Onderwerp: Bezoek-historie

Cursus Militair Operationeel Recht

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Titel

Cursus Militair Operationeel Recht

 

Door mr. drs. Hanneke Piters1

relaties1

Voorwoord

In hoeverre kan een commandant verantwoordelijk worden gehouden voor de handelingen van zijn ondergeschikten? Onder welke omstandigheden kunnen objecten, die speciale bescherming genieten, zoals een historisch gebouw, hun beschermde status verliezen en als legitiem militair doel worden aangemerkt? Hoe lang kunnen detainees worden vastgehouden, voordat zij overgedragen moeten worden aan lokale autoriteiten? In hoeverre is het recht op zelfverdediging toepasbaar als embedded journalisten direct gevaar lopen? Deze en andere vragen worden beantwoord tijdens de cursus Militair Operationeel Recht (MOR) die dit jaar 20 jaar bestaat. Ter gelegenheid hiervan wordt in dit artikel de totstandkoming ervan beschreven, evenals de huidige vorm en inhoud.

Inleiding

Allereerst is het van belang om te benadrukken dat door in de cursus MOR aandacht te besteden aan het humanitair oorlogsrecht, deze cursus bijdraagt aan het respecteren van dit recht. Met deze en vele andere opleidingen binnen de krijgsmacht wordt hiermee  invulling  gegeven aan de verdragsverplichting uit artikel 83 lid 1 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Conventies van Genève dat stelt2:

 

De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich, zowel in vredestijd als ten tijde van een gewapend conflict, de Verdragen en dit Protocol op zo ruim mogelijke schaal in hun onderscheiden landen te verspreiden, en in het bijzonder de bestudering ervan in de programma’s van hun militaire opleiding op te nemen en de bestudering ervan door de burgerbevolking te stimuleren, zodat de strijdkrachten en de burgerbevolking van die akten op de hoogte kunnen zijn.

relaties1

Geschiedenis van de cursus MOR

Aanleiding

De Joegoslavië-oorlogen en de vredesoperaties die als gevolg hiervan werden geïnitieerd en waaraan Nederlandse militairen deelnamen, waren de aanleiding tot het opzetten van een cursus MOR. Deze operaties brachten andere ervaringen met zich mee dan de ervaringen die ten tijde van de Koude Oorlog en bij vroegere vredesoperaties waren opgedaan.3 Er rezen door deelname aan verschillende missies naar aanleiding van de crisis op de Balkan nieuwe vragen met name op het gebied van het gebruik van geweld.4 De initiatiefnemer en aanjager van de cursus MOR was wijlen kolonel Militair Juridische Dienst (MJD) mr. Roel Eiting.5 Een andere founding father is kolonel MJD mr. Gert Walgemoed die vanaf de beginjaren tot 2010 bij de inhoud van de cursus betrokken is geweest.6

 

Naamgeving

Aan het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw wordt het begrip ‘militair operationeel recht’ voor het eerst gebruikt binnen de Nederlandse krijgsmacht.7Militair operationeel recht wordt gedefinieerd als: “het geheel van internationaal- en nationaalrechtelijke aspecten die voor, tijdens en na de daadwerkelijke inzet van de Nederlandse krijgsmacht een rol spelen in internationale en nationale militaire operaties.”8 De vraag rijst hoe dit begrip zijn weg heeft gevonden naar de Nederlandse krijgsmacht. Voordat de cursus MOR werd opgezet volgden Nederlandse militair juristen al geregeld cursussen aan de Judge Advocate General’s School in de Verenigde Staten en bij Amerikaanse eenheden in Duitsland. Tijdens deze cursussen kwamen zij in aanraking met operational law zoals dat bij de Amerikaanse strijdkrachten werd gehanteerd.9In het kader van operaties op de Balkan werkten Nederlandse legal advisors (legads) samen met buitenlandse collega’s, met name Amerikanen, Canadezen en Britten, en werden zij toegevoegd aan de staf van uitgezonden eenheden en geplaatst op internationale hoofdkwartieren. Als gevolg hiervan gaan Nederlandse militair juristen specifieke begrippen uit het militair operationeel recht gebruiken. In aansluiting hierop gaan secties binnen de juridische afdelingen van de verschillende krijgsmachtdelen zich in het operationeel recht specialiseren.10 Daarnaast werden de juristen werkzaam bij de Landmachtstaf in de jaren negentig betrokken bij het vernieuwen van de Landmachtdoctrinepublicaties. In tegenstelling tot de oude gevechtshandleiding en verzorgingshandleiding werden hierin juridische aspecten, waaronder aspecten uit het operationeel recht, opgenomen. Begrippen uit het militair operationeel recht werden daarmee verankerd.11 Het uitdragen van de operationeel juridische aspecten kon vervolgens van start gaan.  

