De militaire kamer van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, veroordeelt een 36-jarige militair ter zake van diefstal (in vereniging en met braak en inklimming) van lege hulzen, joyriding met een militair voertuig en het meermalen plegen van verduistering van hulzen, tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die de militair in verzekering heeft doorgebracht. De militair dient de Staat een bedrag van € 2.855,25 te betalen vanwege wederrechtelijk verkregen voordeel.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te
Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp
(munitiecomplex), althans een gebouw op een terrein van defensie, heeft
weggenomen ongeveer 935 kilogram aan (munitie)hulzen, althans een groot aantal
(munitie)hulzen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
het Ministerie van defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
2.
hij als militair in of omstreeks de periode van 25 april 2013 tot en met 26
april 2013, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, in elk geval in Nederland,
opzettelijk wederrechtelijk twee, althans één motorrijtuig, (militaire MB's),
bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te
Harskamp, gemeente Ede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (groot) aantal
(munitie)hulzen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Ministerie van defensie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te
Harskamp, gemeente Ede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een
groot aantal (munitie)hulzen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele toebehoorde(n) aan het Ministerie van defensie, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde
van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als instructeur, in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Verweer strekkend tot bewijsuitsluiting
Vooropgesteld wordt dat naar het oordeel van de militaire kamer geen reden bestaat om, zoals door de verdediging is verzocht, enig dossierstuk van het bewijs uit te sluiten. De militaire kamer overweegt daartoe als volgt.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de bekennende verklaring van verdachte ten overstaan van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) niet voor het bewijs kan worden gebezigd vanwege de wijze waarop het verhoor heeft plaatsgevonden en op papier is gezet. Volgens de raadsman is in dat kader onjuist, onzorgvuldig en oncontroleerbaar gehandeld. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanvankelijk heeft ontkend, maar dat die verklaring niet in een proces-verbaal is vastgelegd. Bovendien zijn geen audiovisuele opnamen van de verhoren gemaakt, waardoor niet te controleren valt hoe tijdens de verhoren de vraagstelling is geweest en in welke mate verdachte tijdens deze verhoren (dader)informatie aangereikt heeft gekregen.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat het proces-verbaal van bevindingen op pagina 205 van het dossier van het bewijs moet worden uitgesloten, nu de onderliggende stukken ontbreken en de inhoud van het proces-verbaal aldus niet controleerbaar is.
Verdachte heeft verklaard dat hij onder druk is gezet om een bekennende verklaring af te leggen. Verdachte wilde graag naar huis omdat hij dinsdagavond op zijn kind moest passen, en dat zou pas mogen nadat hij bekend had.
Ten aanzien van de door verdachte bij de KMar afgelegde verklaringen overweegt de militaire kamer dat geen wettelijk voorschrift voorschrijft dat verdachte audiovisueel gehoord had moeten worden.
Aldus is geen sprake van een geschonden vormvoorschrift als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en bestaat geen reden de verklaringen van verdachte om die reden van het bewijs uit te sluiten.
Ook overigens ziet de militaire kamer daartoe geen aanleiding nu zij geen reden heeft om aan de juistheid van de inhoud van deze ambtsedig opgemaakte, en door verdachte ondertekende, stukken te twijfelen. Naar het oordeel van de militaire kamer valt uit de processen-verbaal in voldoende mate op te maken wat de vraagstelling is geweest, blijkt er niet uit dat verdachte onder druk is gezet en/of op enig moment (tijdens de zes momenten waarop hij is verhoord) ontkennend heeft verklaard. Evenmin blijkt uit de processen-verbaal van verhoor dat verdachte - hoewel hij gedurende drie aaneensluitende dagen is verhoord - heeft aangegeven dat hij haast had om naar huis te komen, omdat hij op dinsdagavond op zijn kind moest passen en hij wilde voorkomen dat zijn ex-vriendin van de verdenking jegens hem op de hoogte zou worden gesteld.
