendien veroorzaakt met name de vorm van de rietoever op die locatie een mogelijke dwarsstroming in de vaarweg die een niet toegestane discontinuïteit in de vaarweg tot gevolg heeft. Een mogelijke oplossing om onder water harde overgangen te maken tussen oever en vaarweg is vanuit nautische veiligheid op die locatie niet toegestaan.

Verwijdering van het stuk rietoever betekent een mogelijk significant effect op het leefgebied van de grote karekiet (benoemd als instandhoudingsdoel voor het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren).

Omdat mitigerende maatregelen ter plaatse niet zijn te nemen is er een zogeheten ADC-toets opgesteld. Daarbij is onderzocht of er sprake is van alternatieven mogelijkheden voor de uitvoering van het project, of er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang en is onderzocht of compenserende maatregelen tot de mogelijkheden behoren.

De Aanvraag tot wijziging en de ADC-toets maken deel uit van dit besluit en voor de nadere toelichting en onderbouwing van deze aanvraag en de ADC-toets verwijs ik naar het hierna opgenomen hoofdstuk Overwegingen en deze documenten.

Beslissing

Ik stem in met het verzoek tot wijziging van de huidige vergunning. Na voorschrift nummer 6 voeg ik toe voorschrift nummer 6a. Voorschrift 21 wijzig ik en vervolgens voeg ik daarna 2 voorschriften toe met nummer 21a en 21b. Deze voorschriften luiden nu:

6a In afwijking van voorschrift 6 geldt ten aanzien van het noordelijk stuk riet op de westelijke oever dat dit ter grootte van 285m2 wel verwijderd kan worden.

21 Ter bescherming van het leefgebied van de grote karekiet dienen alle aanwezige rietoevers in en rondom het plangebied, met uitzondering van

  • de smalle rietstrook bij het sluiscomplex en

  • de noordelijke rietstrook ter grootte van 285m2 op de westelijke oever als genoemd op pagina 8 en de figuren 2, 3 en 4 van de ADC-toets

tot aan de Reevedam behouden te blijven.

In het Mitigatieplan als genoemd in voorschrift 18 wordt onder meer opgenomen welke maatregelen worden getroffen om dit te realiseren.

21a De ADC-toets als hiervoor genoemd maakt onderdeel uit van dit besluit.

21b De werkzaamheden aan de vaarweg worden uitgevoerd zoals in de ADC-toets opgenomen. Voor zover dit strijdig is met hetgeen hierover in de passende beoordeling is opgenomen, prevaleert hetgeen is opgenomen in de ADC-toets.

De overige voorschriften blijven onverkort van kracht.

Hieronder zet ik u mijn overwegingen uiteen die tot de beslissing hebben geleid.

Overwegingen

Mogelijk significant effect

Het plangebied voor het vergunde project ligt in en bij de Natura 2000-gebieden Veluwerandmeren en Ketelmeer&Vossemeer. In beide Natura 2000-gebieden is het leefgebied van de A298 Grote karekiet (broedvogel) als instandhoudingsdoel aangewezen met het doel 'uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht van ten minste 40 paren'.

De passende beoordeling die voor dit project is opgemaakt geeft aan dat de westelijke rietoever van het Drontermeer (deel uitmakend van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren) mede van belang is voor het behalen van de doelstellingen. De staat van instandhouding van de soort is 'zeer ongunstig'. Elke aantasting van het leefgebied wordt daarom beschouwd als mogelijk significant.

Uit de passende beoordeling blijkt dat er met zekerheid geen significante effecten zullen optreden als gevolg van het project ten aanzien van de relevante instandhoudingsdoelen. Nu, met aanpassing van de uitvoering van het project, kan die conclusie ten aanzien van het instandhoudingsdoel A298 Grote karekiet niet meer worden getrokken.