 

Pilot cursus

In 1997 vond er een pilot cursus getiteld ‘Militair Operationeel Recht’ plaats nadat de Bevelhebber der Landstrijdkrachten de Directeur Instituut Defensie Leergangen (IDL) had verzocht om een cursus inzake internationaal recht van belang bij militaire operaties te ontwikkelen. De Directeur IDL heeft daartoe, in overleg met het Hoofd Juridische Zaken van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten, een projectgroep12 ingesteld met de opdracht om een pilot cursus te ontwikkelen. Het streven was om de cursus minimaal eenmaal per jaar te organiseren.13 Er werden drie werkgroepen ingesteld die belast waren met de ontwikkeling en uitvoering van een van de volgende drie hoofdonderwerpen: (1) internationale militaire samenwerking en de rechtmatigheid van militair optreden, (2) optreden tijdens het klassieke interstatelijke conflict en (3) crisisbeheersingsoperaties.14De hoofddoelen van de pilot cursus waaruit de ‘eindeisen’ werden afgeleid waren:

 

1. Operationele commandanten en staf-officieren op brigadeniveau bewust maken van de noodzaak om bij het opstellen en uitvoeren van operatieplannen en -bevelen, het oorlogsrecht en de relevante regelgeving uit het internationaal recht te betrekken als factor van invloed.

2. Het aankweken en/of versterken van een positieve attitude t.o.v. het humanitair oorlogsrecht.

3. Het aanreiken van een instrumentarium waarmee zij daaraan in de praktijk concreet vorm kunnen geven.

4. Cursisten te trainen in het integreren van internationaal recht-aspecten in het algemeen en het humanitaire oorlogsrecht in het bijzonder in het militaire commandovoeringsproces op het niveau van de brigade.15

 

De doelgroep voor de cursus werd als volgt geformuleerd:

a. Primair officieren van het niveau brigadestaf waarbij de prioriteit ligt bij de “senior officers” en het functiegebied G 2/3.

b. Secundair officieren uit het functiegebied G 2/3 van de divisiestaf, de divisietroepen en NATCO.

c. De cursus heeft een interservicekarakter en staat derhalve open voor militairen van andere krijgsmachtdelen met dien verstande dat het hierboven onder a en b gestelde van overeenkomstige toepassing is.

d. In de toekomst: enige buitenlandse officieren.16

 

Aan de vierdaagse pilot cursus in 1997 namen 16 cursisten van alle Operationele Commando’s, maar met name officieren van de Koninklijke Landmacht deel. De cursus omvatte ook een avondprogramma; naast voordrachten waren een simulatie, verschillende oefeningen en casuïstiek in het programma opgenomen.17

 

Aanbevelingen

In het ‘kort evaluatie-rapport’ dat naar aanleiding van de pilot cursus is opgesteld zijn enkele aanbevelingen opgenomen. Er wordt aanbevolen de cursus MOR  ten minste  eenmaal per jaar te organiseren en er wordt ter overweging meegegeven om de cursus tweemaal per jaar te laten plaatsvinden.18 Daarnaast wordt  de aanbeveling gedaan voorstudiemateriaal aan te reiken  om het theoretische deel zoveel mogelijk te beperken. Voorts wordt aanbevolen de interactie te vergroten. Afsluitend wordt aanbevolen om de inhoudelijke en organisatorische afstemming in een werkgroep te beleggen waar een cursuscoördinator, een jurist en een operationele officier deel van uitmaken.19 Vanaf 1998 zijn er jaarlijks een of twee cursussen MOR georganiseerd. Inmiddels hebben meer dan 400 cursisten de cursus gevolgd.

