Onderwerp: Bezoek-historie

Waddenzee; MZI; Gat van Stompe 9
Geldigheid:14-05-2020 t/m 31-12-2020Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte heer

U heeft mij per brief van 16 april 2020 verzocht om aan u een vergunning te verlenen voor het verankeren, plaatsen, exploiteren, onderhouden en oogsten van(af) diverse mosselzaadinvanginstallaties (hierna: MZI's) in het Natura 2000-gebied Waddenzee. Uw aanvraag heeft betrekking op MZI-kavel Gat van Stompe 9.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning en verstrek daarnaast een formeel rechtsoordeel in relatie tot het aspect stikstof.

In het onderstaande vindt u de inhoudelijke overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

De aanvraag is gebaseerd op het vigerende MZI-beleid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In bijlage 6 bij dit besluit is de specifieke MZI-kavel aangeduid (op kaart en in coördinaten) waarop uw aanvraag betrekking heeft.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteiten verwijs ik naar de diverse relevante bijlagen.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, lid 1, sub f onder 1° van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag. De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteiten kunnen, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de betrokken Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de aanwezige natuurlijke habitattypen of de leefgebieden van habitatsoorten in dat gebied verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de habitat- en vogelsoorten waarvoor deze gebieden zijn aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb in relatie tot de onder paragraaf 2 van deze brief specifiek omschreven beschermde natuurwaarden.

Stikstof

U heeft een AERIUS Calculator-berekening bij uw aanvraag gevoegd. De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven de 0,00 mol/ha/jr. Er is daarmee geen sprake van een Wnb-vergunningplicht op dat aspect. Voor wat betreft het aspect stikstofdepositie geef ik, bij deze, daarom een formeel rechtsoordeel van geen vergunningplicht af in relatie tot de binnen de voorgenoemde berekening betrokken Natura 2000-gebieden. Dit formeel rechtsoordeel is gebaseerd op de geldigheid en volledigheid van de invoer in de betreffende AERIUS-berekening. Deze invoer is door uw adviseur weergegeven in de als bijlage 4 bij de onderhavige besluitvorming toegevoegde AERIUS-berekening. Bij deze berekening zijn enkele expliciete aannames gemaakt; die aannames zijn beschreven in de notitie 'Toelichting AERIUS-berekening' (bijlage 5). Afwijkingen in uitvoering kunnen aanleiding zijn om mijn oordeel van geen vergunningplicht te herzien.

1.4. Project

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteiten waarvoor u een vergunning aanvraagt, vormen een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, in relatie tot de specifiek geanalyseerde beschermde natuurwaarden (stikstofdepositie valt daar dus expliciet niet onder) kunnen leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied. De betreffende diverse activiteiten zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

1.4.2. Passende beoordeling (hierna: PB)

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een PB heeft overlegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien.

Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren. In dit geval is dat in relatie tot de MZI's aan de orde. U heeft dan ook volstaan met een verwijzing naar de reeds op dat vlak eerder aangeleverde stukken; deze stukken heb ik reeds in eerdere vergunningverlening op grond van de Wnb beoordeeld en volledig en accuraat bevonden. U heeft opgemerkt dat een actualisatie van die stukken niet vereist is, omdat er geen sprake is van enige relevante wijzigingen na deze beoordeling. Ik onderschrijf die stellingname.

Wel heeft u in relatie tot de verwijdering van de verankering van uw MZI-installatie een aanvulling op deze stukken aangeleverd (bijlage 3).

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende Natura 2000-gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyses zoals neergelegd in de PB en de beide daarop aanvullende stukken.

1.5. Beleid

Beleidsbesluit Schelpdiervisserij

Bij besluit van 1 oktober 2004 is het 'Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020: Ruimte voor een zilte oogst' vastgesteld. In dit beleidsbesluit staan geen specifieke aanwijzingen die voor de onderhavige vergunningverlening relevant zijn.