Het verwijderen van onderhavig stuk(je) rietoever is permanent en kan niet ter plaatse worden gemitigeerd. De vergunning kan dan ook alleen worden verleend als wordt voldaan aan de in artikel 2.8 Wet natuurbescherming genoemde voorwaarden van het ontbreken van alternatieve oplossingen, het project is nodig om redenen van groot openbaar belang en er zijn voldoende compenserende maatregelen getroffen (verder: ADC-toets).

ADC-toets

Afweging alternatieven

In de ADC-toets is onderzocht of er alternatieve oplossingen zijn om het project uit te voeren zonder dat sprake is van mogelijk significante effecten voor de relevante instandhoudingsdoelen. Daarbij zijn de volgende mogelijkheden onderzocht:

  • het riet behouden zonder aanvullende maatregelen

  • verplaatsen van de vaargeul in oostelijke richting

  • aanbrengen van een verharde oeverconstructie

  • aanplanten van riet

  • verwijderen van riet.

Voor een uitgebreide beschrijving van deze alternatieven verwijs ik naar Hoofdstuk 5, paragraaf 3 van de bij dit besluit horende ADC-toets.

Uit deze ADC-toets blijkt dat het alternatief 'verwijderen van riet' de enig mogelijke optie is om te kunnen voldoen aan de eisen van nautische veiligheid en het waarborgen van voldoende waterafvoer zoals vereist uit de PKB Ruimte voor de Rivier.

Dwingende reden van groot openbaar belang

Waterveiligheid

Een tweede eis waar aan moet worden voldaan om tot vergunningverlening te kunnen overgaan is het aanwezig zijn van een dwingende reden van groot openbaar belang. Deze wordt beschreven en aangetoond in Hoofdstuk 6 van de ADC-toets. Met de in 2006 vastgestelde Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (verder: PKB) wordt beoogd om in Nederland maatregelen te treffen voor de afvoer van grote hoeveelheden water die via de grote rivieren (Rijn en Maas) naar Nederland worden gevoerd. Eén van de uit de PKB voortvloeiende maatregelen is om, bij een maatgevende waterafvoer van 16.000 m3 per seconde bij Lobith, bij Zwolle 41 cm waterstandsdaling te realiseren. Deze 41 cm waterstandsdaling wordt enerzijds gerealiseerd door het inmiddels afgerond project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel tussen Kampen en Zwolle. Anderzijds wordt het resterende deel van de vereiste waterstandsdaling bereikt door het nu voorliggende project IJsseldelta Zuid. Dit project wordt in 2 fases gerealiseerd. In fase 1 is de nieuwe watergeul tussen de IJsel en het Veluwerandmeer gegraven, het Reevediep. In de huidige en afrondende fase 2 is een nieuwe dam met sluis gebouwd in het Veluwerandmeer ten zuiden van de inlaat van het Reevediep in het Veluwerandmeer. Als sluitstuk van deze maatregel wordt nu de sluis bij Roggebot, ten noorden van de inlaat in het Veluwerandmeer, op de scheiding van Veluwerandmeer en Ketelmeer/Vossemeer verwijderd. Dit laatste deel van de maatregel wordt gecombineerd met de (verbeterde) aanleg van de N307 en de bouw van een nieuwe brug over het Met de aanleg van het Reevediep en het verwijderen van de sluis bij Roggebot is verzekerd dat overtollig water op tijd kan worden afgevoerd naar het IJsselmeer en de Waddenzee/Noordzee. Daarmee wordt voldaan aan de waterveiligheidseis uit de PKB.

Nautische veiligheid

Door de randmeren loopt een hoofdvaarweg die bij Roggebot is onderbroken door de Roggebotsluis. Na de verwijdering van deze sluis wordt de vaarweg als doorgaande vaarweg gegraven maar ter plaatse is de doorvaart smal. Een vaarwegprofiel moet onder meer voldoen aan de Richtlijn Vaarweg 2020. Dat houdt onder meer dat er geen sprake mag zijn van scherpe en onnodige bochten en er zich geen obstakels mogen bevinden in of aan de grens van de vaarweg.

