Onderwerp: Bezoek-historie

Introductie - MRT special: De oorlog in de Oekraïne

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bijdrage – Inleiding

Introductie: Oorlog in Oekraïne

Door KTZ(LD) mr. dr. M.D. Fink

Oorlog

Een oorlog is gaande op het territoir van Oekraïne. Het is in juridische zin meer correct te spreken van een internationaal gewapend conflict in plaats van oorlog.1 En gewapend conflict is als term ook meer passend voor een tijdschrift als deze. Maar daarmee mist het wel de uitwerking die het woord 'oorlog' op ons heeft. Namelijk een besef van ernst. Een connotatie die dan meer passend is wanneer we spreken over de huidige situatie in Oekraïne. Ik gebruik het in deze introductie dan ook niet in juridische zin, maar ter onderstreping van de ernst van de situatie.

Inmiddels is de oorlog in Oekraïne een jaar aan de gang. Althans, deze fase van de oorlog is een jaar aan de gang, wanneer de annexatie van de Krim in 2014 als beginpunt wordt genomen.2 De Russische inval in februari 2022 werd niet de snelle 'speciale militaire operatie' die Rusland in gedachten had, die drie of in ieder geval niet langer dan vijf dagen had moeten duren en triomfantelijk zou eindigen met de inname van Kiev en de neutralisatie van het politieke en militaire leiderschap van Oekraïne.3 Daar is niets van terechtgekomen. Begin april vorig jaar trokken de Russen zich terug uit de gebieden rondom Kiev, werd het Russische oorlogsschip Moskva tot zinken gebracht en kwamen de gruwelijkheden in Bucha aan het licht. Ook de zuidelijke en oostelijke opmars van de Russen stokte. De aansluiting met de Krim en de omcirkeling van de Zee van Azov was daarentegen wel gemaakt. De bezetting van Marioepol was een feit nadat de laatste verdedigers van het Azovstalcomplex zich midden mei overgaven. De wereldwijde graancrisis volgde. Schepen met graan konden niet veilig vertrekken uit de Oekraïense havens totdat de VN samen met Turkije een humanitaire corridor op zee bemiddelde. Eind september annexeerde Rusland, via schijnreferenda, de provincies Donetsk, Luhansk, Zaporizhzhia en Kherson. De annexatie werd door de Algemene Vergadering van de VN sterk veroordeeld.4 Met het zuidelijke tegenoffensief dat Oekraïne in augustus startte, wist het begin november Kherson en gebied ten noorden van de Dnjepr-rivier te heroveren. Nog meer5 bruggen over de Dnjepr en zijarmen werden onklaar gemaakt terwijl de Russen zich terugtrokken. Verder naar het zuiden werden speldenprikken uitgedeeld met de aanslag op de brug over de Straat van Kerch die Rusland jaren eerder had gebouwd om de Krim met Rusland te verbinden, en maritieme drones bedreigden in november vanuit zee de Russische marine in Sebastopol. Sinds het invallen van de winter zien we beelden van een loopgravenoorlog, die gepaard gaat met een Russische militaire strategie gericht op het vernietigen van Oekraïense infrastructuur.6 Loopgraven doen uiteraard denken aan de Eerste Wereldoorlog.7 En in dat verband doet de uitspraak van de toenmalige lector militair strafrecht Louis Rollin Couquerque (1869-1960)8 uit zijn lezing in februari 1915 voor de juridische faculteit van het Amsterdamse studentencorps, gehouden naar aanleiding van de oorlog die toen in Europa en aan de grenzen van Nederland was uitgebroken, nog opgeld: 'De verschrikkingen uit den modernen oorlog zijn ons van alle kanten in den meest realistischen vorm onder de aandacht gebracht en nog stemmen alle beschrijvingen hierin overeen, dat zij slechts zijn eene flauwe afspiegeling van de werkelijkheid.'9 Ondertussen, en inmiddels een jaar verder, hebben verschillende staten, waaronder Nederland, in anticipatie op een mogelijk nieuw Russisch offensief besloten zwaarder materieel zoals tanks aan Oekraïne te leveren, en gaat het trainen van Oekraïense rekruten in het Verenigd Koninkrijk gestaag verder.

Het zou onlogisch zijn dat het Militair Rechtelijk Tijdschrift (MRT) geen aandacht aan dit conflict besteedt. Deze editie is daarom geheel gewijd aan de oorlog in Oekraïne en staat stil bij verschillende juridische aspecten van het conflict. De editie is de vrucht van samenwerking tussen de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie (FMW/NLDA) en dit tijdschrift. De bijdragen zijn geschreven door auteurs die onder meer geplaatst zijn bij de FMW, West Point, ministeries en de krijgsmachtdelen.

