Onderwerp: Bezoek-historie

Vergunning Wnb; verwateren geïmporteerde mosselen uit Limfjord en Isefjord; Natura 2000-gebied Oosterschelde
Geldigheid:01-01-2021 t/m 31-12-2024Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 27 augustus 2020 heeft u namens de Vereniging van Importeurs van Schelpdieren een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het verwateren van geïmporteerde mosselen uit de Deense productiegebieden Limfjord en Isefjord in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aangevraagd. De vergunning wordt op naam van bovengenoemde vereniging aangevraagd waarbij voor de uit te voeren activiteiten de in bijlage 1 genoemde bedrijven worden ingezet. Er wordt vergunning aangevraagd voor een looptijd van 1 januari 2021 t/m 31 december 2024.

Bij e-mail van 7 september 2020 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd en heb ik u verzocht de aanvraag aan te vullen. De aanvulling heb ik op 16 september jl. van u ontvangen.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning.

In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De vergunningaanvraag heeft betrekking op het importeren van mosselen uit het Deense Limfjord en Isefjord naar reeds in gebruik zijnde verwaterpercelen gelegen in het Natura 2000-gebied Oosterschelde en het hierop uitzaaien en verwateren van de mosselen. Het uitzaaien vindt plaats met behulp van bestaande mosselvaartuigen. Boven aangehaalde activiteiten kunnen leiden tot effecten op de beschermde natuurwaarden in het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

De verwaterpercelen liggen grotendeels in de kom van de Oosterschelde, meer specifiek het productiegebied 'Oosterschelde Oost' en in het productiegebied 'Oosterschelde Midden' (ten noordwesten van de Vondelingenplaat).

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, onder f, sub 1 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Oosterschelde, een significant verstorend effect hebben op de habitattypen en soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt, vormen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, omdat ze, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) (Bijlage 2) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Oosterschelde.

In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De activiteiten vinden plaats op de verwaterpercelen in het Natura 2000-gebied Oosterschelde, meer specifiek op twee bovengenoemde productiegebieden.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Verontreiniging

  • Verandering dynamiek substraat

  • Mechanische effecten

  • Verandering populatiedynamiek

  • Verstoring of verlies oppervlakte

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn: Grote ondiepe baaien en kreken (H1160), Noordse woelmuis, Gewone zeehond, Fint, Bruinvis en de Grijze zeehond.

De navolgende Vogelrichtlijnsoorten kunnen beïnvloed worden: Bruine Kiekendief, Kluut, Bontbekplevier, Strandplevier, Grote stern, Noordse Stern, Dwergstern en de Visdief als broedvogelsoorten.

De volgende niet-broedvogelsoorten zijn hierin relevant: Dodaars, Fuut, Kuifduiker, Aalscholver, Kleine Zilverreiger, Lepelaar, Kleine zwaan, Grauwe gans, Brandgans, Rotgans, Bergeend, Smient, Krakeend, Wintertaling, Wilde eend, Pijlstaart, Slobeend, Middelste Zaagbek, Slechtvalk, Meerkoet, Scholekster, Kluut, Bontbekplevier, Strandplevier, Goudplevier, Zilverplevier, Kievit, Kanoet, Drieteenstrandloper, Bonte strandloper, Rosse grutto, Wulp, Zwarte ruiter, Tureluur, Groenpootruiter en de Steenloper.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

Vanuit de Habitatrichtlijn zijn er mogelijk gevolgen voor het habitattype 1160 (Grote ondiepe baaien en kreken). De bodemfauna en -flora is gerelateerd aan de bescherming van het habitattype 1160.

De verwaterpercelen en kweekpercelen in het oostelijk deel van de Oosterschelde zijn al meer dan 100 jaar als zodanig in gebruik. Het aantal en de ligging ervan verandert niet door deze import. De percelen liggen nog steeds op dezelfde plaats. Activiteiten ten behoeve van de mosselteelt (inclusief het verwateren) zijn opgenomen in het Beheerplan Natura-2000 gebied Oosterschelde.

Van het gebruik zijn derhalve geen significant negatieve effecten te verwachten op het voorgenoemde habitattype.

Het grootste risico dat aan het verwateren van geïmporteerde mosselen is

verbonden, is de mogelijke introductie van probleemsoorten. Dit zijn uitheemse

soorten of invasieve exoten die, volgens de best beschikbare wetenschappelijke

kennis, een negatieve impact kunnen hebben op de instandhoudingdoelen van de

Oosterschelde.