Bij het ontwerpen van het vaarwegprofiel werd geconstateerd dat de rietoever een uitstulping onder water heeft die ontoelaatbare dwarsstroming en daarmee gevaar voor de scheepvaart oplevert. Het verwijderen van dit deel van de rietoever lost dit gevaar op en kan worden voldaan aan de eisen van nautische veiligheid zoals opgenomen in de Richtlijn Vaarwegen 2020.

Compensatie

De derde eis waar aan voldaan moet worden is de eis van het compenseren van het instandhoudingsdoel dat als gevolg van het project permanent verloren gaat en daarmee mogelijke significante effecten oplevert. In Hoofdstuk 7 van de ADC-toets wordt beschreven en aangetoond dat ook aan deze eis wordt voldaan.

In totaal gaat het om 285m2 rietoever over een aaneengesloten lengte van 35m. Onderhavig project is een deelproject van het uit de PKB Ruimte voor de Rivier voortvloeiende project IJsseldelta Zuid. Volgens de toenmalige planning zou dit project in twee fases worden uitgevoerd. Voor Fase 1 werd op 19 december 2013 een Wnb-vergunning verleend., Onderdeel van die besluitvorming was de aanleg van 42,7 hectare leefgebied voor de broedvogelsoorten Roerdomp en Grote karekiet. Daarvan gold 8 hectare als (over)compensatie voor leefgebied wat verloren ging ten gevolge van het project. De overige hectares golden als uitbreiding van het leefgebied voor deze soorten en als verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (een tweede doelstelling van de PKB Ruimte voor de rivier). De aanleg van dit leefgebied vond voor een deel plaats buiten Natura2000-gebied en is functioneel leefgebied. Bij besluit van 3 mei 2017 is het gebied her begrensd en volledig binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren gebracht.

Het leefgebied wat als gevolg van het huidige project permanent verdwijnt en daarmee mogelijk significante effecten heeft dient te worden gecompenseerd. Deze compensatie is volledig gerealiseerd met de aanleg in Fase 1 van de 42,7 ha leefgebied zoals hiervoor genoemd. Strikt formeel genomen is dat een compensatie behorend bij het besluit uit Fase 1. Omdat de besluiten uit Fase 1 en het huidige besluit oorspronkelijk als 1 project werden gezien en ook onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden vanwege de taakstelling vanuit de PKB, wordt de huidige vereiste compensatie geacht te zijn gerealiseerd.

Conclusie

Uit de aanvraag tot wijziging van de huidige Wnb-vergunning en hetgeen is opgenomen in de ADC-toets blijkt dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren met zekerheid niet zullen worden aangetast als gevolg van het project.

Ik ga daarom akkoord met wijziging van vergunningvoorschrift 21 en voeg ambtshalve 3 voorschriften (6a, 21a en 21b) toe.

De Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit,

namens deze:

 

MT-lid directoraat generaal Natuur Visserij Landelijk gebied

Coördinatieprocedure

Provinciale coördinatieregeling van toepassing

De voorbereiding en bekendmaking van de (ontwerp) besluiten ter uitvoering van het IJsseldelta-programma worden gecoördineerd. Deze coördinatie vindt plaats op basis van de besluiten van de Provinciale Staten van Overijssel en Flevoland tot toepassing van de provinciale coördinatieregeling (op grond van artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening). Deze provinciale coördinatie heeft onder andere betrekking op besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Waterwet. De provinciale coördinatie heeft tot gevolg dat op deze besluiten de procedure artikel 3.33 vierde lid Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.

Zienswijzen

Tijdens de periode van ter inzage legging, zoals aangegeven in de kennisgeving die in de huis-aan-huisbladen en Staatscourant wordt gepubliceerd, kan een ieder schriftelijk, digitaal of mondeling een zienswijze naar voren brengen. Alle zienswijzen worden in een Nota van Beantwoording beantwoord. Persoonlijke gegevens worden niet bekend gemaakt in de Nota van Beantwoording.

