§
1
Van de Koninklijke Militaire Academie
Artikel
23
Aan de Koninklijke Militaire Academie wordt onderwijs gegeven in:
b.de toepassingen der natuurkunde op militair gebied;
relaties0
c.de toepassingen der scheikunde op militair gebied;
relaties0
d.de mechanica en hare toepassing op bouwkundige constructiën en werktuigen;
relaties0
e.het landmeten en waterpassen en de geodesie;
relaties0
g.de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië;
relaties0
i.de hoofdbegrippen der strategie en de krijgsgeschiedenis;
relaties0
o.de pionier- en de versterkingskunst;
relaties0
p.de burgerlijke, de militaire en de schoone bouwkunde;
relaties0
q.de waterbouwkunde en de hydrographie van Nederland;
relaties0
r.de wetten en de voorschriften betreffende de uitvoering van genie-werken;
relaties0
s.de paardenkennis; de rij- en de africhtingskunst;
relaties0
t.het rechtlijnig en het topographisch teekenen;
relaties0
u.de dienst- en de exercitie-reglementen, benevens de dienstvoorschriften en de militaire wetten;
relaties0
w.de exercitiën en de verdere practische oefeningen;
relaties0
x.de gymnastiek, het schermen, het zwemmen en het paardrijden.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
25
Alle leerlingen der Cadettenschool, die voor den militairen dienst bij geneeskundig onderzoek geschikt zijn bevonden en aan de eischen, die, krachtens het bepaalde in het tweede lid van art. 5, voor overgang van de Cadettenschool naar de Koninklijke Militaire Academie zijn gesteld, hebben voldaan, worden tot de Koninklijke Militaire Academie toegelaten voor den dienst, waarvoor zij meer bepaaldelijk bestemd zijn.
Zij worden, zooveel mogelijk, bij het wapen hunner keuze ingedeeld, voor zoover zij daartoe in aanmerking komen in verband met:
a.den uitslag van het zooeven gemelde geneeskundig onderzoek;
relaties0
b.het aantal plaatsen, ingevolge het bepaalde bij art. 6, ten behoeve van deze categorie, voor de onderscheidene wapens opengesteld;
relaties0
c.de rangorde, welke zij bij het overgangsexamen van de Cadettenschool naar de Koninklijke Militaire Academie, blijkens de uitspraak der examen-commissie, hebben verkregen; daarbij gelet op hetgeen, krachtens het bepaalde in het tweede lid van art. 5, is voorgeschreven ten aanzien van de eischen van kennis in bepaalde vakken, voor eene plaatsing bij het wapen der artillerie of bij dat der genie.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
26
Nederlanders en zij, die uit anderen hoofde Nederlandsche onderdanen zijn, die:
1a.opgeleid wenschen te worden voor den dienst hier te lande en op het tijdstip van den aanvang van het eerstvolgende leerjaar den vollen ouderdom van zeventien jaren bereikt en dien van een en twintig jaren niet overschreden hebben,
relaties0
1b.opgeleid wenschen te worden voor den dienst in
Nederlandsch-Indië en op het tijdstip van den aanvang van het eerstvolgende leerjaar den vollen ouderdom van zestien jaren bereikt en dien van twee en twintig jaren niet overschreden hebben,
relaties0
2.zich, onder overlegging der bij Reglement aangewezen bescheiden, bij Onzen Minister van Oorlog, vóór het door dien Minister te bepalen tijdstip met een daartoe strekkend verzoek hebben aangemeld, worden, voor zoover zij bij geneeskundig onderzoek voor den dienst bij het wapen hunner keuze geschikt zijn bevonden, en indien over een voldoend aantal plaatsen bij dat wapen kan worden beschikt, tot de Koninklijke Militaire Academie toegelaten, wanneer zij, in het jaar van toelating of in het jaar daaraan onmiddellijk voorafgaande, in het bezit zijn gekomen:
I.hetzij van het getuigschrift van goed volbracht eindexamen voor de hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus, bedoeld in art. 55 der wet op het middelbaar onderwijs;
relaties0
II.hetzij van het in de artt. 11 en 12 der wet op het hooger onderwijs bedoelde getuigschrift van bekwaamheid tot de studie aan eene Universiteit in de faculteit der geneeskunde of der wis- en natuurkunde;
relaties0
III.hetzij van een getuigschrift of diploma krachtens eenige wet met een der onder I of II bedoelde gelijkgesteld.
