Onderwerp: Bezoek-historie

Vooroeversuppletie Julianadorp (stikstof)
Ondertekeningsdatum:01-03-2019Geldigheid:01-03-2019 t/m 31-05-2021Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

1 BESLUIT

Geachte heer,

Op basis van uw aanvraag van 15 oktober 2018 (kenmerk RWS-2018/39691) om een vergunning op grond van artikelen 2.7, lid 2 , jo. 1.3, lid 5  van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) verleen ik hierbij vergunning voor de zandwinning, zandtransport en zandsuppletie in relatie tot het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog daar waar deze vergunningplicht op grond van de Wnb ziet op de stikstofdepositie als gevolg van deze activiteiten.

Voor een weergave van de inhoud van de aanvraag en de relevante wet- en regelgeving alsmede het van toepassing zijnde beleid verwijs ik naar de bijlage bij dit besluit. In dezelfde bijlage treft u voorts mijn inhoudelijke overwegingen die aan dit besluit ten grondslag liggen aan. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

2 Voorschriften en beperkingen

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen daar waar de vergunningplicht voortvloeit uit de effecten als gevolg van de veroorzaakte stikstofdepositie.

3 Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Rijkswaterstaat Programma's, Projecten en Onderhoud (hierna: vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelende (rechts)personen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een kopie van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen, zodanig dat zij daar ook invulling en uitvoering aan kunnen geven.

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal twee weken voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt overeenkomstig de ingediende aanvraag en bijbehorende conformiteitstoets uitgevoerd, met inachtneming van de aan deze vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en/of conformiteitstoets met de voorschriften en beperkingen in onderhavige vergunning, prevaleren deze laatste.

  7. Bij een opgetreden incident wordt onverwijld melding over de aard en omvang van het incident gedaan aan het bevoegd gezag onder overlegging van alle relevante gegevens. Onder incident wordt in dit verband verstaan 'een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht' (bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype bedreigen).

  8. Bij een opgetreden incident is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te laten verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. Alle door of namens het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en/of uitvoeringsbepalingen worden binnen de in de aanwijzing bepaalde termijn opgevolgd.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, wordt dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag gemeld.

  11. Alle correspondentie uit hoofde van deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minez.nl) worden gedaan.

4 Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie waarin alle op deze vergunning betrekking hebbende documenten en bewijsstukken ten aanzien de naleving van de voorschriften en beperkingen van deze vergunning zijn opgenomen.

  2. De vergunninghouder geeft, overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s).

  3. Gevraagde informatie en documenten, bijvoorbeeld met betrekking tot de voorschriften 3 en 12, worden op eerste vordering aan de daartoe bevoegde toezichthouders en opsporingsambtenaren getoond.

5 Looptijd/geldigheid

  1. De vergunning is geldig van 1 maart 2019 tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 10), doch uiterlijk tot en met 31 mei 2021.

  2. De vergunning waarin ontwikkelingsruimte is toegedeeld, kan worden ingetrokken of gewijzigd, indien het project of de andere handeling waarop dit besluit betrekking heeft, nadat het besluit onherroepelijk is geworden, niet is gerealiseerd, onderscheidenlijk is verricht.

6 Ter informatie

Op grond van art. 5.1, lid 1 van de Wnb jo. afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan, aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:

 


 

MT-lid van het Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

7 Bijlage:

  1. Inhoudelijke overwegingen

  2. Conformiteitstoets d.d. 26 september 2018 en addendum Conformiteitstoets d.d. 12 februari 2019

  3. PDF AERIUS Calculator d.d. 11 februari 2019 (kenmerk:Rfe8bC3AEazB)

  4. PDF AERIUS Register d.d. 15 februari 2019 ( kenmerk: S5asZmSFYNbV)

8 Bezwaar

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

9 Publicatie besluit

Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur zal het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit onderhavig besluit openbaar maken. De besluiten op grond van de Wnb, waaronder onderhavige, zullen, onder anonimisering van de persoonsgegevens, geplaatst worden op http://vergunningenbank.overheid.nl/wet-natuurbescherming

BIJLAGE: INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

ONDERWERP AANVRAAG

Rijkswaterstaat Programma's, Projecten en Onderhoud vraagt vergunning aan voor de realisatie van de vooroever suppletie Julianadorp specifiek daar waar deze vergunningplicht voortvloeit uit de effecten als gevolg van de veroorzaakte stikstofdepositie. De activiteit waarvoor vergunning is aangevraagd, bestaat

uit zandwinning, zandtransport en zandsuppletie nabij Julianadorp.