Schriftelijk

Een schriftelijke zienswijze kan worden gestuurd naar:

Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland

t.a.v. Coördinator Procedures IJsseldelta-Zuid, de heer L. Haverkort

Postbus 55

8200 AB Lelystad

Digitaal

Een digitale zienswijze kan ingediend worden via het coördinerend digitale postadres info@flevoland.nl, onder vermelding van 'IJsseldelta fase 2' in de titel van de mail. Omdat u het inhoudelijke antwoord per post toegezonden krijgt, dient u in de e-mail ook uw naam en postadres te vermelden.

Mondeling

Een zienswijze kan ook mondeling ingediend worden. Om gebruik te maken van deze mogelijkheid dient binnen de periode van ter inzage legging contact te worden opgenomen met de heer L. Haverkort via telefoonnummer 06-4069 8625, zodat hiervoor een afspraak gemaakt kan worden. Van een mondelinge zienswijze wordt een bondig verslag gemaakt.

Iedereen die een zienswijze heeft ingediend, krijgt een ontvangstbevestiging. Alle zienswijzen worden doorgestuurd naar de desbetreffende bevoegd gezaginstanties, die de zienswijzen betrekken bij het nemen van de definitieve besluiten. Uiterlijk tegelijkertijd met het bekendmaken van de definitieve besluiten wordt iedere indiener geïnformeerd over hoe door de bevoegd gezagsinstanties met de zienswijze is omgegaan.

Beroep

Belanghebbenden en niet-belanghebbenden die tijdig een zienswijze kenbaar hebben gemaakt of redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend kunnen later beroep tegen het definitieve besluit indienen.

Crisis- en herstelwet

De Gebiedsontwikkeling IJsseldelta-Zuid valt onder de Crisis- en herstelwet. Deze wet richt zich op versnelling van projecten en bevat onder andere bepalingen voor de beroepsprocedure.

Nu geldende voorschriften:

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in de N2000-gebieden Ketelmeer en Vossemeer, Veluwerandmeren en Rijntakken aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Provincie Flevoland (hierna vergunninghouder) of diens rechtsopvolger.

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal 1 maand voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de aanvraag, bijbehorende PB en Stikstofberekening en andere tot de PB behorende stukken en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

6a In afwijking van voorschrift 6 geldt ten aanzien van het noordelijk stuk riet op de westelijke oever dat dit ter grootte van 285m2 wel verwijderd kan worden.

  1. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  2. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  3. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  4. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  5. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. Ter bescherming van watervogels en de meervleermuis worden, tijdens de aanlegfase, de werkzaamheden bij daglicht uitgevoerd.

  2. In situaties waarin de werkzaamheden niet tijdens de periode van daglicht kunnen worden uitgevoerd dan is uitvoering met behulp van kunstlicht alleen toegestaan op basis van een Verlichtingsplan waar het bevoegd gezag mee heeft ingestemd.

  3. Het Verlichtingsplan wordt 2 maanden voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij het bevoegd gezag ingediend. De kunstverlichting wordt toegepast conform het Verlichtingsplan.

  4. In het Verlichtingsplan wordt in ieder geval opgenomen op welke manier rekening wordt gehouden met het voorkomen van significant negatieve effecten voor de relevante soorten watervogels en de meervleermuis. Ook wordt in het Verlichtingsplan opgenomen welke armaturen en soorten verlichting worden gebruikt.

  5. Ter bescherming van de soort grote karekiet tegen overmatig geluidsoverlast dat wordt veroorzaakt bij sloop- en heiwerkzaamheden en werkzaamheden aan damwanden, mogen deze werkzaamheden alleen plaatsvinden buiten de voor deze soort kwetsbare periode 1 april tot en met 31 augustus.

  6. Sloop- en heiwerkzaamheden en werkzaamheden aan damwanden worden geluidsarm uitgevoerd. Het maximale bronniveau na mitigatie bedraagt 118 dB(A) voor heiwerkzaamheden en 112 dB(A) voor damwanden. Voor de mobiele kraan geldt een maximaal bronniveau van 108 dB(A).

