Onderwerp: Bezoek-historie

Wet militaire strafrechtspraak
Publicatiedatum:01-10-2013Geldigheid:01-10-2013 t/m 31-03-2020Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Rijkswet van 14 juni 1990, houdende nieuwe regels inzake de militaire strafrechtspraak
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe voorschriften te geven inzake de organisatie van de militaire strafrechtspraak, alsmede enige bepalingen inzake de daarbij plaatsvindende wijze van strafvordering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. De zowel in deze rijkswet als in het Wetboek van Militair Strafrecht voorkomende uitdrukkingen hebben in beide dezelfde betekenis met dien verstande dat in deze rijkswet onder militairen niet worden begrepen militairen die Gouverneur, minister, staatssecretaris, lid van de Staten van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of lid van de Staten-Generaal zijn. Artikel 61 van het Wetboek van Militair Strafrecht is van toepassing.relaties0
  • 2. In deze rijkswet wordt verstaan onder:
    • a. Wetboek van Strafvordering: het Wetboek van Strafvordering van het Europese deel van Nederland;relaties0
    • b. Wetboek van Strafrecht: het Wetboek van Strafrecht van het Europese deel van Nederland;relaties0
    • c. Gemeenschappelijk Hof van Justitie: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;relaties0
    • d. Gerechten in eerste aanleg: het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten en het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.relaties0
    relaties0
  • 3. Het Wetboek van Strafvordering is van toepassing, tenzij daarvan in deze rijkswet wordt afgeweken.relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk II Organisatie van de militaire strafrechtspraak

Titel I Militaire strafrechtspraak in eerste aanleg

Artikel 2

relaties0

Artikel 3

relaties0

Artikel 4

  • 1. De ingevolge de voorgaande artikelen toegekende bevoegdheden lijden uitzondering in het geval van deelneming aan strafbare feiten van iemand die niet valt onder de rechtsmacht, in artikel 2 omschreven.relaties0
  • 2. In dat geval vindt vervolging bij voorkeur plaats voor de rechter in Nederland, tot kennisneming van de door de deelnemer begane feiten bevoegd, tenzij: relaties0
relaties0

Artikel 5 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 6

  • 1. De militaire leden, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie worden op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, bij koninklijk besluit benoemd.relaties0
  • 2. Om te kunnen worden benoemd tot militair lid, moet men militair zijn en voldoen aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten en niet behoren tot de Koninklijke marechaussee.relaties0
  • 3. De militaire leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd. Zij zijn bij hun aftreden tweemaal herbenoembaar. Het militaire lid wordt op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen. Indien het militair lid niet meer voldoet aan een van de eisen, genoemd in het tweede lid, heeft dit van rechtswege ontslag als militair lid tot gevolg.relaties0
  • 4. Op de militaire leden zijn de artikelen 4, 46c tot en met 46g, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.relaties0
  • 5. De militaire leden genieten vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van Rijksbestuur te stellen regelen.relaties0
  • 6. Alles wat de wijze van eedsaflegging, het kostuum van de militaire leden alsmede de werkwijze van de militaire kamers aangaat, wordt geregeld bij algemene maatregel van Rijksbestuur.relaties0
relaties0
relaties0

