Onderwerp: Bezoek-historie

Optimalisatie mosselpercelen; Waddenzee; Barbe Mosselkweekbedrijf B.V.; OVERIGE VERGUNNINGEN ZIJN OPVRAAGBAAR VIA WETNATUURBESCHERMING@MINLNV.NL
Geldigheid:08-04-2021 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

U heeft mij per brief van 18 maart 2021 verzocht om aan u een vergunning te verlenen voor het in gebruik nemen van nieuwe (delen van) percelen voor mosselkweek in het Natura 2000 gebied Waddenzee. U verlaat in dat kader tevens een momenteel in gebruik zijnde (deel van) een mosselperceel in dit Natura 2000-gebied.

De activiteiten op de uit te geven percelen zullen bestaan uit het éénmalig schoonvissen, het aanbrengen van de bebakening, het uitzaaien van mosselzaad en halfwasmosselen en tenslotte het opvissen van de tot consumptieformaat uitgegroeide mosselen. Daarnaast vindt incidenteel onderhoud plaats zoals het opvissen van zeesterren of het schoonvissen van het perceel.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In het onderstaande vindt u de inhoudelijke overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De betreffende (delen van) mosselpercelen en hun specifieke ligging en oppervlaktes worden genoemd in de bij de aanvraag gevoegde bijlage 3 (Toelichting Aerius-berekening).

Nieuw in gebruik te nemen percelen:

In te leveren:

Meep 004E

Wieringen 071

Meep 027

 

Scheurrak 024F

 

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de diverse relevante bijlagen.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1° van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen hebben voor het betrokken Natura 2000-gebied. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb in relatie tot enkele specifiek omschreven beschermde natuurwaarden.

1.4. Project

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt, vormen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. De betreffende diverse activiteiten zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling (hierna: PB)

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overlegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB en de beide daarop aanvullende stukken.

1.5. Beleid

Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020

Bij besluit van 1 oktober 2004 is het 'Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020: Ruimte voor een zilte oogst' vastgesteld. In het Beleidsbesluit is aangekondigd dat getracht zal worden het perceelareaal voor de mosselkweek te optimaliseren door de mosselsector percelen in de Waddenzee met een hoge productiecapaciteit aan te bieden. Aan dit voornemen wordt nu met de onderhavige aanleg van nieuwe

(delen van) mosselpercelen uitwerking gegeven.

Mosselconvenant

Naast een verwijzing naar hetgeen over de optimalisatie wordt gesteld in het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020 stelt het mosselconvenant dat een renderende kweek op basis van MZI-zaad vraagt om een verbetering van de kwaliteit van het mosselpercelenbestand. Een belangrijk deel van het huidige areaal kweekpercelen is de afgelopen jaren namelijk in kwaliteit afgenomen.

Natura 2000-beheerplan Waddenzee (2016-2022)

Het gebruik van mosselpercelen in het Natura 2000 gebied Waddenzee is in het beheerplan, onder specifieke voorwaarden, vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming.

Op alle vormen van beroepsmatige visserij (dus ook op de mosselpercelen) zijn de generieke voorwaarden van toepassing. Deze zijn opgenomen in een bijlage bij het beheerplan. Aan de onderhavige vergunning zullen op die basis enkele soortgelijke voorschriften verbonden worden voor de nieuw in te gebruik nemen percelen.

Het beheerplan stelt het navolgende:

De mosselkweekpercelen bevinden zich uitsluitend in de westelijke Waddenzee. Mosselzaad wordt hier uitgezaaid. Op deze percelen kunnen de mosselen groeien en worden ze enkele keren verplaatst. Op het moment dat de mosselen marktwaardig zijn worden ze met behulp van een kor weer opgevist.

Mosselpercelen leveren enerzijds een lagere kwaliteit van 'permanent overstroomde zandbanken' door een zekere mate van onnatuurlijkheid en bodemverstoring. Anderzijds betekent het voorkomen van hoge dichtheden van goede kwaliteit mosselen lokaal wel verhoogde foerageermogelijkheden voor schelpdieretende (duik)eenden zoals de eider. De werkzaamheden op mosselkweekpercelen zorgen voor verstoring voor de op open water foeragerende vogels (met name eider), als gevolg van silhouetwerking van de mosselboten.