Ten behoeve van de PB zijn in de gebieden Limfjord en Isefjord in de najaar van 2019 schelpdier afhankelijke soorten inventarisaties (SASI's) uitgevoerd.

Uit voornoemde gebieden zijn al eerder mosselen geïmporteerd. Bij de bemonstering van de geïmporteerde partijen uit deze gebieden (op basis waarvan voor elk gebied een 'lijst 2' van levend aangetroffen soorten is samengesteld) zijn geen probleemsoorten aangetroffen.

De combinatie van SASI en SIMP (de vierde herziene druk van februari 2018)

biedt voldoende garantie dat er bij het in de Oosterschelde verwateren van uit de

gebieden Limfjord en Isefjord geïmporteerde mosselen geen

probleemsoorten worden geïntroduceerd. De in de PB en in het

SIMP genoemde maatregelen die moeten worden genomen indien onverhoopt

toch een probleemsoort wordt geconstateerd, zijn ter borging opgenomen in de

vergunningvoorschriften.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde habitattype plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning een nader voorschrift (voorschrift 12).

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

De Oosterschelde heeft voor zowel gewone als grijze zeehonden een functie als voedsel- en verblijfgebied. Voor het vervullen van deze functies zijn wadplaten met aanliggende diepe geulen van belang. De Oosterschelde heeft voor de grijze zeehond (nog) geen functie voor het krijgen van jongen (Hoekstein et al., 2020). Voor de Gewone zeehond vindt het werpen van jongen plaats op rustig gelegen platen. De werkzaamheden ten behoeve van de te vergunnen activiteiten vinden alleen plaats op verwaterpercelen. De meeste ligplaatsen van zeehonden bevinden zich op zeer ruime afstand (van meer dan 2 kilometer) van de verwaterpercelen. Alle verwaterpercelen liggen op een afstand van meer dan 600 meter van de dichtstbijzijnde ligplaats van zeehonden (gemeten in QGIS).

Significant negatieve effecten op rustende zeehonden als gevolg van beroepsvaart op de verwaterpercelen in de nabijheid van zeehonden zijn derhalve uit te sluiten.

De Noordse woelmuis komt in het Natura 2000-gebied voor bij de zoetwater inlaten, met name in het westelijk deel van de Oosterschelde (figuur 5 in de PB). Aangezien het hierbij om binnendijkse gebieden gaat en het uitzaaien van mosselen buitendijks plaatsvindt, valt een effect op de Noordse woelmuisniet te verwachten.

De Fint is een anadrome trekvis, die de Oosterschelde met name gebruikt op doortrek van zee naar de zoetwater paaigebieden stroomopwaarts. De verwaterpercelen belemmeren deze doortrek niet, noch wordt de Fint bijgevangen in de mosselkorren.

De Bruinvis wordt de laatste jaren steeds vaker waargenomen in de Oosterschelde. De verwaterpercelen voor mosselen vormen geen beperking voor de voedselbeschikking van de bruinvis, die vooral foerageert op vis zoals wijting, kabeljauw, puitaal en haring.

De werkzaamheden bij het uitzaaien en opvissen zouden mogelijk een verstorende werking kunnen hebben op de bruinvis. Hiervoor geldt dat alle activiteiten bij de verwaterpercelen worden uitgevoerd vanaf een vaartuig. De vaarroute is vanaf de vaste ligplaats in de Koningin Julianahaven te Yerseke, of direct vanaf de bedrijven aan de Korringaweg in Yerseke, via de vaargeul naar de verwaterpercelen. Bovendien zijn de activiteiten rond het verzaaien van mosselen locatie gebonden, kleinschalig en beperkt in de tijd, waardoor verstoring van passerende bruinvissen beperkt zal zijn.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteiten op de genoemde habitatrichtlijnsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning nadere voorschriften (voorschrift 19).

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

Broedvogels en niet-broedvogels

De schelpdieren in de Oosterschelde vormen niet alleen een belangrijke productiefunctie voor de visserij, maar zijn ook van belang als voedsel voor vogels. De natuurwaarden van de Oosterschelde hangen deels samen met de beschikbaarheid van voldoende voedsel voor de vogels.

