Onderwerp: Bezoek-historie

Valse mutatie in BPS

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Militaire kamer

Arrest van 7 april 2016

 

Voorzitter: mr. R.H. Koning, lid: mr. R. van den Heuvel, militair lid: commodore (tit.) mr. P.T. Heblij.

Valse mutatie in BPS

Een wachtmeester der eerste klasse van de Koninklijke Marechaussee (KMar) wordt op 16 maart 2015 door de militaire kamer van de rechtbank Gelderland veroordeeld tot een (onvoorwaardelijke) werkstraf van zestig uren voor het plegen van valsheid in geschrifte. De wachtmeester zat als bijrijder in een dienstauto die werd bestuurd door een collega-marechaussee. Die collega reed te hard op de A10 en werd “geflitst”. De wachtmeester liet zich ertoe verleiden een verzonnen melding in het bedrijfsprocessensysteem (BPS) van de KMar in te voeren, waaruit zou moeten blijken dat zij op dat moment een voertuig achtervolgden dat zich slingerend over de weg bewoog. Het doel daarvan was om de snelheidsovertreding te rechtvaardigen en daarmee de bekeuring te ontlopen.

Hoewel het hof tot eenzelfde bewezenverklaring komt als de rechtbank, wordt aan de verdachte in hoger beroep een beduidend lichtere straf opgelegd. Het hof acht een geldboete van € 500,- passend.

 

(WvSr, artikel 47, eerste lid, en artikel 225, eerste lid)

 

 

Arrest

Verkort arrest van de militaire kamer gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Gelderland van 16 maart 2015 met parketnummer 05-760344-13 in de strafzaak tegen

 

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [adres],

wachtmeester eerste klasse der Koninklijke Marechaussee.

HET HOGER BEROEP

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ONDERZOEK VAN DE ZAAK

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,

mr. B.D.W. Martens, naar voren is gebracht.

relaties1

HET VONNIS WAARVAN BEROEP

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

DE TENLASTELEGGING

primair:

zij op of omstreeks 16 januari 2011 te [pleegplaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een mutatie (11-003997, 16 januari 2011, gemuteerd op 03:56) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben/heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk die mutatie opgemaakt in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) waarin -onder meer- het volgende werd verwoord:

"Op ddtp reden wij op de A10 vanuit de richting van Amsterdam richting Haarlem. Hier zagen wij een voertuig in de verte slingeren tussen rijbanen. Wij vermoedden dat de bestuurder mogelijk alcohol had genuttigd. Wij besloten om onze snelheid op te voeren om het voertuig in te halen om een stopteken te geven. Tijdens het inhalen zagen wij een grote flits in onze spiegel en zijn wij waarschijnlijk geflitst door een flitspaal. Hierna voertuig ingehaald en wij zagen dat de bestuurder van het voertuig met zijn radio bezig was. Bestuurder een stopteken gegeven en laten blazen. Persoon blies een P. Wij hebben geen kenteken genoteerd daarom niet in BPS ingevoerd",

zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

 

subsidiair:

[medeverdachte] op of omstreeks 16 januari 2011 te [pleegplaats], althans in Nederland, een mutatie (11-003997, 16 januari 2011, gemuteerd op 03:56) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft die [medeverdachte] valselijk die mutatie opgemaakt in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) waarin -onder meer- het volgende werd verwoord:

"Op ddtp reden wij op de A10 vanuit de richting van Amsterdam richting Haarlem. Hier zagen wij een voertuig in de verte slingeren tussen rijbanen. Wij vermoedden dat de bestuurder mogelijk alcohol had genuttigd. Wij besloten om onze snelheid op te voeren om het voertuig in te halen om een stopteken te geven. Tijdens het inhalen zagen wij een grote flits in onze spiegel en zijn wij waarschijnlijk geflitst door een flitspaal. Hierna voertuig ingehaald en wij zagen dat de bestuurder van het voertuig met zijn radio bezig was. Bestuurder een stopteken gegeven en laten blazen. Persoon blies een P. Wij hebben geen kenteken genoteerd daarom niet in BPS ingevoerd",

zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door bijstand te verlenen bij het opstellen van genoemde mutatie en/of toe te staan dat haar, verdachtes, naam -als een van de rapporteurs- in de mutatie werd vermeld.

 

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

BEWEZENVERKLARING

Verdachte heeft verklaard dat zij zich door haar collega [medeverdachte] heeft laten overhalen om een valse mutatie op te maken, zodat [medeverdachte] geen verkeersboete zou krijgen.

Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat er wel sprake is van medeplegen.

Verdachte heeft verklaard dat zij samen met [medeverdachte] een patrouille reed en dat [medeverdachte] als chauffeur optrad. [Medeverdachte] reed te snel en werd geflitst. [Medeverdachte] stelde verdachte, al toen zij nog in de auto zaten, voor samen een mutatie op te stellen waarin een verzonnen verhaal zou worden opgenomen om de snelheidsovertreding te rechtvaardigen en daarmee de bekeuring te ontlopen. Na een aanvankelijke aarzeling heeft verdachte ingestemd. De inhoud van de mutatie is in de auto besproken. Op de brigade zijn verdachte en [medeverdachte] samen achter de computer gaan zitten en hebben de mutatie opgesteld als verklaring van hen beiden.

Het hof is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] bij het opstellen van de valse mutatie.