Om negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen te voorkomen, dient ervoor te worden gezorgd dat er een minimaal percentage van de hoeveelheid opgeviste mosselen op de percelen achterblijft gedurende de winter. Dit is conform het Beleidsbesluit schelpdiervisserij, Ruimte voor een zilte oogst en opgenomen in de vergunningvoorschriften voor de mosselzaadvisserij, overeenkomstig het toetsingskader mosselzaadvisserij.

Over de uitvoering van het convenant mosseltransitie worden afspraken gemaakt. In dat kader is besloten tot een proef met nieuwe kweekpercelen voor mosselen in 2016 en verder. Het betrokken bestuurlijk overleg (waarin EZ, mosselsector en natuurorganisaties samenwerken) heeft eind 2015 de staatssecretaris van EZ daarover geadviseerd. Het departement van EZ zorgt voor de uitvoering van dit advies inclusief de daaraan verbonden voorwaarden. Deels verloopt dit via een Nbwetvergunning. [...] Hiermee worden significant negatieve effecten voorkómen en resteffecten beperkt.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Ten behoeve van de effectbeoordeling is geïnventariseerd welke in redelijkheid denkbare typen van effecten onderzocht moeten worden. Dit betreft:

  • effecten op draagkracht van het betreffende Natura 2000-gebied

  • effecten op beschermde habitattypen

  • effecten op voedselaanbod schelpdieretende vogels

  • effecten van verstoring op zeehonden en vogels

De natuurwaarden die via deze factoren beïnvloed kunnen worden, staan opgesomd in de PB.

Conclusie afbakening

Ik ben van mening dat de gekozen effectafbakening in de PB op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.

2.2 Effectanalyse

2.2.1 Habitattypen

In de PB wordt voor geen enkel van de relevante habitattypen een significant negatief effect verwacht.

Mitigatie (extern salderen)

In casu mitigeert u de initiële en eigenstandige effecten van de stikstofdepositie op de relevante beschermde natuurwaarden als gevolg van het in gebruik nemen van nieuwe (delen van) mosselpercelen, door het daaraan voorafgaand laten uitnemen van een ander (deel van) een perceel en het daarmee verbonden gebruik ervan. Ik merk deze constructie als mitigerende maatregel aan, meer specifiek als extern salderen. Artikel 6 van de Beleidsregels intern en extern salderen stelt daarbij diverse voorwaarden. Hierop ga ik in het onderstaande nader in.

U heeft, in de context van het door u in- en uitnemen van mosselpercelen en uw beroep op externe saldering van de stikstofeffecten daarvan, een AERIUS Calculator-verschilberekening bij uw aanvraag gevoegd. Deze verschilberekening heeft geen depositieresultaten op voor stikstofdepositie gevoelige habitattypen opgeleverd boven de 0,00 mol/ha/jr. Deze conclusie is gebaseerd op de geldigheid en volledigheid van de invoer in de betreffende AERIUS-berekening welke door uw adviseur is weergegeven in de als bijlage 2 bij de onderhavige besluitvorming toegevoegde AERIUS-berekening. Bij deze berekening zijn enkele expliciete aannames gemaakt; die aannames zijn beschreven in de bijlagen 3 en 4. Afwijkingen in uitvoering kunnen aanleiding zijn om mijn oordeel op dit punt te herzien.

U heeft expliciet, in uw onderbouwing, in het licht van de voorwaarden uit bovengenoemd artikel 6 van de beleidsregel, verklaard dat het mosselperceel welke door u wordt ingeleverd ten tijde van het indienen van uw vergunningaanvraag door u actief in gebruik was en in feitelijk gerealiseerde capaciteit (i.c. feitelijk gerealiseerd gebruik) ervan overeenkomt met de invoer van uw verschilberekening in AERIUS-calculator. Voorts heeft u in dat kader expliciet verklaard dat het gebruik van het in te leveren mosselperceel gestaakt zal zijn op het moment van ingebruikname van de nieuwe mosselpercelen. Ik heb ter borging daarvan een voorschrift aan de onderhavige vergunning verbonden in relatie tot de inwerkingtreding ervan (en daarmee het daadwerkelijk mogen benutten van de nieuwe mosselpercelen).

