Onderwerp: Bezoek-historie

Researchpaper ‘Militaire Justitie in uitvoering’. Persoonlijke ervaringen over het militair strafprocesrecht tussen 1960-1990.

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bijdrage - signalement

Researchpaper 'Militaire Justitie in uitvoering'. Persoonlijke ervaringen over het militair strafprocesrecht tussen 1960-1990.

KTZ(LD) mr. dr. M.D. Fink

Op 1 januari 1991 trad een nieuw systeem van militaire strafrechtspraak in werking. Dat moment ligt inmiddels alweer bijna 35 jaar achter ons. De periode vóór 1990 begint langzamerhand tot de, weliswaar recente, maar toch militaire rechtsgeschiedenis te behoren. In dit systeem was de militaire justitie grotendeels in handen van de krijgsmacht zelf, en hadden militairen zitting in de (zee)krijgsraden en traden op als militair-auditeur of fiscaal (openbare aanklagers bij de land- en zeemacht).

Hoe werkte dit systeem in de praktijk en wat waren de ervaringen met dit systeem? Majoor (r) mr. A.F. (Jos) Vink heeft zich, als onderdeel van thans lopend proefschriftonderzoek, in zijn researchpaper Militaire Justitie in uitvoering. Tien perspectieven op de praktische toepassing van het militair (straf)proces- en tuchtrecht in de periode tussen 1960 en 1990 verdiept in de persoonlijke ervaringen van een tiental personen die op een zeker moment in hun militaire loopbaan betrokken zijn geweest bij het systeem dat toentertijd gold.

Door middel van interviews laat hij functionarissen van alle krijgsmachtsdelen uit dit systeem aan het woord: de verwijzingsofficier (kolonel b.d. mr. J. Kloots, commodore b.d. mr. G.A. Jacobs), de secretaris en lid van de Zeekrijgsraad (Commandeur van administratie (tit.) b.d. mr. M. van Seventer), de plaatsvervangend fiscaal en auditeur-militair (LTZ1 b.d. mr. M.P. Pomper, en mr. E.J. van den Boezem), een aantal commanderend officieren (kolonels, b.d. B.J. Hijna, H.J.W. Bindels en M.H. de Jongh Swemer), generaal-majoor b.d. C.N.J. Neisingh (Koninklijke Marechaussee) en minister van Defensie mr. A. Stemerdink. Met hen bespreekt hij een vijftal onderwerpen die onder meer ingaan op het verschijnen voor en de berechting door een krijgsraad, de opsporing van strafbare feiten, de verwijzingsbeslissing en de nut en noodzaak van een militaire verwijzingsautoriteit.

Vink laat de interviews, systematisch uitgewerkt aan de hand van een aantal eensluidende vragen, vooraf gaan door een korte inleiding (die wat mij betreft iets langer had mogen zijn om beter begrip te krijgen bij de taak van de verschillende functionarissen, maar desalniettemin een nuttig beeld geeft) van het toenmalige systeem en een 'wie-is-wie'.

Met dit research paper levert Vink een waardevolle bijdrage aan het behoud van praktische kennis over het militaire strafrechtspraak in de vorm van een verzameling egodocumenten. Vooral omdat handboekkennis natuurlijk wel bestaat, maar ervaringskennis uit eerste hand over de werking daarvan schaars is, en steeds schaarser wordt.

Het paper (175 bladzijden) is te downloaden via de website van de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie, via deze link. Zolang de voorraad strekt, zijn er ook papieren exemplaren beschikbaar via de secretaris van dit tijdschrift (MRT@mindef.nl).

Naar boven