Huidige vorm en inhoud

Doelstelling

De cursus MOR beoogt de deelnemers bewust te maken van die delen van het (inter)nationaal recht die op huidige en toekomstige operaties in het buitenland of bij nationale inzet van toepassing zijn.

Na het volgen van de cursus MOR:

 

(1)    zijn de deelnemers op basis van de aangereikte algemene kennis in staat het militair operationeel recht waar nodig toe te passen, waarmee ze juridische aspecten tijdens operaties kunnen onderkennen en juridische vraagstukken in voorkomend geval kunnen oplossen;

 

(2)    weten de deelnemers wat de rol van de juridisch adviseur is en dat ze bij hem/haar deskundig juridisch advies kunnen inwinnen als ze voor complexe juridische vraagstukken komen te staan.20

 

Organisatie

De cursus MOR wordt tweemaal per jaar op verzoek van de Operationele Commando’s georganiseerd. Deze cursus komt tot stand door een werkgroep die wordt gevormd door vier juridische vertegenwoordigers van alle krijgsmachtdelen in samenwerking met het IDL. De vier juridische vertegenwoordigers treden tijdens de cursus op als dagvoorzitter en verzorgen voordrachten en het onderdeel ‘casussen’. In het voorjaar van 2016 is de 26e editie georganiseerd.

 

Doelgroep beschrijving

De doelgroep bestaat uit operationeel commandanten en stafofficieren, die betrokken zijn bij de operationele besluitvorming van huidige en toekomstige operaties in het buitenland of bij nationale inzet. Het Openbaar Ministerie en de Belgische krijgsmacht worden in de gelegenheid gesteld om een cursist af te vaardigen. Een juridische vorming of plaatsing op een juridisch georiënteerde functie is niet vereist.21

 

Opzet van de cursus MOR

De rode draad van de cursus MOR is, gelet op de inzichtelijkheid voor operationeel commandanten en stafofficieren, het chronologische verloop van een militaire operatie: vanaf bestuurlijke voorbereiding tot terugkeer. Het hoofdonderwerp van de cursus en de vragen die hieruit voortvloeien worden aan de hand van het chronologische verloop van een militaire operatie behandeld. Het onderstaande schema als opgenomen in het Juridisch Handboek Commandant wordt vanaf het begin van de cursus onder de aandacht van de cursisten gebracht22:

 

afb1

 

 

Het hoofdonderwerp van de cursus is dat militair optreden rechtmatig plaatsvindt. Dit leidt tot vragen als: wanneer mag ik militair optreden, welke regels gelden bij de uitvoering van het militair optreden en hoe is afleggen van verantwoording over het optreden geborgd. Onlangs is, gelet op het chronologische verloop van een militaire operatie, het hoofdonderwerp van de cursus en de vragen die hieruit voortvloeien alsmede de ontwikkelingen aangaande conflicten, de cursusbeschrijving herzien.23De cursus is verdeeld in drie onderwerpen:

 

  1. grondslagen voor militair optreden;

 

  1. internationale samenwerking en rechtsregimes tijdens militair optreden in een gewapend conflict/ vredesoperatie;

 

  1. verantwoording en ethiek.

 

In het eerste deel van de cursus komen de rechtsgrondslagen voor militair optreden aan bod. De volgende vragen worden onder andere beantwoord: Onder welke omstandigheden is het legitiem om over te gaan tot het gebruik van interstatelijk geweld (jus ad bellum)? Wanneer kunnen militairen nationaal ingezet worden en welke bevoegdheden gaan daarmee gepaard?  

