Onderwerp: Bezoek-historie

Vervoer gevaarlijke stoffen

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Strafrechtspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Strafkamer

Arrest van 1 juni 2017

 

Voorzitter: mr. R.. Koning, lid: mr. A. van Maanen, militair lid:  brigade-generaal (tit.) mr. M. Nooijen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Arrest van de militaire kamer

Gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Gelderland van 15 juni 2016 met parketnummer 05-016892-16 in de strafzaak tegen

marinier der eerste klasse, Verbindingsdienst Texel.

 

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

 

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte.

Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn officier raadsman, luitenant ter zee der eerste klasse LD mr. drs. W.B. Kooijman-Zegelaar, naar voren is gebracht.

 

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Verdachte en zijn officier raadsman hebben bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Het hof deelt deze opvatting en overweegt daartoe als volgt.

Verdachte wordt vervolgd omdat hij als chauffeur van een militair voertuig lithium ion batterijen niet heeft vervoerd in een geschikte buitenverpakking, geen kenmerking UN3480 heeft aangebracht op de verpakking, de verpakking niet heeft geëtiketteerd en/of geen vervoersdocument bij zich had.

Op het tenlastgelegde feit is de Richtlijn voor Strafvordering Wet vervoer gevaarlijke stoffen ten aanzien van vervoer over de weg van toepassing (hierna: de Richtlijn). In de Richtlijn is in artikel 3 bepaald dat als er meerdere betrokkenen (tegelijkertijd) via de WVGS strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor overtreding van het ADR/WVGS als uitgangspunt geldt dat de vervoerder (rechtspersoon) als verdachte wordt aangemerkt. In artikel 4 van de Richtlijn is vervolgens bepaald dat indien blijkt dat alleen de chauffeur van het voertuig verwijtbaar heeft gehandeld, kan worden afgeweken van het uitgangspunt om de vervoerder (als rechtspersoon) als verdachte aan te merken.

Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de vervoerder (het Ministerie van Defensie) in deze zaak een verwijt kan worden gemaakt. Dat betekent dat er sowieso geen sprake van is dat alleen de chauffeur van het voertuig verwijtbaar heeft gehandeld, zodat (reeds om die reden) de uitzondering als genoemd in lid 4 van de Richtlijn niet van toepassing is. Nu in de Richtlijn geen andere van toepassing zijnde uitzondering is opgenomen, blijft het uitgangspunt -zoals vermeld in artikel 3 van de Richtlijn- dat de vervoerder als verdachte diende te worden aangemerkt.

 

De advocaat-generaal heeft niet gesteld, of daartoe argumenten aangedragen, dat om andere redenen van bovenstaand uitgangspunt moet worden afgeweken.

 

Dat in casu de vervoerder (het Ministerie van Defensie) niet vervolgd kán worden, is naar het oordeel van het hof geen rechtvaardiging om van het uitgangspunt af te wijken. Dat  in de Richtlijn over die situatie niets opgenomen, maakt dit niet anders.

 

Op grond van het vorenstaande is het hof dan ook van oordeel dat de chauffeur (verdachte) niet als verdachte aangemerkt had moeten worden.

 

Het hof is van oordeel dat het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte.

 

BESLISSING

 

Het hof:

 

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

 

Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.

Naschrift

Door mr. M.R. Aaron

 

Het vervoer van gevaarlijke stoffen is aan strikte regels gebonden. Ook als dit gebeurt tijdens militair transport. Het niet naleven daarvan kan resulteren in het plegen van een strafbaar feit (bijvoorbeeld via art. 5 Wet vervoer gevaarlijke stoffen jo. art. 1a Wet op de Economische Delicten).

In onderhavige casus gaat het om een chauffeur van een militair voertuig die ervan wordt verdacht gevaarlijke stoffen, i.c. lithium ion batterijen, niet conform de geldende regels (en dus in strijd met de Wet vervoer gevaarlijke stoffen) te hebben vervoerd. Het OM gaat over tot vervolging van de militair. Ten onrechte, vindt het hof. UIt de eigen richtlijn van het OM (de ' Richtlijn voor strafvordering Wet vervoer gevaarlijke stoffen tav vervoer over de weg') blijkt dat bij de vervolging van dergelijke strafbare feiten ervan uit moet worden gegaan dat de vervoerder als rechtspersoon en niet de chauffeur (als natuurlijk persoon) strafrechtelijk aansprakelijk moet worden gehouden. Dit is alleen anders als blijkt dat uitsluitend de chauffeur verwijtbaar heeft gehandeld; bijvoorbeeld in het geval de chauffeur op voorkoming van het strafbare feit betrekking hebbende instructies van de vervoerder in de wind slaat.

 

Het hof komt echter tot de conclusie dat in elk geval de vervoerder (i.c. het ministerie van Defensie) een verwijt kan worden gemaakt, waardoor  het uitgangspunt (niet de chauffeur, maar de vervoerder moet strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden) dient te worden gehanteerd. Dat het ministerie van Defensie niet kan worden vervolgd (de Staat geniet immers strafrechtelijke immuniteit), doet daar volgens het hof niet aan af.

 

Volgens vaste jurisprudentie is het OM, op grond van de beginselen van een behoorlijke procesorde, gehouden aan de eigen vervolgingsrichtlijnen.1Nu in dit geval het OM zich volgens het hof niet heeft gehouden aan het hierboven aangehaalde uitgangspunt uit de richtlijn, leidt dit tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De militaire chauffeur mocht, wellicht tot zijn eigen opluchting, niet worden vervolgd voor het ten laste gelegde feit.

 

Bij deze uitspraak kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt.

Ten eerste geldt de Wet vervoer gevaarlijke stoffen niet voor het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen met vervoermiddelen (of die zich bevinden onder verantwoordelijkheid) van de krijgsmacht.2 In de onderhavige casus scheen het te gaan om militair transport naar een oefenlocatie in het buitenland en vroeg de advocaat-generaal om deze reden om ontslag van alle rechtsvervolging.

Tot slot moet worden opgemerkt dat de richtlijn van het OM inmiddels is aangepast. Het uitgangspunt dat de vervoerder in beginsel strafrechtelijk aansprakelijk moet worden gesteld, wordt thans niet meer genoemd. Wanneer de vervoerder als rechtspersoon een verwijt kan worden gemaakt, kan daarnaast ook de chauffeur als natuurlijk persoon (afhankelijk van de mate van strafrechtelijk verwijtbaar handelen van zijn kant) strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden en vervolgd.

 

Naar boven