Titel II Hoger beroep

Artikel 7 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 8

relaties0

Artikel 9

relaties0
relaties0

Titel III Mobiele rechtbanken

Artikel 10

  • 1. Bij koninklijk besluit kunnen op voordracht van Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie, in het gebied waarvoor een uitzonderingstoestand is afgekondigd, of voor de berechting buiten het Koninkrijk een of meer mobiele rechtbanken worden ingesteld.relaties0
  • 2. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat een daarbij aan te wijzen militaire autoriteit in het gebied waarvoor een uitzonderingstoestand is afgekondigd, een of meer mobiele rechtbanken kan instellen.relaties0
  • 3. Artikel 2, met uitzondering van het tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een mobiele rechtbank.relaties0
  • 4. Indien meer dan een mobiele rechtbank worden ingesteld wordt bij het ingevolge het eerste of tweede lid genomen koninklijk besluit hun onderlinge betrekkelijke bevoegdheid geregeld. De militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, nemen bij voorkeur geen kennis van een feit waarvan ook een mobiele rechtbank kan kennis nemen.relaties0
  • 5. Zodra de omstandigheden die tot de instelling van een mobiele rechtbank hebben geleid, hebben opgehouden te bestaan, of zoveel eerder als dienstig wordt geoordeeld, wordt die mobiele rechtbank bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie opgeheven. In het koninklijk besluit wordt tevens de afdoening van de nog bij die rechtbank aanhangige zaken geregeld.relaties0
relaties0

Artikel 11

  • 1. Een mobiele rechtbank houdt zitting en beslist met drie leden, van wie twee, onder wie de voorzitter, rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn en één militair lid is.relaties0
  • 2. Indien een of twee rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, bedoeld in het eerste lid, niet beschikbaar zijn, wordt hun plaats ingenomen door militaire leden. Ingeval slechts één rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast aanwezig is, fungeert deze als voorzitter. Indien geen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, aanwezig is, wordt de rechtbank voorgezeten door het militaire lid dat het oudste is in benoeming als militair lid.relaties0
  • 3. Op de militaire leden, bedoeld in het eerste en tweede lid, is artikel 6, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten bij voorkeur dient te worden voldaan. Tevens zijn de artikelen 7, derde lid, 12 en 13 van de Wet op de rechterlijke organisatie van overeenkomstige toepassing.relaties0
  • 4. Indien een mobiele rechtbank is ingesteld, worden bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, de voorzitter en zoveel leden als dienstig wordt geoordeeld, benoemd. Ingeval de in artikel 10, tweede lid, bedoelde militaire autoriteit de rechtbank heeft ingesteld, benoemt hij de voorzitter en zoveel leden als hij dienstig oordeelt. Hij voert inzake die benoemingen zo mogelijk overleg met de genoemde ministers en de voorzitter van de mobiele rechtbank.relaties0
relaties0

Artikel 12

  • 1. Zodra een mobiele rechtbank feitelijk optreedt, kunnen zaken die bij de militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aanhangig zijn en tot de bevoegdheid van die mobiele rechtbank behoren, aan deze worden overgedragen in de stand, waarin zij zich op dat ogenblik bevinden.relaties0
  • 2. Overdracht van een zaak die bij een mobiele rechtbank aanhangig is, naar een andere mobiele rechtbank of naar de militaire kamers van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, kan plaatsvinden in de stand, waarin zij zich op dat ogenblik bevindt.relaties0
  • 3. Uitvoering van dit artikel geschiedt door het openbaar ministerie.relaties0
relaties0

Artikel 13

relaties0

Artikel 14

relaties0

Artikel 15

  • 1. Indien de omstandigheden ter plaatse dit nodig maken, kan de voorzitter van de mobiele rechtbank een of meer enkelvoudige kamers instellen onder de benaming van mobiele politierechter.relaties0
  • 2. Als mobiele politierechter fungeert een door de voorzitter van de mobiele rechtbank aan te wijzen lid van die rechtbank, welk lid bij voorkeur is een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.relaties0
relaties0

Artikel 16

relaties0
relaties0

Titel IV Organisatie van de militaire strafrechtspraak in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel 17