Beleidsnota 'Beleid voor mosselzaadinvanginstallaties periode 2015-2018'

Het vigerende MZI-beleid 2015-2018 zou in 2018 geëvalueerd worden, zodat vanaf 2019 nieuw MZI-beleid van kracht zou zijn. Deze evaluatie blijkt echter aanzienlijk meer tijd nodig te hebben. Als gevolg daarvan is het vigerende MZI-beleid in 2018 en opvolgend in 2019 verlengd met telkens één jaar. De gestarte evaluatie zal in de loop van 2020 worden afgerond. De resultaten van deze evaluatie zullen worden betrokken bij de vaststelling van het nieuwe MZI-beleid voor de periode vanaf 2021.

Het voortgezette MZI-beleid geeft daarmee dus momenteel de randvoorwaarden voor de inzet van MZI's aan.

Natura 2000-beheerplan Waddenzee (2016-2022)

In het beheerplan is het volgende opgenomen ten aanzien van MZI's:

Het gebruik van MZI's is een vergunningplichtige activiteit die afzonderlijk

vergunningplichtig blijft. Het toetsingskader is als volgt:

  • De MZI's zijn gebonden aan een in omvang beperkt areaal.

  • In het winterhalfjaar moeten de MZI's om veiligheidsreden zo nodig worden verwijderd.

  • Werkzaamheden dienen overdag plaats te vinden.

  • Het aantal vaarbewegingen dient zoveel als mogelijk beperkt te blijven.

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Ten behoeve van de effectbeoordeling is geïnventariseerd welke in redelijkheid denkbare typen van effecten onderzocht moeten worden. Dit betreft:

  • effecten op draagkracht van het betreffende Natura 2000-gebied

  • effecten op beschermde habitattypen

  • effecten op beschermde vissoorten

  • effecten van verstoring op zeehonden en vogels

  • zwerfvuil

De natuurwaarden die via deze factoren beïnvloed kunnen worden, staan opgesomd in de PB en in de beide aanvullingen op de PB. De AERIUS-berekening en toelichting daarop vervangen v.w.b. het stikstofaspect de eerdere overwegingen die daarover in de PB en actualisatie van de PB staan opgenomen. De vergunningaanvraag heeft nadrukkelijk geen betrekking op het aspect stikstof. Zoals in bovenstaande reeds vermeld geldt in relatie tot het aspect stikstof een formeel rechtsoordeel van geen vergunningplicht.

Conclusie afbakening

Ik ben van mening dat de gekozen effectafbakening in de PB en daarop aanvullende beide stukken op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

2.2.1 Habitattypen

In de PB en actualisatie daarvan wordt voor geen enkel van de relevante habitattypen een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften.

2.2.2. Habitatrichtlijnsoorten

In de PB en actualisatie daarvan wordt voor geen enkel van de relevante habitatsoorten een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften.

2.2.3. Vogelrichtlijnsoorten

In de PB en actualisatie daarvan wordt voor geen enkel van de relevante vogelsoorten een significant negatief effect verwacht. Ter borging daarvan, verbind ik aan de vergunning enkele nadere voorschriften.

 

3. CUMULATIE

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Omdat qua stikstofberekening er geen enkel effect verwacht wordt op de voor dit aspect relevante natuurwaarden behoeft geen cumulatie-toets in relatie tot stikstof te worden uitgevoerd. Ik concludeer voorts dat in de aangeleverde PB voor de overige relevante aspecten een volledige en juiste cumulatie-toetsing is uitgevoerd. Er worden geen cumulatieve effecten verwacht.