relaties0
relaties0
Wij behouden Ons nochtans voor tot de Koninklijke Militaire Academie toe te laten:
relaties0relaties0
Artikel
27
Overtreft voor eenig wapen het aantal aan de eischen van art. 26 beantwoordende adspiranten dat der daarvoor beschikbaar gestelde plaatsen, dan hebben de betrokken adspiranten, ter bepaling van de rangorde, waarin zij voor indeeling bij het wapen hunner keuze in aanmerking komen, zich aan een rangschikkingsonderzoek te onderwerpen.
De indeeling bij de verschillende wapens geschiedt vervolgens naar de rangorde, door die adspiranten bij het onderzoek, blijkens de uitspraak der commissie voor het rangschikkingsonderzoek verkregen; daarbij gelet op hetgeen, krachtens het bepaalde onder b van art. 7, is voorgeschreven ten aanzien van den meerderen invloed van bepaalde vakken, voor eene plaatsing bij het wapen der artillerie of bij dat der genie.
Bij de indeeling van de in dit artikel bedoelde adspiranten wordt in acht genomen, dat hij, wiens vader in den dienst van den Staat gesneuveld, of binnen één jaar ten gevolge van in dezen dienst voor den vijand bekomen wonden overleden is, op grond hiervan, desverlangd, eene beschikbare plaats voor het wapen der infanterie inneemt, wanneer hij volgens voormelde rangorde niet voor eene benoeming tot cadet bij het wapen zijner keuze in aanmerking kan komen.
relaties0relaties0
Artikel
28
Het in art. 27 bedoelde rangschikkingsonderzoek bestaat in een rangschikkingsexamen, alsmede in een onderzoek naar lichamelijke gesteldheid, bedrevenheid in lichaamsoefeningen, algemeene geestesontwikkeling, verstandelijken aanleg en studiezin.
Het programma van het in het voorgaande lid genoemde rangschikkingsexamen omvat:
b.de stelkunde met de gonio- en trigonometrie;
relaties0
De eischen van kennis, volgens vorenvermeld programma te stellen, worden bij de in art. 7, onder b, bedoelde voorschriften nader omschreven en toegelicht.
relaties0relaties0
Artikel
29
Ingeval sommige der voor de leerlingen van de Cadettenschool opengestelde plaatsen aan de Koninklijke Militaire Academie, niet mochten worden vervuld, kan daarover worden beschikt ten behoeve van de jongelieden, bedoeld in art. 26.
relaties0relaties0
Artikel
30
Hij, die overeenkomstig art. 26 of 27 tot de Koninklijke Militaire Academie wordt toegelaten is, te rekenen van het tijdstip waarop zijn verblijf aan deze Inrichting een aanvang neemt, verbonden, om den Staat gedurende zeven jaren als militair te dienen.
Van deze zeven jaren behoort hij er vier in den rang van officier te dienen, zoodat, wanneer de officiersrang niet in drie jaren wordt bereikt, de dienstverbintenis stilzwijgend met den langeren duur van den opleidingstijd wordt verlengd.