  • 1. Het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten en het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba oefenen de rechtsmacht omschreven in artikel 2 uit voorzover de verdachte zich bevindt binnen het bij koninklijk besluit vast te stellen bevelsgebied van de hoogste bevelvoerende militair in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.relaties0
  • 2. Het Gerecht in eerste aanleg van het in het eerste lid genoemde land waar de verdachte zich bevindt, oefent de in het eerste lid omschreven rechtsmacht uit.relaties0
  • 3. Bij de Gerechten in eerste aanleg zijn een meervoudige en een enkelvoudige kamer onder de benaming militaire kamers. Het lid van een enkelvoudige kamer draagt de titel van militaire politierechter.relaties0
  • 4. De behandeling van de in het eerste lid bedoelde zaken geschiedt bij uitsluiting door een militaire kamer.relaties0
  • 5. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van zich binnen het in het eerste lid bedoelde bevelsgebied bevindende personen.relaties0
  • 6. Artikel 55, tweede en derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat twee leden van een meervoudige kamer, onder wie de voorzitter, lid zijn van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en dat de functie van militaire politierechter wordt vervuld door een lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.relaties0
  • 8. De benoeming van een militair lid in de militaire kamer van het Gerecht in eerste aanleg geschiedt op de wijze zoals neergelegd in artikel 23 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Om te kunnen worden benoemd tot militair lid moet men militair zijn en niet behoren tot de Koninklijke marechaussee. Artikel 6, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Aan de vereisten omschreven in artikel 24, eerste lid, onder a en b, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie dient bij voorkeur te worden voldaan.relaties0
  • 9. Op de militaire leden zijn de artikelen 6, 12, vierde lid, 13, derde lid, 27 tot en met 34, 36 en 46 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie van overeenkomstige toepassing, voor zover die artikelen niet afwijken van het in deze wet bepaalde.relaties0
  • 10. Artikel 6, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de eedaflegging door de militaire leden geschiedt op de wijze zoals is vastgelegd in artikel 28 van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie.relaties0
  • 11. Overdracht van een zaak die in eerste aanleg bij een militaire kamer van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, of bij een mobiele rechtbank aanhangig is met betrekking tot een persoon die zich bevindt binnen het in het eerste lid bedoelde bevelsgebied, dan wel overdracht van een zaak die bij een militaire kamer van een der in het eerste lid genoemde gerechten in eerste aanleg aanhangig is met betrekking tot een persoon die zich niet meer in het rechtsgebied van deze gerechten bevindt, naar de militaire kamer van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, of naar een mobiele rechtbank, kan plaatsvinden in de stand waarin de zaak zich op dat ogenblik bevindt. Uitvoering van deze overdracht geschiedt door het openbaar ministerie.relaties0
relaties0

Artikel 18

relaties0

Artikel 19

relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk III Strafvordering

Titel I Algemene bepalingen

Artikel 20

relaties0

Artikel 21

In zaken betreffende strafbare feiten als bedoeld in artikel 2 treedt als raadkamer een meervoudige militaire kamer op.

relaties0relaties0

Artikel 22

  • 1. De raadkamer van een gerecht bedoeld in deze rijkswet kan een verhoor van een persoon die zich buiten het Europese deel van Nederland bevindt, opdragen aan een van de leden van een militaire kamer van de rechtbank, genoemd in artikel 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie, van een krachtens artikel 10 ingestelde mobiele rechtbank of van een militaire kamer van het gerecht in eerste aanleg bedoeld in artikel 17, eerste lid.relaties0
  • 2. Een opdracht als bedoeld in het eerste lid wordt bij voorkeur niet gegeven aan een lid, dat op enigerlei wijze bij de behandeling van een zaak betrokken is geweest.relaties0
relaties0