Voorts overweegt de militaire kamer dat zij evenmin reden ziet het proces-verbaal van bevindingen op pagina 205 van het bewijs uit te sluiten. Daartoe acht zij, los van de omstandigheid dat het een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal betreft, redengevend dat de raadsman van verdachte de inhoud van dit stuk niet heeft betwist, terwijl ook anderszins reden bestaat te twijfelen aan de inhoud van dit stuk aangezien dit steun vindt in de verklaringen van verdachte bij de KMar.
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 25 op 26 april 2013 werd omstreeks 3:55 uur waargenomen dat het plexiglas van de linker roldeur van gebouw 102 van het Munitie Complex Hoenderloo op de Generaal Winkelman Kazerne te Harskamp stuk is.2 Van buitenaf is met een armreiking door het gat in het glas de loopdeur aan de binnenzijde te openen. Diezelfde nacht tussen 0:00 uur en 00:20 uur was het raam van het betreffende gebouw nog intact. In de loods bevonden zich grote kratten met diverse koperkleurige ‘lege’ hulzen van diverse kalibers.
Op 26 april 2013 omstreeks 8:30 uur werd geconstateerd dat het draad, dat dient als omheining van het Infanterie Schiet Kamp Hoenderloo 2 te Harskamp (waar zich ook loods 102 bevindt), was doorgeknipt. In het hekwerk bevonden zich twee gaten, één van 80 centimeter bij 110 centimeter en één van 80 centimeter bij 90 centimeter, en in de directe omgeving werd een beschermhoes/omhulsel van een kniptang aangetroffen Bij het tweede gat bevonden zich aan de binnenzijde negen, en aan de buitenzijde van het Munitie Complex vijf, grijze handkratten - deels gevuld met koperkleurige hulzen - met de tekst ‘Hoenderloo’.
De grijze bakken worden normaal gesproken niet gebruikt voor munitieopslag en er is geen toestemming gegeven voor het wegnemen van goederen en het vernielen van het raam en hekwerk. Deze goederen behoren toe aan het ministerie van Defensie.
Verdachte heeft op 26 april 2013 tegen betaling hulzen ingeleverd bij [getuige 1], te weten eenmaal 375 kilogram en eenmaal 560 kilogram. Medeverdachte [medeverdachte] was daarbij aanwezig.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat - gelet op de bekennende verklaring van verdachte tegenover de KMar, de verklaring van getuige [getuige 1], de smartcard- en telefoongegevens, en de geflitste auto - wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 1 ten laste gelegde diefstal in vereniging met braak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat bij gebrek aan overtuiging niet tot een bewezenverklaring van dit feit kan worden gekomen, nu afdoende is verklaard waarom verdachte aanvankelijk een bekennende verklaring heeft afgelegd, hoe verdachte -aangezien hij in de morgen van 26 april bij de loods van de inbraak is geweest waardoor hij daderinformatie heeft verkregen - bekend kon zijn met deze informatie en waarom hij een grote hoeveelheid hulzen in zijn bezit heeft gehad en deze hulzen heeft aangeboden aan [getuige 1].
Beoordeling door de militaire kamer
Op grond van de (onweersproken) feiten acht de militaire kamer bewezen dat één of meerdere personen in de nacht van 25 op 26 april 2013 op het Infanterie Schiet Kamp (een munitiecomplex) Hoenderloo 2 in Harskamp, in de gemeente Ede, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit loods 102, munitiehulzen van het ministerie van Defensie heeft/hebben weggenomen, en zich de toegang tot dat munitiecomplex en die loods hebben verschaft en die hulzen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
De vraag die ter beantwoording voorligt, is of bewezen kan worden geacht dat verdachte (één van) de dader(s) is en of de door hem aan [getuige 1] aangeboden 935 kilogram munitiehulzen de weggenomen munitiehulzen betreffen. De militaire kamer beantwoordt die vraag bevestigend, aangezien verdachte daarover gedetailleerd heeft verklaard bij de KMar en deze verklaring wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daartoe overweegt de militaire kamer als volgt.