Aantasting van de schelpdierbestanden kan negatieve gevolgen hebben voor de vogelstand en de natuurwaarden van het Natura-2000 gebied Oosterschelde.

Er is een structureel tekort aan Nederlandse mosselen. Het uitzaaien van geïmporteerde mosselen op de verwaterpercelen in de Oosterschelde heeft een (tijdelijke) toename van het aantal mosselen in sublitoraal water tot gevolg. De vogelsoorten waarvoor de Oosterschelde zich kwalificeert als speciale beschermingszone foerageren echter niet op sublitorale mosselen. De Scholekster en de Kanoetstrandloper foerageren o.a. op kokkels en mosselen. Deze soorten foerageren uitsluitend op het litoraal. Voor deze soorten zal dan ook geen verandering optreden in het voedselaanbod als gevolg van de te vergunnen activiteit. Van het uitzaaien van mosselen op verwaterpercelen in de Oosterschelde zijn daarmee geen significant negatieve effecten te verwachten op kwalificerende broed- en niet-broedvogelsoorten in de Oosterschelde. Een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen is uit te sluiten.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteiten op de genoemde vogelsoorten plaatsvinden, verbind ik aan de vergunning een nadere voorschrift (voorschrift 19).

2.3. Stikstofdepositie

De wijze van gebruik van deze percelen verandert niet als gevolg van de importen. Het zijn standaard activiteiten die bij de mosselhandel hoort, en deze activiteiten zijn opgenomen in het Beheerplan Natura 2000-gebied Oosterschelde. Er zijn geen extra vervoersbewegingen gemoeid met deze activiteiten. Het kan daarmee geen significante gevolgen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van stikstofgevoelige Habitats van genoemde Natura 2000-gebied.

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Zoals boven aangegeven zijn significant negatieve effecten op het relevante habitattype, de relevante habitat- en vogelsoorten niet te verwachten. Hierdoor is het tevens onwaarschijnlijk dat het gebruik van de mosselpercelen voor de import van mosselen cumuleert met het overige gebruik van de Oosterschelde.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd en dat de voorgenomen activiteiten in het Oosterschelde geen cumulatieve gevolgen hebben op dit Natura 2000-gebied.

1 2.5. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB, de daarbij behorende rapportages en documenten, de vergunningvoorschriften en mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat het uitvoeren van de aangevraagde activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet leidt tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van de Vereniging van Importeurs van Schelpdieren (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger) en kan uitsluitend worden gebruikt door de in bijlage 1 genoemde bedrijven.

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de in voorschrift 1 genoemde bedrijven of door aantoonbaar in opdracht van deze bedrijven handelende (rechts)personen. De vergunninghouder en de in voorschrift 1 genoemde bedrijven blijven daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 1 genoemde bedrijven en de in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen, en tonen deze op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren.

  4. De in voorschrift 1 genoemde bedrijven en de in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. De vergunde activiteiten worden uitgevoerd zoals aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  6. Als zich een incident voordoet, meldt de in voorschrift 2 genoemde (rechts)persoon dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  7. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  8. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  9. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl ) worden gedaan.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. Deze vergunning heeft enkel gelding voor het uitzaaien en verwateren van bodemmosselen afkomstig uit de gebieden: Limfjord (deelgebieden 9, 22, 25, 26, 28, 30, 33, 34, 37, 38 en 39) en Isefjord (deelgebieden 110 t/m 115) en hangcultuurmosselen afkomstig uit het gebied Limfjord (deelgebieden 14 en 15).

  2. De bedrijven die van deze vergunning gebruik maken mogen uitsluitend mosselen uitzaaien op de verwaterpercelen in de Oosterschelde.

  3. De vierde druk (februari 2018) van het Schelpdier Import Monitoring Protocol (rapport GiMaRis_2018_09, hierna: het protocol) (bijlage 3), wordt beschouwd als onlosmakelijk onderdeel van deze vergunning. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)persoon en medewerkers dienen zich aan dit protocol te houden.