Artikel 23

  • 1. Als raadslieden kunnen worden toegelaten degenen die worden genoemd in artikel 37 van het Wetboek van Strafvordering, alsmede officieren, met dien verstande dat dezen niet worden toegelaten bij beroep in cassatie.relaties0
  • 2. Voor het optreden buiten het Europese deel van Nederland kan een advocaat alleen worden toegevoegd, indien hij zich daartoe bereid heeft verklaard.relaties0
  • 3. Een officier kan alleen worden toegevoegd, indien een advocaat niet beschikbaar is. Ook indien deze wel beschikbaar is, kan een officier als raadsman worden toegevoegd, mits de verdachte daarom uitdrukkelijk verzoekt. De toevoeging van een officier geschiedt door de voorzitter van de rechtbank, dan wel van het gerechtshof, waarvoor de zaak moet dienen. In het Europese deel van Nederland kan een officier alleen worden toegevoegd, indien hij zich daartoe bereid heeft verklaard. Een toegevoegde officier is, onverminderd het bepaalde in artikel 45 van het Wetboek van Strafvordering, verplicht als raadsman op te treden.relaties0
  • 4. Onder advocaat in het Wetboek van Strafvordering wordt begrepen een officier die als raadsman optreedt. Het bepaalde in de artikelen 37, 40, eerste en tweede lid, en 46 van dat wetboek is echter niet van toepassing op een officier die als raadsman optreedt.relaties0
  • 5. Een officier die als raadsman optreedt, geniet vergoeding voor reis- en verblijfskosten volgens bij algemene maatregel van Rijksbestuur te stellen regelen.relaties0
relaties0

Artikel 24

  • 1. De militair die ingeval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf een mindere als verdachte aanhoudt, heeft het recht daarbij de hulp in te roepen van andere militairen. Deze zijn verplicht aan de vordering onmiddellijk te voldoen.relaties0
  • 2. De militair die ingeval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf een mindere als verdachte aanhoudt, kan hem indien zijn overlevering aan een opsporingsambtenaar niet kan worden afgewacht, overleveren of doen overleveren aan de bevelvoerende militair van de eenheid waartoe de verdachte behoort of aan een andere door Onze Minister van Defensie aan te wijzen bevelvoerende militair. De verplichting omschreven in artikel 53, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering gaat in dat geval over op die bevelvoerende militair.relaties0
relaties0

Artikel 25

Onverminderd het bepaalde in artikel 57 van het Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie of de hulpofficier van justitie voor wie degene, die verdacht wordt van een van de misdrijven omschreven in de artikelen 96-104, 109 of 110 van het Wetboek van Militair Strafrecht, wordt geleid of die zelf die verdachte heeft aangehouden, na hem te hebben gehoord, bevelen dat hij naar zijn eenheid zal worden overgebracht, teneinde aldaar ter beschikking van de bevelvoerende militair van de eenheid waartoe de verdachte behoort te worden gesteld. Het bevel kan slechts worden gegeven, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte niet uit eigen beweging naar zijn eenheid zal terugkeren.

relaties0relaties0

Artikel 26

Onverminderd het bepaalde in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering kan een bevel tot voorlopige hechtenis eveneens worden gegeven in geval van verdenking van:

relaties0relaties0

Artikel 27

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering kan een op het voorgaand artikel of op artikel 67 van dat wetboek gegrond bevel eveneens worden gegeven, indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van militaire veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming vordert.relaties0
  • 2. Een gewichtige reden van militaire veiligheid kan voor de toepassing van het vorige lid slechts in aanmerking worden genomen:
    • 1°.indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg waarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;relaties0
    • 2°.indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat zonder onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte andere militairen een misdrijf zullen begaan als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg waarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.relaties0
    relaties0
relaties0

Artikel 28

De strafbepalingen van het Wetboek van Militair Strafrecht en de gedragsregels van de Wet militair tuchtrecht zijn niet van toepassing op de schending van een bevel, dat aan de verdachte is gegeven ingevolge een bij de wet in het belang van strafvordering toegekende bevoegdheid.

relaties0relaties0
relaties0

Titel II Bepalingen betreffende strafvordering in eerste aanleg

Artikel 29

  • 1. Artikel 46 van de Wet op de rechterlijke organisatie is van toepassing met dien verstande, dat de rechters-commissarissen, belast met de behandeling van zaken betreffende strafbare feiten als bedoeld in artikel 2 van deze rijkswet, worden benoemd uit de leden en plaatsvervangende leden van de militaire kamers.relaties0
  • 2. Een militair lid, dat ingevolge het eerste lid is benoemd tot rechter-commissaris, treedt als zodanig op met dien verstande dat hij:
    • a.niet bevoegd is bevelen als bedoeld in de artikelen 63, 206, 214 en 221 van het Wetboek van Strafvordering te geven;relaties0
    • b.alleen kan optreden indien het onderzoek van de zaak geheel of overwegend buiten Nederland plaatsvindt;relaties0
    • c.buiten het geval bedoeld onder b, kan optreden, indien de zaak naar het oordeel van de voorzitter van de militaire kamer van zodanige aard is dat onderzoek door een militair lid de voorkeur verdient.relaties0
    relaties0
relaties0