Het vervoer
Verdachte heeft verklaard dat hij en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van de inbraak, vanaf de Bernhardkazerne in Amersfoort, beiden een Mercedes Benz (hierna: MB) bij zich hadden. Verdachte heeft de MB waarin hij reed op de parkeerplaats gezet, is toen bij [medeverdachte] in de MB gestapt en is samen met hem naar het munitiecomplex gereden. Hij heeft verklaard dat ze naar de achterpoort zijn gereden, een houten paal naast de slagboom uit de grond hebben gehaald, langs de slagboom zijn gereden en de MB naast het hek naast het munitiecomplex hebben gezet.
Toen verdachte met [medeverdachte] bezig was met de inbraak, kwam de wacht eraan en zijn [medeverdachte] en hij in de auto gestapt, waar ze even hebben gewacht en vervolgens stapvoets zonder verlichting zijn weggereden.[medeverdachte] heeft verdachte afgezet bij de parkeerplaats waar de MB van verdachte stond en verdachte kan zich herinneren dat er onderweg ‘een flits was’.
Dat verdachte, zoals hij zelf verklaart, bij aankomst op de Winkelman kazerne te Harskamp de MB op het parkterrein heeft geparkeerd, vindt bevestiging in de verklaringen van getuigen
[getuige 2] en [getuige 3]. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 26 april 2013 om 1:41 uur een militaire MB met kenteken [kenteken] op de openlijk toegankelijke parkeerplaats heeft waargenomen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met [getuige 2] omstreeks 1:30 uur bij het gebouw van de MDD aan de Otterloseweg was en dat het hen was opgevallen dat er een militaire MB op de parkeerplaats nabij het schietterrein stond.18 De opmerking van verdachte dat [medeverdachte] de tweede MB naast het hek op het munitiecomplex had gepositioneerd, wordt ondersteund door de bevindingen van het sporenonderzoek kort na de inbraak. Aan de buitenzijde van het (vernielde) hekwerk werden namelijk bandensporen aangetroffen die werden herkend als bandensporen van een MB .19 Voorts heeft een wachtcommandant gerapporteerd dat hij op 25 april 2013 in het kader van beveiligingswerkzaamheden omstreeks 3:55 uur met collega’s was gearriveerd op het Munitie Complex Hoenderloo 2, om te beginnen bij loods 102.20 Dat past in de verklaring van verdachte dat hij en [medeverdachte] de wacht zagen arriveren en zijn vertrokken, waarna verdachte zijn eigen MB heeft opgehaald. Dit sluit ook aan op de verklaring van getuige [getuige 3]. Getuige [getuige 3] heeft immers verklaard dat de MB die hij eerder met [getuige 2] op het parkeerterrein had zien staan, rond 5:00 uur niet meer op het parkeerterrein stond.
De braaksporen
Verdachte heeft verklaard dat hij met een leatherman heeft geprobeerd een gat in het hekwerk naast het munitiecomplex te knippen en dit, toen dit niet lukte, tien meter verderop nogmaals heeft geprobeerd waar dat wel lukte. Hij heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] door de opening in het hek naar het emballagehok is gegaan. Eén van hen heeft het raampje van de deur ingeslagen, waarna ze -door een hand door het raam te steken- de deur aan de binnenkant konden openen. De militaire kamer overweegt dat de verklaring van verdachte, over de twee gaten in het hekwerk en het inslaan van de ruit in de deur van loods 102, overeenkomt met de onweersproken feiten en daarmee eveneens bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen.
Situatie plaats delict
Verdachte heeft verklaard dat de hulzen in de loods per kaliber in verschillende bakken gesorteerd lagen en hij en [medeverdachte] hulzen uit verschillende bakken hebben weggenomen.
Ze hebben ongeveer 20 kratten met hulzen gevuld en deze, eerst handmatig en later met behulp van een karretje of steekwagentje, in de MB geplaatst.
Toen zij de wacht op het munitiecomplex zagen rijden, hebben ze alles laten vallen en zijn ze weggereden.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat tegen een wand in loods 102 palletkratten staan met hulzen van verschillende soorten, waaronder palletkratten met verschoten ‘blanks’.