  4. De importerende bedrijven, zoals genoemd in voorschrift 1, melden elke te importeren partij mosselen uiterlijk 24 uur voor het moment dat die partij op het bedrijf aankomt per fax, e-mail of, indien dit niet mogelijk is, schriftelijk bij de Vereniging van Importeurs van Schelpdieren, voor deze de Nederlandse Mosselveiling te Yerseke. Deze melding dient tevens minimaal de volgende informatie te bevatten:

    • de naam van het (deel)productiegebied waaruit de mosselen afkomstig zijn;

    • de vermoedelijke tijd van aankomst bij het importerende en/of verwerkende bedrijf;

  5. Direct na aankomst van de gemelde partij mosselen stelt het importerende bedrijf onverwijld afschriften van de navolgende

documenten middels fax, e-mail, post of persoonlijke overhandiging, ter

beschikking aan de Vereniging van Importeurs van Schelpdieren, voor

deze de Nederlandse Mosselveiling te Yerseke: het bij de betreffende

partij behorende registratiedocument, het vervoersdocument en de

weegbrief.

  1. Het nemen van monsters van geïmporteerde partijen mosselen ten behoeve van de uitvoering van het protocol wordt in opdracht van de vergunninghouder uitgevoerd door of namens GiMaRIS. De resultaten van deze bemonsteringen worden door vergunninghouder twee maal per jaar, vóór 1 februari en vóór 1 augustus, schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) toegestuurd aan het bevoegd gezag. Bij de monitoring wordt, evenals bij de SASI, uitgegaan van de meest recente en best beschikbare wetenschappelijke kennis ter zake. Afhankelijk van de aard van de aangetroffen soorten en het aantal levend aangetroffen soorten bij de monitoring kan het bevoegd gezag besluiten dat uit het betreffende gebied van herkomst geen mosselen meer in de Oosterschelde mogen worden verwaterd.

  2. Indien in een geïmporteerde lading mosselen probleemsoorten zijn aangetroffen en in de Oosterschelde kunnen zijn uitgezaaid, wordt dit door of namens de vergunninghouder onmiddellijk schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) gemeld aan het bevoegd gezag en aan de NVWA. Mosselen uit het betreffende gebied van herkomst mogen dan niet langer op de verwaterpercelen in de Oosterschelde worden uitgezaaid. Voor zover mosselen van de betreffende lading daar al zijn uitgezaaid, worden deze per direct opgevist, evenals alle andere ladingen uit het betreffende gebied van herkomst die in de voorgaande periode van drie maanden op de verwaterpercelen zijn uitgezaaid. Deze mosselen en alle andere in de opgeviste tarra voorkomende organismen mogen niet meer levend in het buitenwater terechtkomen.

  3. De bedrijven die van deze vergunning gebruik maken moeten een jaarlijkse administratie bijhouden op basis waarvan het mogelijk is per verwaterde geïmporteerde partij ten minste het volgende vast te stellen:

    • de herkomst van de verwaterde mosselen, inclusief het nummer van het registratiedocument;

    • de hoeveelheid geïmporteerde en verwaterde mosselen;

    • de datum van binnenkomst;

    • de datum en het tijdstip van melding (zie voorschrift 13);

    • de nummers van de verwaterpercelen waarop de partij is uitgezaaid;

      - de datum/data waarop en de hoeveelheden waarin een geïmporteerde en verwaterde partij mosselen van het verwaterperceel wordt opgevist en het bedrijf verlaat.

  4. Het gebruik van geluidsapparatuur, anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden, is niet toegestaan.

  5. Verstoring van de in de Oosterschelde aanwezige beschermde natuurwaarden tijdens het uitzaaien van het geïmporteerde schelpdieren dient tot een minimum te worden beperkt: groepen vogels mogen niet dichter dan tot een afstand van 500 m benaderd worden en zeehonden niet dichter dan tot een afstand van 1500 m.

  6. Het is niet toegestaan afval in het gebied achter te laten.

Toezicht

  1. De vergunninghouder en de bedrijven die van deze vergunning gebruik maken geven, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  2. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning, in het bijzonder de voorschriften 13 tot en met 17, zijn opgenomen.

  3. De in de voorgaande voorschrift bedoelde administratie dient ten minste drie

jaar te worden bewaard.

Looptijd/geldigheid

  1. De vergunning is voor de vergunde activiteit geldig van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2024.

  2. Voor de verplichtingen op grond van de voorschriften 22 en 23 geldt een einddatum van 31 december 2027.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Hoogachtend,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:

MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

BIJLAGEN:

  1. Lijst deelnemende bedrijven

  2. Passende beoordeling

  3. Schelpdier Import Monitoring Protocol (SIMP)

Naar boven