Artikel 30

Ingeval van overdracht van een zaak aan een ander gerecht na aanvang van het onderzoek op de terechtzitting, zal dat gerecht het onderzoek opnieuw aanvangen.

relaties0relaties0

Artikel 31

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de verklaring van een meerdere of gewezen meerdere volledig bewijs van schuld opleveren, indien zij betrekking heeft op de schending van een door hem gegeven dienstbevel, dan wel op een tegen hem gepleegde feitelijke insubordinatie of muiterij.relaties0
  • 2. De militair die zich beroept op een grond die overeenkomstig een van de artikelen 40-43 van het Wetboek van Strafrecht de strafbaarheid van een door hem als schildwacht gepleegd feit zou uitsluiten, wordt geacht rechtmatig te hebben gehandeld, tenzij het tegendeel aannemelijk wordt gemaakt.relaties0
relaties0

Artikel 32

De termijn van dagvaarding voor de militaire politierechter en de militaire kantonrechter is tenminste vijf dagen.

relaties0relaties0

Artikel 33

  • 1. Bij algemene maatregel van Rijksbestuur worden regels gesteld met betrekking tot de vergoeding voor reis- en verblijfkosten van de verdachte die in verband met de uitoefening van de dienst in een ander land verblijft dan waarin de rechter zitting houdt, voorzover de rechter zijn verschijning in persoon heeft bevolen.relaties0
  • 2. Onze Minister van Justitie kan aan de verdachte een tegemoetkoming in de reis- en verblijfkosten verlenen, indien de rechter zijn verschijning in persoon heeft bevolen en betrokkene naar het oordeel van Onze Minister zeer hoge kosten heeft moeten maken.relaties0
relaties0
relaties0

Titel III Bepalingen betreffende rechtsmiddelen

Artikel 34 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 35

In geval van hoger beroep is de vorige titel van overeenkomstige toepassing.

relaties0relaties0

Artikel 36

In geval van verwijzing als bedoeld in artikel 440, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, wordt de zaak verwezen:

De verwezen zaak wordt behandeld door de militaire kamer. Aan de behandeling van de verwezen zaak nemen bij voorkeur geen leden deel die op enigerlei wijze bij de behandeling van de zaak betrokken zijn geweest.

relaties0relaties0

Artikel 37

relaties0

Artikel 38

Bij de toepassing van artikel 473, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de artikelen 26 en 27 mede van overeenkomstige toepassing.

relaties0relaties0
relaties0

Titel IV Bepalingen betreffende enige rechtsplegingen van bijzondere aard

Artikel 39

relaties0

Artikel 40

De artikelen 510 en 511 van het Wetboek van Strafvordering vinden geen toepassing ten aanzien van de militaire leden van een militaire kamer of van een mobiele rechtbank.

relaties0relaties0

Artikel 41

De bevoegdheden bedoeld in artikel 551 van het Wetboek van Strafvordering kunnen mede worden uitgeoefend in geval van een strafbaar feit als omschreven in de Eerste Titel van het Tweede Boek van het Wetboek van Militair Strafrecht.

relaties0relaties0
relaties0

Titel V Bepalingen betreffende tenuitvoerlegging en kosten

Artikel 42

In afwijking van het bepaalde in artikel 588, eerste lid, onder b, en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het gerechtelijk schrijven bestemd voor hen die feitelijk in werkelijke dienst verblijven worden uitgereikt op het adres van het onderdeel of dienstvak, waarbij zij zijn ingedeeld.