Ik stel tevens vast dat u, conform bovengenoemd artikel 6 (specifiek lid 10) 70% van de stikstofemissie van de feitelijk gerealiseerde capaciteit van het in te leveren (deel van het) mosselperceel heeft betrokken in uw verschilberekening.

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

In de PB wordt voor geen enkel van de relevante habitatsoorten een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning de voorschriften 13 t/m 15.

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

In de PB wordt voor geen enkel van de relevante vogelsoorten een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning de voorschriften 13 t/m 15.

3. CUMULATIE

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Omdat qua stikstofberekening er geen enkel effect verwacht wordt op de voor dit aspect relevante natuurwaarden behoeft geen cumulatie-toets in relatie tot stikstof te worden uitgevoerd. Ik concludeer voorts dat in de aangeleverde PB voor de overige relevante aspecten een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. Er worden, ook in cumulatie bezien, geen significant negatieve effecten verwacht.

2.5. Conclusie

Met de uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

4. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het betrokken Natura 2000-gebied aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Barbé 's Mosselkweekbedrijf B.V. (hierna: vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen

  5. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  6. De vergunninghouder dient de relevante bepalingen vanuit de relevante Toegangbeperkende Besluiten op grond van artikel 2.5 van de Wet natuurbescherming in acht te nemen. Deze vergunning fungeert niet als vrijstelling op voorgenoemde verplichtingen en voorschriften.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan richting het bevoegd gezag per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Uitvoering

  1. De nieuw aan te leggen en te benutten percelen betreffen:

    Meep 004E

    Meep 027

    Scheurrak 024F

Het in te geven perceel betreft:

Wieringen 071

De exacte coördinaten zijn in beheer bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en zijn voor mij en de betrokken toezichthouders te allen tijde opvraagbaar.

  1. Controle-, oogst- en onderhoudswerkzaamheden op de mosselpercelen vallen binnen de werking van deze vergunning.

  2. De aan de aanleg en het gebruik van de mosselkweekpercelen verbonden werkzaamheden, zoals in de passende beoordeling beschreven, dienen zo geclusterd en efficiënt mogelijk plaats te vinden.

  3. Het is verboden om tijdens de uitvoering van werkzaamheden geactiveerde geluidsapparatuur onder of aan zich te hebben, tenzij deze apparatuur noodzakelijk is om te kunnen communiceren.

  4. Het is niet toegestaan afval in het gebied achter te laten. Restafval wordt opgevangen en komt niet in het water terecht.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. Gevraagde informatie en documenten worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren respectievelijk medewerkers van het Team Natuurvergunningen getoond respectievelijk aangeleverd.

  4. De betrokken toezichthouders en medewerkers van het Team Natuurvergunningen mogen op elk moment in tijd inzage eisen in de black box rapportages van de (het) ingezette vaartuig(en); deze rapportages worden door of namens de vergunninghouder aangeleverd c.q. ter raadpleging beschikbaar gesteld.

Looptijd/geldigheid

  1. De vergunning is geldig vanaf het moment van het onherroepelijk worden van de formele intrekking van de huurrechten op het mosselkweekperceel Wieringen 071; vanaf dat moment heeft de onderhavige vergunning een onbeperkte geldingsduur. Een afschrift van bovengenoemde intrekking dient ingestuurd te worden naar wetnatuurbescherming@minlnv.nl

Ter informatie

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend. Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:



 

MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit vergunningbesluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit vergunningbesluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit vergunningbesluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit vergunningbesluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

BIJLAGEN:

  1. Passende beoordeling optimalisatie percelenareaal voor mosselkweek in de Waddenzee

  2. AERIUS-berekening

  3. Toelichting AERIUS-berekening

  4. TNO emissieberekening

Naar boven