Er wordt vergunning aangevraagd, omdat uitvoering van de activiteit leidt tot een stikstofdepositie boven de 1 mol N/ha/jaar. De aangevraagde activiteit kan daarmee voor wat betreft stikstof tot effecten leiden op de beschermde natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog.

Voor de overige (mogelijke) effecten op de relevante beschermde natuurwaarden – zie verder paragraaf 4.1 van deze overwegingen – geldt dat de activiteit onder voorwaarden is vrijgesteld van vergunningplicht. Deze voorwaarden zijn opgenomen in het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone. Toetsing aan de vrijstellingsvoorwaarden heeft plaatsgevonden in het door Arcadis in opdracht van RWS opgestelde rapport 'Conformiteitstoets Zandwinning, zandtransport en zandsuppletie Julianadorp d.d. 26 september 2018' (hierna: de conformiteitstoets).

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit wordt kortheidshalve verwezen naar de conformiteitstoets die als bijlage bij de aanvraag is gevoegd.

PROCEDURE

Op 15 oktober 2018 ontving ik uw aanvraag (uw kenmerk: RWS-2018/39691).

Bij brief van 15 januari 2019 (kenmerk DGNVLG-NB/18313547) heb ik u verzocht de aanvraag aan te vullen door de berekening van stikstofdepositie in AERIUS Calculator te actualiseren en heb ik besloten de besluitvormingstermijn te verlengen.

De gevraagde aanvulling heb ik per mail op 6 februari 2019 en 14 februari 2019 van u ontvangen.

WETTELIJK KADER

Relevante artikelen Wet natuurbescherming

In relatie tot de betrokken Natura 2000-gebieden zijn in deze relevant de artikelen 2.7, lid 2 , jo 1.3, lid 5 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en 2.8, lid 1, artikel 2.9, lid 5 tot en met 8 van de Wnb, artikel 2.7, sub b2.8 , 2.12 , Besluit natuurbescherming (hierna:  Bnb ).

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

Bevoegdheid

De voorgenomen activiteit valt onder artikel 1.3, lid 1, onder b, sub 1°, van het Bnb, luidend: activiteiten ten aanzien van het voorkomen of tegengaan van landwaartse verplaatsing van de kustlijn als bedoeld in artikel 2.7 van de Waterwet.

Op grond van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb, de artikelen 1.2 en 1.3 van het Bnb en het Besluit mandaat, volmacht en machtiging voor LNV 2017 (Staatscourant 15 november 2017, nr. 65924), in samenhang met het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging voor het directoraat-generaal voor Agro en Natuur van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2017 (Staatscourant 22 november 2017, nr. 67554), zijn de (plaatsvervangend) directeur van de directie Natuur en Biodiversiteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, alsmede het MT-lid van de genoemde directie wiens werkterrein het betreft, namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gemachtigd inzake de besluitvorming over vergunningaanvragen op grond van artikel 2.7, lid 2, van de Wnb.

Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan vanuit de veroorzaakte stikstofdepositie mogelijk de kwaliteit doen verslechteren van de in hoofdstuk 4 genoemde beschermde natuurwaarden.

De beoordeling van projecten en andere handelingen

Project met mogelijk significante gevolgen

De door u voorgenomen activiteit is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten kan leiden tot significante gevolgen (gevaar) voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-gebied. Het betreft de uitvoering van bouwwerken of de totstandbrenging van andere installaties of (materiële) werken en andere (materiële) ingrepen in het natuurlijke milieu of landschap, inclusief de ingrepen voor de ontginning van bodemschatten. De door u voorgenomen activiteiten zijn te beschouwen als één project omdat zij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Passende beoordeling

Voor een project dat, afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als een passende beoordeling (hierna: PB) gemaakt is door de aanvrager, rekening houdend met instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. In het onderhavige geval is enkel een vergunningplicht aanwezig in relatie tot de stikstofdepositie: daarop is de effectbeoordeling (i.c. de stikstofdepositieberekening) dan ook specifiek gericht. Een PB is niet vereist wanneer sprake is van een project dat direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Een PB is evenmin vereist wanneer sprake is van de herhaling of voortzetting van een plan of project waarvoor al eerder een PB is gemaakt en wanneer een nieuwe PB geen nieuwe inzichten kan opleveren.