relaties0relaties0
relaties0

Titel VI Bepalingen betreffende de rechtspleging bij een mobiele rechtbank

Artikel 43

Op de mobiele rechtbank en de ambtsdragers bij dat college zijn van overeenkomstige toepassing:

relaties0relaties0

Artikel 44

relaties0

Artikel 45

De Noodwet rechtspleging is niet van toepassing op de mobiele rechtbank.

relaties0relaties0

Artikel 46

Indien zulks noodzakelijk is om de militaire strafrechtspraak te waarborgen, kan Onze Minister van Justitie bepalen dat:

  • a.in het rechtsgebied van een mobiele rechtbank: relaties0
  • b.de mobiele rechtbank wettelijke voorschriften betreffende de termijnen en vormen, indien deze ten gevolge van de bijzondere omstandigheden in redelijkheid niet konden of kunnen worden in acht genomen, buiten beschouwing kan laten;relaties0
  • c.de beslissingen in zaken van bepaalde mobiele rechtbanken niettegenstaande de artikelen 557-560 van het Wetboek van Strafvordering ten uitvoer kunnen worden gelegd. Zodra de uitvoering van een beslissing een aanvang heeft genomen, vervallen de gewone rechtsmiddelen.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 47

De krachtens artikel 46 getroffen voorzieningen worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit toelaten.

relaties0relaties0

Artikel 48

Krachtens de artikelen 46 en 47 door Onze Minister van Justitie te nemen besluiten treden, tenzij daarbij anders is bepaald, in werking met ingang van de dag na die van hun bekendmaking. Daarin kan worden bepaald dat zij onmiddellijk na hun bekendmaking in werking treden.

relaties0relaties0

Artikel 49

  • 1. Krachtens de artikelen 46, 47 en 48 door Onze Minister van Justitie te nemen besluiten worden bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant.relaties0
  • 2. Indien het landsbelang dit naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, kan de Minister van Justitie een besluit als bedoeld in het voorgaande lid op andere wijze bekend maken.relaties0
relaties0

Artikel 50

  • 1. Indien en voor zolang de verbinding met Onze Minister van Veiligheid en Justitie is verbroken, oefent de in artikel 10, tweede lid, bedoelde militaire autoriteit, ten aanzien van een door hem ingestelde mobiele rechtbank, de bevoegdheden uit, die in de artikelen 46 en 47 aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn toegekend.relaties0
  • 2. De artikelen 48 en 49 zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor de Minister van Veiligheid en Justitie wordt gelezen de in het eerste lid bedoelde militaire autoriteit.relaties0
relaties0
relaties0

Titel VII Bepalingen betreffende de rechtspleging in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Artikel 51

Op de Gerechten in eerste aanleg en op het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de militaire kamers van die colleges en de ambtsdragers daarbij zijn in zaken betreffende personen, die vallen onder de in artikel 17, eerste lid, bedoelde rechtsmacht, van overeenkomstige toepassing:

  • a.het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot de rechtbank, onderscheidenlijk het gerechtshof en de ambtsdragers bij die colleges;relaties0
  • b.het bepaalde in de titels I-V en VIII van dit hoofdstuk met betrekking tot de rechtbank onderscheidenlijk het gerechtshof, de militaire kamers van die colleges en de ambtsdragers daarbij voorzover daarvan in deze titel niet wordt afgeweken.relaties0
relaties0relaties0

Artikel 52

Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het verhoor van een persoon die zich buiten Aruba, Curaçao of Sint Maarten of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevindt.

relaties0relaties0

Artikel 53

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 23 kunnen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ook als raadsman worden toegelaten personen die bevoegd zijn om aldaar als raadsman in strafzaken op te treden.relaties0
  • 2. Als raadsman van de verdachte kunnen bij de Hoge Raad ook optreden advocaten, ingeschreven bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.relaties0
relaties0