Internationaal recht

Het internationaal recht speelt een grote rol in dit gewapend conflict.10 In de eerste plaats het ius ad bellum - het recht tot oorlogvoering -, dat door Rusland met voeten wordt getreden.11 Zowel in juridische zin als met retoriek, waarin het internationaal recht bewust wordt verhaspeld ter ondersteuning van de invasie door een Russische militaire 'vredesmacht' en de annexatie van delen van het Oekraïens grondgebied. Zoals twee auteurs menen: 'In this sense, Russian legal justifications were couched primarily in a confused blend of self-defence and humanitarian necessity.'12 Bij het uitbreken van de hernieuwde vijandelijkheden riepen Ducheine en Zwanenburg op om te blijven hameren op de regels van het internationaal recht en de Russische retoriek niet over te nemen.13 Meegaan met de Russische perceptie holt het recht uit.

In de tweede plaats is het humanitair oorlogsrecht (HOR) - het recht tijdens oorlogvoering - als rechtsregime van belang en sterk onder de aandacht.14 Onder welke omstandigheden zijn aanvallen op ziekenhuizen, kerncentrales, dammen of andere civiele infrastructuur (on)rechtmatig? Hoe fungeert het neutraliteitsrecht in het huidige conflict en welke methoden en middelen mogen gebruikt worden? Is het idee van de levee en masse weer springlevend en wat zijn de juridische vraagstukken in het HOR rondom krijgsgevangenen en vermiste personen? Discussies die de toepassing van het HOR voor uitdagingen stelt en ook de grijze gebieden ervan blootstelt. In die context categoriseren Zwanenburg en Folwaij in hun bijdrage in Ars Aequi vier soorten grijze gebieden: zaken die het HOR niet regelt, vage regels, regels die moeilijk zijn toe te passen als gevolg van nieuwe technologische ontwikkelingen en regels die schijnbaar inconsistent zijn.15 Dergelijke artikelen dragen bij aan een beter begrip en interpretatie van het HOR. En in die context zal menigeen de Articles of War-serie van het Lieber Institute van de Amerikaanse Militaire Academie West Point niet ontgaan zijn, waar experts op het vakgebied kort duiding geven over onderwerpen die tot nu toe tijdens de oorlog voorbij zijn gekomen.16

Ten derde is het internationaal strafrecht in dit conflict sterk op de voorgrond getreden. Van meet af aan bestond de roep om strafrechtelijke verantwoording voor internationale misdrijven gepleegd door (met name) Rusland. Dit werd gauw gevolgd door actie, niet alleen door formele vervolgingsinstanties en internationale onderzoekscommissies, maar geholpen door OSINT, open source intelligence, om zoveel mogelijk bewijs vast te leggen. Ook het inrichten van een speciaal Oekraïne-Tribunaal om betrokken leiders van Rusland te berechten en de wijze waarop door verschillende instanties bewijs vergaard kan worden ter ondersteuning van een vervolging, is onderwerp van discussie.17

Oekraïne-special

Tegen de hierboven beschreven achtergrond staat in deze speciale editie van het MRT in de eerste plaats het HOR in de meeste bijdragen centraal. Daarbij is interessant dat met dit conflict onderwerpen in de schijnwerpers staan die in de afgelopen conflicten niet veel aandacht hadden, zoals het neutraliteitsrecht (Boddens Hosang), het bezettingsrecht (Zwanenburg) en het zeeoorlogsrecht (Fink). Ook van notie is dat de oorlog qua inzet van middelen verder reikt dan alleen klassieke middelen, zoals het gebruik van onderzeese contactmijnen en tanks, maar zich ook verruimt tot en met de meest moderne middelen, zoals satellieten (Vermeer), drones en cyberspace (Pijpers, Ducheine en Pouw). De bescherming van burgers is uiteraard ook een belangrijk thema. De beperkingen op de freedom of movement van burgers die niet deelnemen aan de vijandelijkheden wordt zowel vanuit een land als maritieme kant aangestipt. De belegering van de stad Marioepol (Van Grotel en Van de Put) en de beperkingen voor de vrije navigatie als gevolg van het conflict (Fink) komen aan de orde. Vraagstukken rond het aanvallen van objecten en personen worden onder de loep genomen door Coban (targeting leiderschap) en Richardson en Sinnige, die ingaan op de bescherming van kerncentrales tijdens gewapend conflicten.