Hij heeft voorts verklaard dat tijdens werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen waaronder plateauwagens, en dat deze in de nacht van de inbraak binnen stonden. Een wachtcommandant heeft met collega’s omstreeks 3:55 uur bij loods 102, behalve een gebroken ruit, palletkratten (voor het gebouw) en een plateauwagen (nabij de rechter roldeur) aangetroffen.
Afgelegde route
Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte], nadat de wacht het munitiecomplex op was gereden, weg zijn gereden. Ze zijn vervolgens helemaal buitenom richting het dorp gereden en toen via allerlei tussendoor wegen - al dan niet via de Leusderheide - naar de Bernhardkazerne te Amersfoort om op zijn kamer plunjebalen op te halen.
Nadat ze één plunjebaal vol hadden gepakt met hulzen, hebben ze op het oefenterrein op de Leusderheide een lekbak gepakt om de overige hulzen in te doen.
Zoals de militaire kamer hiervoor heeft overwogen, heeft verdachte een ‘flits’ waargenomen bij het wegrijden en past dit bij het feit dat de MB met kenteken [kenteken] om 4:06 uur op de Otterloseweg te Harskamp is geflitst vanwege een snelheidsovertreding. De verklaring van verdachte dat zij vervolgens over allerlei binnendoor wegen hebben gereden, past bij de volgorde van zendmasten die werden aangestraald doortelefoonnummer [nummer]. [medeverdachte] heeft dit telefoonnummer op 1 mei 2013 bij de Kmar als zijn telefoonnummer opgegeven. Het telefoonnummer heeft op 26 april 2014 om 1:46 uur de zendmast aan de Apeldoornseweg te Otterlo aangestraald (in de nabije omgeving van het munitiecomplex) en na 4:06 uur achtereenvolgend de zendmast aan de Radioweg te Harskamp (om 4:09 uur), de zendmast aan de Lenderinkweg te Wekerom (om 4:12 uur en 4:13 uur), de zendmast aan de Drieenhuizerweg te Kootwijkerbroek (om 4:15 uur) en een zendmast aan de Rijksweg A1 te Ter Schuur (om 4:23 uur).
Uit smartcardgegevens van de Bernhardkazerne te Amersfoort blijkt dat verdachte en [medeverdachte] beiden op 26 april 2013 (verdachte om 6:28:52 uur en [medeverdachte] om 6:28:45 uur) hun smartcard hebben aangeboden om toegang te verkrijgen tot de kazerne.
Het aanbieden van de hulzen
Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] direct op de dag van de inbraak naar de hulzenboer zijn gegaan en dat dit in Harderwijk zou kunnen zijn geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij de hulzen met een militaire MB, gekleed in camouflage uniform, heeft ingeleverd en zich daarbij met zijn rijbewijs heeft gelegitimeerd.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij namens [getuige 1] te Harderwijk koper en messing inneemt en klanten daarvoor contant uitbetaald. Hij heeft verklaard dat op 26 april 2013 een man bij hem kwam met een getinte huidskleur, kort (kalend) haar en een breed postuur. De man kwam met een camouflage jeep en had volgens [getuige 1] een militair camouflagepak aan. Omdat de man zich niet kon legitimeren, belde de man verdachte en die arriveerde een kwartier of half uur later en heeft zich gelegitimeerd. [getuige 1] heeft vervolgens de hulzen ingenomen die de andere man achterin de jeep had liggen. [getuige 1] heeft verklaard dat de mannen wel vaker bij hem kwamen en ze dan met een militaire jeep en in militair uniform kwamen. Op 26 april 2013 om 8:59 uur wordt met de diensttelefoon van [medeverdachte] telefonisch contact gezocht met voornoemd recyclingbedrijf te Harderwijk en om 11:33 uur diezelfde dag wordt door de diensttelefoon van verdachte een zendmast aangestraald aan de Industrieweg te Harderwijk (in de nabije omgeving van het recyclingbedrijf).