Het derde lid van art. 18, zoomede het voorbehoud, bij de slotalinea van dat artikel gemaakt, zijn ook voor hem van toepassing.
relaties0relaties0
Artikel
31
De leerlingen der Koninklijke Militaire Academie worden, in het belang van hunne practische vorming, volgens bij Reglement vast te stellen regelen, gedetacheerd bij het Wapen, waarvoor zij worden opgeleid.
relaties0relaties0
Artikel
32
De leerlingen der Koninklijke Militaire Academie worden door Ons tot tweede-luitenant benoemd bij het Wapen, waarvoor zij zijn opgeleid - ook al mocht er geene vacature in gemelden rang bij dat Wapen bestaan - indien zij:
a.volgens de uitspraak der examen-commissie aan het bij Reglement voor het eind-examen vastgestelde programma hebben voldaan;
relaties0
b.naar het oordeel van die commissie - gegrond ook op de kennisneming van de te hunnen aanzien uitgebrachte rapporten - voldoende practische geschiktheid en bruikbaarheid bezitten en van goed gedrag zijn;
relaties0
c.voor den militairen dienst bij geneeskundig onderzoek geschikt zijn bevonden.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
32bis
Aan de applicatieschool bij de Koninklijke Militaire Academie wordt onderwijs gegeven - naar regelen en gedurende een tijdvak door Ons te bepalen - in de vakken, waarin de in Artikel 1bis bedoelde officieren als cadet niet, of niet volledig, het onderwijs ontvingen als omschreven in het leerplan voor de Koninklijke Militaire Academie bedoeld in Artikel 5.
Aan het einde van het tijdvak in het vorige lid bedoeld, leggen de officieren, leerlingen in de vakken, waarin hun gedurende dat tijdvak onderwijs is gegeven, ten overstaan van eene door Ons te benoemen commissie een examen af, tot het geven van de vereischte bewijzen van bekwaamheid.
Na afloop van dat examen wordt met afwijking van het bepaalde in artikel 7 der Bevorderingswet voor de Landmacht 1902, voor zooveel deze officieren betreft, de ouderdom in rang voor de bevordering en de rangschikking door Ons opnieuw bepaald.
Zij, die aan het examen niet voldoen, volgen nog éénmaal het onderwijs aan deze applicatieschool.
Het omtrent het examen en de rangschikking in het tweede en derde lid hiervoren bepaalde is ook op hen van toepassing.
relaties0relaties0 relaties0
§
2
Van den Hoofdcursus
Artikel
33
Aan den Hoofdcursus wordt onderwijs gegeven in:
h.de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië;
relaties0
i.de wis-, natuur- en staatkundige aardrijkskunde en de gronden der militaire aardrijkskunde van Nederland;
relaties0
p.de pionier- en de versterkingskunst;
relaties0
q.het rechtlijnig en het topographisch teekenen;
relaties0
t.de dienst- en de exercitie-reglementen, benevens de dienstvoorschriften en de militaire wetten;
relaties0
v.de exercitiën en de verdere practische oefeningen;
relaties0
w.de gymnastiek, het schermen en het zwemmen.
relaties0
relaties0relaties0
Artikel
35
Aan onderofficieren van het Wapen der Infanterie wordt, ongeacht zij al dan niet de lessen op eenen Cursus hebben gevolgd, vergund het toelatings-examen tot den Hoofdcursus, volgens het daarvoor bij Reglement vastgestelde programma, af te leggen, wanneer zij:
a.zoo zij opgeleid wenschen te worden voor het leger hier te lande, drie jaren als militair gediend hebben, minstens één jaar den rang van onderofficier hebben bekleed en op het tijdstip van den aanvang van het eerstvolgende leerjaar den vollen ouderdom van negentien jaren bereikt en dien van vijf en twintig jaren niet overschreden hebben,
zoo zij opgeleid wenschen te worden voor het leger in Nederlandsch-Indië, op het tijdstip van den aanvang van het eerstvolgend leerjaar den vollen ouderdom van negentien jaren bereikt en dien van zes en twintig jaren niet overschreden hebben;
relaties0
b.door practische geschiktheid, gedrag en dienstijver, naar door Onzen Minister van Oorlog te stellen regelen, daarvoor in aanmerking kunnen komen;
relaties0
c.voor den militairen dienst, bij geneeskundig onderzoek, geschikt zijn bevonden.