 

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

 

zij op 16 januari 2011 te [pleegplaats], tezamen en in vereniging met een ander een mutatie (11-003997, 16 januari 2011, gemuteerd op 03:56) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en verdachtes mededader valselijk die mutatie opgemaakt in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) waarin -onder meer- het volgende werd verwoord:

"Op ddtp reden wij op de A10 vanuit de richting van Amsterdam richting Haarlem. Hier zagen wij een voertuig in de verte slingeren tussen rijbanen. Wij vermoedden dat de bestuurder mogelijk alcohol had genuttigd. Wij besloten om onze snelheid op te voeren om het voertuig in te halen om een stopteken te geven. Tijdens het inhalen zagen wij een grote flits in onze spiegel en zijn wij waarschijnlijk geflitst door een flitspaal. Hierna voertuig ingehaald en wij zagen dat de bestuurder van het voertuig met zijn radio bezig was. Bestuurder een stopteken gegeven en laten blazen. Persoon blies een P. Wij hebben geen kenteken genoteerd daarom niet in BPS ingevoerd",

zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

 

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE

Het primair bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van valsheid in geschrift.

STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Gelet op de persoon van verdachte en haar moeizame functioneren ten tijde van het plegen van het feit ziet het hof aanleiding om een aanzienlijk mildere straf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan, maar de ernst van het feit staat zondermeer in de weg aan het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Naar het oordeel van het hof heeft de officier van justitie, door het aanbieden van een transactie van € 500,-, de zaak juist ingeschat.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

 

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

relaties5

BESLISSING

Het hof:

 

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

 

[Volgt: bewezenverklaring en kwalificatie van het primair ten laste gelegde en veroordeling tot betaling geldboete van € 500,- en tien dagen vervangende hechtenis.]

relaties2

NASCHRIFT

Door mr. A.F. Vink LL.Mgov

1

Twee opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee worden in hun dienstauto “geflitst” op de A10, omdat zij te hard rijden. Beide opsporingsambtenaren voeren in het bedrijfsprocessensysteem (BPS) meldingen in als waren zij op dat moment bezig met het achtervolgen van een voertuig dat zich slingerend over de snelweg bewoog. Het doel daarvan was om de snelheidsovertreding te rechtvaardigen en daarmee de bekeuring te ontlopen. Als het feit aan het licht komt, worden beide opsporingsambtenaren strafrechtelijk vervolgd. De militaire kamer van de rechtbank Gelderland veroordeelt de bestuurder van het voertuig op 16 maart 2015 wegens het invoeren van twee vals gebleken meldingen in het BPS voor medeplegen van valsheid in geschrifte en valsheid in geschrifte tot een (onvoorwaardelijke) werkstraf van tweehonderd uren. (Het vonnis is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RBGEL:2015:1748.) De strafeis van de officier van justitie was een (onvoorwaardelijke) werkstraf van tachtig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand (met een proeftijd van twee jaren). De dan reeds ontslagen bestuurder is tegen dit vonnis niet in hoger beroep gegaan.

2

De militaire kamer van de rechtbank Gelderland veroordeelt de verdachte in deze zaak, de bijrijder, op 16 maart 2015 voor het medeplegen van valsheid in geschrifte tot een (onvoorwaardelijke) werkstraf van zestig uren. (Het vonnis is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:RBGEL:2015:1753.) De rechtbank overweegt zelfs dat voor een delict als het onderhavige – het invoeren van verzonnen gegevens in een politieel systeem (zoals het BPS) met het oogmerk om strafwaardig gedrag van een collega-opsporingsambtenaar te maskeren – “in beginsel alleen oplegging van een gevangenisstraf op zijn plaats is. Niet alleen wordt door dergelijke feiten het vertrouwen dat de maatschappij heeft en moet kunnen stellen in geschriften en gegevensbestanden, ondermijnd, maar ook het vertrouwen dat de maatschappij heeft in opsporingsambtenaren van politie of de Koninklijke Marechaussee loopt door dergelijke feiten ernstige schade op. Ook schaadt het doen opnemen van valse informatie in het daarvoor bestemde systeem het vertrouwen dat (medewerkers van) het openbaar ministerie en de rechterlijke macht moeten kunnen hebben in door opsporingsambtenaren aangeleverde stukken, die immers dienen als basis voor interventies door justitie. Indirect komt daarmee de rechtsstatelijke gedachte in gevaar.” De rechtbank acht evenwel omstandigheden aanwezig – waaronder de cultuur van het onderdeel waarin de verdachte ten tijde van het plegen van het feit zou functioneren – om voor een werkstraf te kiezen. Verder moet worden opgemerkt dat de verdachte (in deze zaak) niet het initiatief heeft genomen om de valse melding op te nemen in het BPS.

relaties1

3

De officier van justitie had bij de rechtbank oplegging van een geldboete van € 500,- geëist, een straf waar het hof ook op uitkomt. Helaas blijft het hof vrij algemeen in de strafmotivering. Helaas, want het moet daarmee aan de verbeelding worden overgelaten hoe het hof aankijkt tegen het invoeren van verzonnen gegevens in een politieel systeem (zoals het BPS), met het oogmerk om strafwaardig gedrag van een collega-opsporingsambtenaar te maskeren. Erkent het hof dit als een gevaar voor het maatschappelijk vertrouwen in opsporingsambtenaren en het vertrouwen dat (medewerkers van) het openbaar ministerie en de rechterlijke macht moeten kunnen hebben in door opsporingsambtenaren aangeleverde stukken? Is het hof met de rechtbank van oordeel dat voor het plegen van een dergelijk delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is? Of was het met name barmhartigheid die het hof deed uitkomen op de straf die in eerste aanleg werd geëist? Wie het weet, mag het zeggen. Wel wordt duidelijk dat het hof het toepassen van het rechterlijk pardon (van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht) niet aan de orde acht. Tot op zekere hoogte een geruststellende gedachte, maar het steekt al met al toch wat schril af tegen de achtergrond van de door de rechtbank in eerste aanleg gebezigde strafmotivering.

A.F.V.

Naar boven