De gevraagde vergunning kan slechts verleend worden, indien ik mij ervan heb kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied niet aangetast zullen worden. In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals voortvloeiend uit de AERIUS-berekening.

BeleidBeleidsnota Noordzee 2016-2021

De beleidsnota Noordzee (hierna: de beleidsnota) is in december 2015 vastgesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (hierna: I&M) en het Ministerie van Economisch Zaken. De beleidsnota, die geldt voor de periode 2016 – 2021, is een bijlage bij het Nationaal Waterplan en heeft tot doel om transparantie te bieden over de beleidskeuzen in het Nationaal Waterplan over het Noordzeebeleid van het rijk.

Voor de Noordzee gelden ruimtelijke nationale opgaven en activiteiten van nationaal belang, waar onder

'. Het behoud van het kustfundament en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma's Kust en Waddengebied van het Deltaprogramma.'

'. Zandwinning: voldoende ruimte voor zandwinning ten behoeve van kustbescherming, het tegengaan van overstromingsrisico's en ophoogzand voor op het land.'

Voor zandwinning gelden de volgende uitgangspunten:

'. De zone tussen de doorgaande NAP -20 m dieptelijn en de 12-mijlsgrens is aangemerkt als reserveringsgebied voor zandwinning voor kustsuppletie en het tegengaan van overstromingen en voor de winning van ophoogzand en beton- en metselzand voor bouw en infrastructuur.

. Er wordt in principe uitgegaan van diepere zandwinning dan de eerder gebruikelijke twee meter om de mogelijke effecten van zandwinning op het bodemleven en de visserij te beperken en de beschikbaarheid van zandwinning binnen de 12-mijlszone zolang mogelijk te garanderen. Diepe zandwinning is toegestaan vanaf twee km zeewaarts van de doorgaande NAP -20m dieptelijn.

Meer onderzoek naar de effecten van een grotere win-diepte is nodig, voornamelijk met betrekking tot de rekolonisatiesnelheid van het betreffende gebied.'

Natura 2000-beheerplan Noordzeekustzone

Het beheerplan Noordzeekustzone is in juni 2016 vastgesteld door het Ministerie van I&M. De functie van het beheerplan wordt in het beheerplan Noordzeekustzone als volgt beschreven:

'Dit beheerplan vormt het kader voor het natuurbeheer en de activiteiten in de Noordzeekustzone. Het beheerplan werkt de instandhoudingsdoelstellingen uit in omvang, ruimte en tijd en is gericht op het realiseren van de Natura 2000-doelstellingen voor dit gebied en maakt duidelijk welke activiteiten naast de natuurfuncties toegestaan zijn en onder welke voorwaarden.'

Hoofdstuk 6 van het beheerplan Noordzeekustzone behandelt de voorwaarden voor en mitigatie van de huidige activiteiten. Deze worden in vier categorieën ingedeeld:

'1. Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten, zonder specifieke voorwaarden;

2. Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten, met specifieke voorwaarden;

3. Vergunningplichtige activiteiten die (afzonderlijk) vergunningplichtig blijven;

4. Niet-vergunningplichtige activiteiten, wel mitigatie vereist.'

Tot categorie 2 worden gerekend

'. Reguliere kustsuppleties basiskustlijn (onderhoud), inclusief zandtransport en –winning.'

Blijkens hoofdstuk 6 van het beheerplan Noordzeekustzone geldt de vrijstelling van vergunningplicht niet voor de beoordeling van activiteiten in het kader van het Programma Aanpak Stikstof.