2.5. Conclusie

Met de uitgevoerde PB en actualisatie daarvan, de door mij aan de vergunning verbonden voorschriften alsmede de ondernomen mitigerende maatregelen, is de zekerheid verkregen dat de betreffende activiteiten, niet leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

4. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het betrokken Natura 2000-gebied aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Mosselkweekbedrijf J. de Waal B.V. (hierna: vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen

  5. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals de aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  6. De vergunninghouder dient de relevante bepalingen vanuit de relevante Toegangbeperkende Besluiten op grond van artikel 2.5 van de Wet natuurbescherming in acht te nemen. Deze vergunning fungeert niet als vrijstelling op voorgenoemde verplichtingen en voorschriften.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan richting het bevoegd gezag per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Uitvoering

  1. De vergunning geldt voor de MZI-kavel zoals op kaart en in coördinaten weergegeven in bijlage 6 van de onderhavige vergunning.

  2. Controle-, oogst- en onderhoudswerkzaamheden vallen binnen de werking van deze vergunning.

  3. Het aan boord in werking hebben van geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden ten aanzien van de veiligheid, is niet toegestaan.

  4. De MZI-ankerpalen dienen aan de bovenzijde te zijn afgedicht of te zijn voorzien van deugdelijke (stevige) roosters om te voorkomen dat de relevante beschermde vogelsoorten daarin kunnen verdrinken.

  5. Tijdens elk bezoek door of vanwege de vergunninghouder aan de MZI's worden de MZI's gecontroleerd op vogel- en/of zeehondenslachtoffers. In geval van het aantreffen daarvan doet de vergunninghouder hiervan onverwijld melding aan het bevoegd gezag.

  6. Alle aan het in werking hebben en houden van de MZI's gerelateerde werkzaamheden vinden uitsluitend bij daglicht plaats.

  7. De MZI's zijn deugdelijk van constructie: zij mogen niet los kunnen slaan van de bodem. Ook het invangmateriaal dient zo goed mogelijk bevestigd te worden. Losgelaten materiaal (zwerfvuil) moet traceerbaar zijn, dus gemerkt met visserijregistratietekens.

  8. Het is niet toegestaan afval of onderzoeksmaterialen in het gebied achter te laten. Restafval (bijv. losgesneden touw) wordt opgevangen en komt niet in het water terecht.

  9. De vergunninghouder doet conform de daartoe vanuit RVO.nl verstrekte formulieren ieder jaar opgave van enkele, ook voor de geldigheid van de deze toetsing, relevante gegevens in relatie tot onder andere het type van MZI-constructie en de behaalde oogst. Deze opgaves kunnen door het bevoegd gezag gebruikt worden in het toezicht op en de controle van de naleving van de onderhavige vergunning.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. Gevraagde informatie en documenten worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren respectievelijk medewerkers van het Team Natuurvergunningen getoond respectievelijk aangeleverd.

  4. De betrokken toezichthouders en medewerkers van het Team Natuurvergunningen mogen op elk moment in tijd ter verificatie van de vergunning en de onder het formeel rechtsoordeel onderliggende gegevens, inzage eisen in de black box rapportages van de (het) ingezette vaartuig(en); deze rapportages worden door de vergunninghouder aangeleverd c.q. ter raadpleging beschikbaar gesteld.

Looptijd/geldigheid

  1. De vergunning is geldig vanaf het moment van afgifte tot 1 november 2020 voor wat betreft het installeren, exploiteren, beheren/onderhouden en oogsten van de betreffende MZI's. Voor wat betreft het plaatsen, het aanwezig hebben en het verwijderen van de bijbehorende verankering is de vergunning geldig tot en met 15 november 2020. De vergunning is voor wat betreft de voorschriften 20 t/m 23 geldig tot en met 31 december 2020.

Ter informatie

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:




C. den Hartog MSc.

MT-lid bij het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit vergunningbesluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit vergunningbesluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit vergunningbesluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit vergunningbesluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

BIJLAGEN:

  1. Passende beoordeling MZI's 2015-2018

  2. Actualisatie Passende Beoordeling (2019)

  3. Aanvulling Passende Beoordeling (2020) i.r.t. verwijdering verankering

  4. AERIUS-berekening

  5. Toelichting AERIUS-berekening

  6. Kaart & coördinaten MZI-kavel

Naar boven