Ten aanzien van feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 april 2013 om 4:06 uur is op de Otterloseweg te Harskamp een snelheidsovertreding begaan met de MB voorzien van kenteken [kenteken]36. Het voertuig is op 25 april 2013 afgesloten en is die middag of op de ochtend van 26 april 2013 ten behoeve van schoonmaak verplaatst over een afstand van ongeveer 10 kilometer. Tussen de rijopdrachten van 25 en 26 april 2013 zit daarentegen een verschil van 168 kilometer.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat - gelet op de verklaring van verdachte tegenover de KMar en de snelheidsovertreding - wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 2 ten laste gelegde joyriding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 ten laste gelegde, nu verdachte vanwege een oefening de beschikking had over een auto en het niet opportuun is hem voor het privé gebruik van deze auto te veroordelen nu veel militairen dat in de praktijk doen en het een ‘grijs gebied’ betreft.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] in een militaire MB, toebehorend aan de logistieke groep van het Ministerie van Defensie, in de nacht van 25 op 26 april 2013 naar Harskamp is gereden terwijl hij daarvoor geen toestemming had.38 Verdachte zou de MB waarin hij reed, voorbij de kazerne waar het oefenterrein begint, op een parkeerplaats hebben gezet.
Het feit dat verdachte heeft verklaard dat hij geen toestemming had de MB voor andere doeleinden te gebruiken dan ten behoeve van een oefening, wijst er naar het oordeel van de militaire kamer op dat verdachte de militaire MB opzettelijk wederrechtelijk heeft gebruikt. De stelling dat andere militairen een MB ook voor privé doeleinden gebruiken, doet hier niet aan af.
Ten aanzien van feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op de overzichtslijst van het bedrijf [getuige 1] te Harderwijk (ook) over de periode van december 2012 tot en met oktober 2013 staat vermeld dat verdachte in de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 verschillende keren tegen betaling hulzen heeft aangeboden aan dit bedrijf. Het betroffen hoeveelheden van respectievelijk 86, 25, 66, 24, 22 en 200 kilo.40 Verdachte is regelmatig bij recyclebedrijf [getuige 1] geweest om hulzen van losse flodders/blanks in te leveren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat, mede gelet op de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder feit 3, subsidiair, ten laste gelegde verduistering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde omdat geen sprake is van wederrechtelijkheid, nu hulzen worden ingeleverd met medeweten van het ministerie van Defensie.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer volgt het betoog van de raadsman, bij gebreke van enige onderbouwing, niet. Verdachte heeft verklaard dat de hulzen die hij heeft ingeleverd en waarvoor hij geld heeft ontvangen, toebehoren aan het ministerie van Defensie en dat hij geen toestemming heeft verkregen voor het inleveren van deze hulzen.42 Bovendien verklaart hij over een rugzak met verschoten hulzen die is aangetroffen op zijn legeringskamer, dat hij zich ervan bewust is dat het niet is toegestaan de hulzen onder zich te hebben. Verdachte heeft opgemerkt dat hij geen zin heeft om naar het munitiecomplex te rijden om kleine hoeveelheden hulzen in te leveren en hij de hulzen bewaart tot hij een grotere hoeveelheid heeft en deze dan naar koperboer brengt om deze om te zetten in geld, waarna hij dit geld voor zichzelf gebruikt.43 Dit leidt de militaire kamer tot de conclusie dat wel degelijk sprake is van wederrechtelijke toe-eigening van de (munitie)hulzen door verdachte en dat hij zich hiervan bewust is geweest.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten 1, 2 en 3, subsidiair, heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij in de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013 te Harskamp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit gebouw 102 gelegen op het infanterie Schiet Kamp te Harskamp (munitiecomplex), heeft weggenomen ongeveer 935 kilogram aan (munitie)hulzen, toebehorende aan het Ministerie van defensie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
hij als militair in de periode van 25 april 2013 tot en met 26 april 2013, te of nabij Harskamp, gemeente Ede, opzettelijk wederrechtelijk één motorrijtuig, (militaire MB), bij de krijgsmacht in gebruik, als bestuurder heeft gebruikt;
3, subsidiair
hij in de periode van 3 december 2012 tot en met 18 april 2013 te Harskamp, gemeente Ede, meermalen, opzettelijk een groot aantal (munitie)hulzen, die geheel of ten dele toebehoorden aan het Ministerie van defensie, en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.