Artikel 54

Onverminderd het bepaalde in artikel 29 kan een militair lid als rechter-commissaris optreden indien het onderzoek van de zaak geheel of overwegend buiten Aruba, Curaçao of Sint Maarten of buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba plaatsvindt.

relaties0relaties0

Artikel 55

Onverminderd het bepaalde in artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering kan in zaken betreffende overtredingen, met uitzondering van die bedoeld in artikel 382, onder b, onder 1° tot en met 6°, van het Wetboek van Strafvordering, de verdachte zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijke gemachtigde, tenzij de rechter beveelt dat hij in persoon zal verschijnen.

relaties0relaties0

Artikel 56

In de gevallen van verwijzing als bedoeld in de artikelen 36, eerste volzin, en 37, eerste volzin, vindt de behandeling van de zaak door de militaire kamer van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie plaats op de wijze als voorzien in artikel 36, tweede volzin.

relaties0relaties0

Artikel 57

relaties0

Artikel 58

In Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen opsporingsambtenaren bij de uitoefening van hun bevoegdheden niet dan met inachtneming van de grenzen in de ter plaatse geldende wetgeving voor de gewone strafvordering gesteld, inbreuk maken op de rechten van niet aan de in artikel 2 bedoelde rechtsmacht onderworpen personen.

relaties0relaties0
relaties0

Titel VIII Bijzondere bepalingen betreffende het uitoefenen van bevoegdheden inzake strafvordering buiten het Koninkrijk of binnen de territoriale zee

Artikel 59

relaties0

Artikel 60

  • 1. In geval een verdachte buiten het Koninkrijk of binnen de territoriale zee in verzekering is gesteld, stelt degene die het bevel daartoe heeft gegeven, de officier van justitie hiervan onverwijld en op snelst mogelijke wijze in kennis. De officier van justitie doet, tenzij hij in het belang van het onderzoek anders beslist, de verdachte zo spoedig mogelijk voor zich geleiden.relaties0
  • 2. Indien en zolang de verbinding met de officier van justitie niet mogelijk is, blijft het bevel tot inverzekeringstelling van kracht tot het moment dat de verbinding is hersteld.relaties0
relaties0

Artikel 61

  • 1. Buiten het Koninkrijk kunnen opsporingsambtenaren de bevoegdheden uitoefenen welke aan hen zijn toegekend bij enige bepaling van een andere wet dan deze of het Wetboek van Strafvordering, indien dat bij algemene maatregel van Rijksbestuur is bepaald.relaties0
  • 2. Artikel 59 is van overeenkomstige toepassing.relaties0
relaties0
relaties0
relaties0

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 62

Buiten het Koninkrijk kunnen bevoegdheden inzake opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten en tenuitvoerlegging van vonnissen slechts worden uitgeoefend voorzover het volkenrecht dit toelaat.

relaties0relaties0

Artikel 63

Deze Rijkswet kan worden aangehaald als "Wet militaire strafrechtspraak".

relaties0relaties0

Artikel 64

  • 1. Deze Rijkswet treedt in werking met ingang van een nader bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.relaties0
  • 2. Bij koninklijk besluit kan voordien een tijdstip worden bepaald met ingang waarvan Titel IIB van het Vierde Boek van het Wetboek van Strafvordering toepassing vindt op aan de militaire rechtsmacht onderworpen personen, met dien verstande dat waar in enige bepaling van die Titel van "rechtbank" wordt gesproken, daaronder "krijgsraad" wordt verstaan.relaties0
relaties0

Artikel 65 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 66 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 67 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 68 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 69 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 70 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 71 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0

Artikel 72 [Vervallen per 01-07-2013]

[Red: Vervallen]

relaties0relaties0
relaties0

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
14 juni 1990
Beatrix
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De Minister van Defensie,
A. L. ter Beek
de negentiende juli 1990
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin

Inhoudsopgave

Alles dichtklappenAlles openklappen
Naar boven