Ten tweede levert de positie die Nederland inneemt ten aanzien van de betrokkenheid bij het conflict ook onderwerpen op. Nederland is weliswaar niet als partij bij het conflict betrokken, maar ondersteunt Oekraïne onder meer door het leveren van wapens en het in EU-verband opleggen van sancties. Het besluit van verschillende regeringen om tanks aan Oekraïne te leveren, wakkert de betrokkenheidsdiscussie aan, hetgeen een complexe discussie oplevert over de vraag wanneer een staat nou daadwerkelijk betrokken is bij de strijd in de zin van het humanitair oorlogsrecht en het ius ad bellum. Voetelink plaatst de wapenleveranties in het licht van een relatief nieuwe spruit aan de boom van juridische defensie-onderwerpen, namelijk exportcontrole recht. Pijpers, Ducheine en Pouw bespreken door middel van een casus hoe Nederland met de inzet van een cyberteam in Oekraïne al dan niet betrokken zou kunnen zijn. De inzet van de Koninklijke Marechaussee in Oekraïne ter ondersteuning van bewijsvergaring voor het Internationaal Strafhof past ook in deze context (Fink). Nederlandse militairen worden wel ingezet, maar niet in de rol van combattant. Zij nemen niet deel, maar verkeren wel tussen de strijdende partijen. En uiteraard raken de discussies rondom het neutraliteitsrecht aan dit onderwerp.

Van bijzonder karakter is ten slotte de bijdrage van Kruyt, die een inkijk geeft in de praktische uitdagingen van het geven van HOR-trainingen aan Oekraïense rekruten in het Verenigd Koninkrijk. Zij geeft een aantal waardevolle inzichten die voor veel lezers van het MRT van belang zijn en vertelt hoe Oekraïense rekruten lessen HOR ontvangen.

Tot slot

Tot slot wil ik in deze introductie nog twee opmerkingen plaatsen. De eerste is dat alle bijdragen voor de uitdaging stonden dat voldoende heldere en vaststaande feiten op dit moment in de oorlog niet of nauwelijks beschikbaar zijn. Logisch, nu de oorlog helaas nog steeds in alle hevigheid woedt. Conclusies zijn daarom vaak, en terecht, in voorzichtige termen gegoten. Desalniettemin blijft het waardevol om er ook nu aandacht aan te besteden omdat de bijdragen naast het bieden van inzicht uitnodigen tot verder nadenken over de onderwerpen die aan bod komen. De tweede opmerking is dat hoewel deze editie uitsluitend het internationaal recht belicht, wij de nationale invalshoek van het militaire recht zeker niet moeten vergeten. Welk effect heeft een eventuele Nederlandse militaire betrokkenheid op het nationale militaire recht? Dit is in concrete termen een op voorhand moeilijk te beantwoorden vraag. Maar laat de vraag op z'n minst een moment van reflectie zijn in ieders respectievelijke functies en departementen. Denk aan vragen zoals: wat doet dit met het gebruik van het militair tuchtrecht, is justitie en de rechtspraak voldoende op de hoogte van het prijs(proces)recht om prijsmakingen op zee te beoordelen, wat te doen met de wijze waarop meldingen van geweldgebruik aan het openbaar ministerie plaatsvinden, wanneer is sprake van de meer vage termen in het strafrecht, zoals tijd waarin oorlog dreigende is, onder welke omstandigheden zou de mobiele rechtbank een rol kunnen spelen, is het staatsnoodrecht voldoende op orde en mogelijk een middel om verhoogde paraatheid van materieel te organiseren?18 En hoe organiseren we eigenlijk de militair-juridische ondersteuning bij een zeer grootschalig conflict? Of zijn er rechtspositionele uitdagingen te voorzien, bijvoorbeeld over de gemiddelde uitzendduur of recuperatie-periodes waarin militairen niet meer uitgezonden mogen worden, en gaan we eigenlijk allemaal voorwaarts of krijgt het militair penitentiair centrum te Stroe toch weigerende gasten en verwachten we een verhoging van het aantal bezwaarschiften wanneer we daadwerkelijk mensen aanwijzen om te dienen in een conflict zoals dit? En dan tenslotte nog één uit de categorie ondenkbaar geachte mogelijk te nemen besluiten: wat is er voor nodig om de dienstplicht te activeren en te reguleren?

Naar boven