  7. Ten behoeve van de in de voorschriften 16 en 17 genoemde werkzaamheden wordt een zogeheten Mitigatieplan opgesteld en tenminste 2 maanden voorafgaande aan de start van de werkzaamheden aan het bevoegd gezag ter instemming voorgelegd.

  8. In dit Mitigatieplan wordt onder meer de verstoring per bouwfase in detail uitgewerkt en wordt toegelicht hoe met de planning significante verstoring wordt voorkomen. De werkzaamheden worden uitgevoerd conform het Mitigatieplan waarop instemming is verleend.

  9. Ter bescherming van het leefgebied van de grote karekiet worden de werkzaamheden aan en rondom de recreatiehaventjes uitgevoerd buiten de voor deze soort kwetsbare periode van 1 april tot en met 31 augustus.

     21 Ter bescherming van het leefgebied van de grote karekiet dienen alle aanwezige rietoevers in en rondom het plangebied, met             uitzondering van de smalle rietstrook bij het sluiscomplex en de noordelijke rietstrook ter grootte van 285m2 op de westelijke             oever als genoemd op pagina 8 en de figuren 2, 3 en 4 van de ADC-toets tot aan de Reevedam behouden te blijven.In het                 Mitigatieplan als genoemd in voorschrift 18 wordt onder meer opgenomen welke maatregelen worden getroffen om dit te                     realiseren.

     21a De ADC-toets als hiervoor genoemd maakt onderdeel uit van dit besluit.

    21b  De werkzaamheden aan de vaarweg worden uitgevoerd zoals in de ADC-toets opgenomen. Voor zover dit strijdig is met                    hetgeen hierover in de passende beoordeling is opgenomen, prevaleert hetgeen is opgenomen in de ADC-toets.

     22. Om effecten op de rietoevers als gevolg van de peilverandering in het Drontermeer tegen te gaan worden maatregelen                       genomen tegen verbossing en ganzenvraat van de rietoevers. De mitigerende maatregelen als opgenomen in de PB in de                 paragraaf Behoud rietovers en verder (pagina 41 t/m 45) worden uitgevoerd.

     23. Ter borging van de bescherming van de rietovers tegen ganzenvraat dient gedurende 5 jaar de kwaliteit en het areaal                         gemonitord te worden. Hiertoe wordt een Monitoringsplan opgesteld waarin onder meer wordt opgenomen welke aanvullende             maatregelen worden genomen als uit de monitoring blijkt dat bescherming niet afdoende is met de maatregelen voortvloeiend             uit voorschrift 22.

      24. Ter bescherming van de soorten kleine modderkruiper en rivierdonderpad worden in het Mitigatieplan maatregelen,                            waaronder een verjagingsstrategie, opgenomen die voorkomen dat significante effecten optreden ten aanzien van deze                      soorten.

      25. Ter bescherming van de kleine modderkruiper, rivierdonderpad en op visjagende vogelsoorten dient grootschalige                              vertroebeling van water als gevolg van trillingen te worden voorkomen. In het Mitigatieplan worden hiertoe maatregelen                      opgenomen.

      26. Uitvoering van de werkzaamheden vindt plaats volgens het rapport Stikstofberekening (Bijlage II Uitgangspunten aanlegfase              en bijlage IV Aeriusbijlage aanlegfase van het rapport Witteveen+Bos, 11 maart 2020.

      27. Vergunninghouder dient de inzet (capaciteit en gebruik) van de werktuigen en daardoor veroorzaakte emissie in de                              aanlegfase te registreren. Zie daarvoor ook voorschrift 29.

Rapportage, monitoring

      28. De vergunninghouder stuurt jaarlijks de monitoringsrapportage als genoemd in voorschrift 23 in aan het bevoegd gezag.

Toezicht

      29. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op                naleving van de voorschriften,

      30. De vergunninghouder geeft alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder en opsporingsambtenaren.

      31. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en                                                opsporingsambtenaren                                       

Looptijd en geldigheid

      32. De vergunning is geldig tot en met het moment dat de vergunde activiteitwordt beëindigd (zie voorschrift 10), en uiterlijk tot                en met 31 december 2025.

Naar boven