Het tweede deel van de cursus gaat in op internationale overeenkomsten zoals Status of Forces Agreements (SOFA’s), humanitair oorlogsrecht (jus in bello), mensenrechten en Rules of Engagement (ROE’s). De volgende vragen komen onder meer aan bod: Onder welke omstandigheden kunnen objecten die speciale bescherming genieten, zoals een historisch gebouw, hun beschermde status verliezen en als legitiem militair doel worden aangemerkt? Hoe lang kunnen detainees worden vastgehouden, voordat zij overgedragen moeten worden aan lokale autoriteiten? In hoeverre is het recht op zelfverdediging toepasbaar als embedded journalisten direct gevaar lopen? 

Het derde deel van de cursus besteedt aandacht aan verschillende aspecten van het militair strafrecht. Er wordt ingezoomd op commandantenverantwoordelijkheid. De volgende vraag wordt onder meer beantwoord: In hoeverre kan een commandant verantwoordelijk worden gehouden voor de handelingen van zijn ondergeschikten? Daarnaast worden ethische dilemma’s besproken. De cursus wordt afgesloten door de aangereikte theorie door de cursisten te laten toepassen op verschillende casestudies.24

Aan het begin van de cursus MOR wordt aan de cursisten de ‘tempel van militair recht’, opgesteld door lkol mr. dr. Eric Pouw, uitgereikt25:

afb2

De fundering – de rechtstaat met als een van de leidende beginselen legitimiteit – is nodig om het dak – het rechtmatig uitvoeren van militaire operaties – te kunnen dragen. Het dak wordt gesteund door drie pilaren: rechtsgrondslagen, rechtsregimes en verantwoording.26

 

De bovengenoemde onderwerpen komen tijdens de vijfdaagse joint cursus aan bod. De colleges en praktijkcasussen worden onder meer verzorgd door docenten van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en sprekers van alle krijgsmachtdelen, het Openbaar Ministerie en het Nederlandse Rode Kruis. Daarnaast verzorgt sinds kort de Nederlandse rechter bij het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY), mr. Orie, een bijdrage inzake command responsibility. Voorts is er onlangs een nieuw onderdeel ‘bestuurlijke voorbereiding’ van internationale militaire operaties aan de cursus toegevoegd. Dit onderdeel wordt verzorgd door een vertegenwoordiger van de Hoofddirectie Beleid van het Ministerie van Defensie. Het ligt in de lijn der verwachting dat er in de zeer nabije toekomst een onderdeel inzake het vijfde domein voor militair optreden, cyber, in het programma zal worden opgenomen. Er zijn, met inachtneming van de begrippen als opgenomen in de Nederlandse Defensie Doctrine, leerdoelen voor elke bijdrage opgesteld, ook om overlap tussen de cursusonderdelen te voorkomen. 

 

Klassensterkte en werkvormen

Per cursus nemen maximaal 20 cursisten deel. De klassensterkte is bewust laag gehouden teneinde een interactief karakter te waarborgen. De cursus hanteert verschillende werkvormen. Naast de voordrachten is er onlangs het interactieve en praktische onderdeel ‘casussen’ aan de cursus toegevoegd.

Conclusie

Conclusie

De founding fathers van de cursus MOR verdienen respect. Immers, zij waren het die tijdig de noodzaak van het opzetten van een dergelijke cursus hebben ingezien en voor een verdere verfijning van de cursus hebben zorggedragen. Hun opvolgers bouwen voort op het stevige fundament dat zij hebben gelegd door de cursus te blijven actualiseren. Vele commandanten en stafofficieren hebben de cursus doorlopen en zijn daardoor met ‘de juiste turf in de ransel’  op missie gegaan om hun bijdrage te leveren aan de inzet van militair vermogen teneinde te beschermen wat ons dierbaar is.

Naar boven