'Voor diverse huidige activiteiten en voor toekomstige plannen en projecten is de uitstoot van stikstof een van de toetsingscriteria voor vergunningverlening door het bevoegd gezag in het kader van de Nb-wet. De beoordeling daarvan vindt weliswaar plaats buiten dit beheerplan, maar het beheerplan fungeert wel mede als toetsingskader, naast de via het PAS (met name AERIUS Monitor) beschikbare inzichten. Er dient rekening te worden gehouden met periodieke actualisatie/aanpassing van de gebiedsanalyses en het PAS-programma.'

INHOUDELIJKE BEOORDELING

Afbakening

Gebied

De vooroeversuppletie bij Julianadorp vindt plaats binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone1 en nabij het Natura 2000-gebied Den Helder- Callantsoog (zie figuur 2 op p. 8 van de Conformiteitstoets). Aangezien het een onderwatersuppletie is, is (met uitzondering van stikstofdepositie) alleen het Natura 2000-gebied Noordzeekustzone relevant.

Gevolgen

De onderhavige vergunningplicht resteert ten aanzien van de bovengenoemde activiteiten enkel in relatie tot verzuring en vermesting ten gevolge van stikstofdepositie.

Voor de overige type gevolgen betreft dit door de werkzaamheden verstoring van niet-broedvogels topper, eider en zwarte zee-eend. Hiertoe gelden de voorwaarden voor vrijstelling van vergunningplicht zoals beschreven in het betrokken Natura 2000-beheerplan.

Omdat stikstofdepositie het enige aspect is in het onderhavige vergunningbesluit dat in relatie tot het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog beoordeeld dient te worden, kan als PB worden volstaan met de stikstofdepositieberekening uit AERIUS Calculator. Uit deze berekening blijkt dat de natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, vijf habitattypen2 zijn, namelijk:

  • H2120 Witte duinen

  • H2130B Grijze duinen (kalkarm)

  • ZGH2180 Abe Duinbossen (droog), berken-eikenbos

  • H2140B Duinheiden met kraaihei (droog)

  • H2160 Duindoornstruwelen

De diverse beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van de betrokken Natura 2000-gebieden staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied, de inschatting van de

mogelijke gevolgen als gevolg van de stikstofdepositie en de relevante beschermde natuurwaarden welke door de aangevraagde activiteit beïnvloed zouden kunnen worden, op een juiste wijze heeft plaatsgevonden.

Mogelijke effecten en mitigatie

Stikstofdepositie

Het project vooroeversuppletie Julianadorp is in bijlage 1 behorende bij artikel 2.5 van de Regeling natuurbescherming aangewezen als project in de zin van artikel 2.4, lid 1, van de Regeling natuurbescherming. Dit houdt in dat er binnen het Programma aanpak stikstof (hierna: PAS) reeds ontwikkelingsruimte voor dit project is gereserveerd. Op 11 februari 2019 heeft een berekening plaatsgevonden met AERIUS Calculator.

Daaruit is gebleken dat de depositie als gevolg van de voorgenomen activiteit 1,35 mol/ha/j betreft. De stikstofdepositie is hiermee vergunning plichtig. De gereserveerde ontwikkelingsruimte voor dit project komt overeen met de hoeveelheid stikstofdepositie die het project per kalenderjaar op de onderscheiden hectares van de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten in het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder- Callantsoog veroorzaakt. Met het PAS, de gebiedsanalyse, de berekening met AERIUS Calculator en de registratie in AERIUS Register acht ik de stikstofdepositie als gevolg van deze activiteit voldoende passend beoordeeld. Ik deel deze gereserveerde ontwikkelingsruimte conform de berekening met AERIUS Calculator toe ter hoogte van de stikstofdepositie in het jaar waarin deze het hoogst is.

Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project dient een beoordeling plaats te vinden van de cumulatieve gevolgen indien het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Met betrekking tot stikstofdepositie zijn mogelijk cumulatieve effecten reeds passend beoordeeld in het kader van het PAS.

CONCLUSIE VERGUNNINGVERLENING

Met de door u uitgevoerde PB (PAS-berekening) als bedoeld in artikel 2.8, lid 1, van de Wnb, en de daarbij behorende documenten, is de zekerheid verkregen dat met het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, rekening houdend met de relevante instandhoudingsdoelstellingen en met inachtneming van de in de vergunning opgenomen voorschriften vanuit de veroorzaakte stikstofdepositie geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder- Callantsoog.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

Naar boven