relaties0
Aan onderofficieren der overige Wapens, die aan de onder a, b en c omschreven eischen voldoen, wordt eveneens de vergunning verleend bedoeld examen af te leggen, wanneer zij tot tweede-luitenant bij de Militaire Administratie wenschen te worden opgeleid.
relaties0relaties0
Artikel
36
De onderofficieren, die, ingevolge het bepaalde bij art. 35, aan het examen hebben deelgenomen, en blijkens de uitspraak der examen-commissie, daaraan hebben voldaan, worden tot den Hoofdcursus toegelaten, voor zoover daarbij, in verband met het bepaalde bij art. 6, ten behoeve dier onderofficieren, plaatsen zijn opengesteld.
Overtreft het aantal adspiranten dat der beschikbaar gestelde plaatsen, dan geschiedt de toelating naar de rangorde door die adspiranten, blijkens de uitspraak der examen-commissie, bij het examen verkregen; met dien verstande, dat hij wiens vader in den dienst van den Staat gesneuveld of binnen één jaar ten gevolge van in dezen dienst voor den vijand bekomen wonden overleden is, op grond hiervan eene beschikbare plaats inneemt voor het Wapen of Dienstvak, waarvoor hij krachtens het bepaalde bij art. 35 in aanmerking komt.
relaties0relaties0
Artikel
37
Een onderofficier, die tot den Hoofdcursus wordt toegelaten, is - onafhankelijk van den duur van zijn loopend dienstverband - verbonden, na zijne benoeming tot officier, den Staat gedurende vier jaren in dien rang te dienen, onder gelijke verplichting als in de 3de alinea van art. 18 is omschreven.
Het voorbehoud, bij de slot-alinea van art. 18 gemaakt, is ook voor hem van toepassing.
relaties0relaties0
Artikel
38
De onderofficieren van den Hoofdcursus worden, in het belang van hunne practische vorming, gedurende een bij Reglement te bepalen tijd bij korpsen van het Leger gedetacheerd.
Wij behouden Ons daarbij voor, deze detacheering te doen achterwege blijven voor de onderofficieren, die voor den militairen administratieven dienst in de Koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen worden opgeleid.
relaties0relaties0
Artikel
39
De onderofficieren van den Hoofdcursus worden door Ons tot tweede-luitenant bij het Wapen of Dienstvak, waarvoor zij zijn opgeleid, benoemd - óók al mocht er geene vacature in gemelden rang bij dat Wapen of Dienstvak bestaan - indien zij voldoen aan de eischen, overeenkomende met die, in art. 32 voor de leerlingen der Koninklijke Militaire Academie omschreven.
relaties0relaties0
Artikel
39bis
Aan de applicatieschool bij den Hoofdcursus wordt onderwijs gegeven - naar regelen en gedurende een tijdvak door Ons te bepalen - in de vakken, waarin de in Artikel 1bis bedoelde officieren als leerling van den Hoofdcursus, niet of niet volledig, het onderwijs ontvingen als omschreven in het leerplan voor den Hoofdcursus, bedoeld in artikel 5.
Aan het einde van het tijdvak in het vorige lid bedoeld, leggen de officieren, leerlingen in de vakken, waarin hun gedurende dat tijdvak onderwijs is gegeven, ten overstaan van eene door Ons te benoemen commissie een examen af, tot het geven van de vereischte bewijzen van bekwaamheid.
Na afloop van dat examen wordt met afwijking van het bepaalde in artikel 7 der Bevorderingswet voor de Landmacht 1902, voor zooveel deze officieren betreft, de ouderdom in rang voor de bevordering en de rangschikking door Ons opnieuw bepaald.
Zij, die aan het examen niet voldoen, volgen nog éénmaal het onderwijs aan deze applicatieschool.
Het omtrent het examen en de rangschikking in het tweede en derde lid hiervoren bepaalde is ook op hen van toepassing.
relaties0relaties0 relaties0