Onderwerp: Bezoek-historie

Regeling inzake het lidmaatschap van de krijgsmacht van burgerambtenaren
Geldigheid:01-01-2005 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Regeling inzake het lidmaatschap van de krijgsmacht van burgerambtenaren

  • Overwegende dat het wenselijk is duidelijkheid te scheppen over de status van bepaalde burgerambtenaren die in buitengewone omstandigheden werkzaamheden verrichten die als een rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden zijn te beschouwen;
  • dat deze duidelijkheid erin bestaat hen aan te merken als lid van de krijgsmacht;
  • dat deze status verondersteld dat voldaan is aan een aantal feitelijke vereisten;
  • dat met het oog daarop noodzakelijk is regels te stellen;
  • dat uit het oogpunt van duidelijkheid en rechtszekerheid wenselijk is de betrokken burgerambtenaren thans reeds aan te wijzen;
  • Gelet op artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 juli 1986, nr. 189;
  • Gelezen de artikelen 50 en 58 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (Stb.1931, 248);
  • de artikelen 34 en 37 van het Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 1931, 354).

Vastst./Wijz datum Bron Nummer Wijz. t.a.v. Inwerkingtr. datum
30-05-88 DAVB  PB/88/1599/1844 01-06-88
24-03-94 DAVB  PAV2003/94008887(nw) artikel 7a 01-04-94
06-04-05HDPP/2005003699Artikel 101-01-05

Artikel 1 Algemene bepalingen

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. burgerambtenaren:de op de voordracht van of de door of vanwege de Minister van Defensie aangestelde of op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht bij het Ministerie van Defensie in dienst genomen personen;

b. bevoegd gezag:

1°. de secretaris-generaal, voor zover het betreft de Bestuursstaf;

2°. de bevelhebber van het krijgsmachtdeel of de commandant van het wapen der Koninklijke Marechaussee, voor zover het betreft het desbetreffende krijgsmachtdeel of wapen;

3°. de directeur Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel ondergebracht bij de Bestuursstaf;

4°. de commandant Commando DienstenCentra, voor zover het betreft het Commando DienstenCentra.

Artikel 2 Aanwijzing als lid van de krijgsmacht

1. Het bevoegd gezag wijst burgerambtenaren aan die in bijzondere omstandigheden werkzaamheden verrichten die als een rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden zijn te beschouwen.

2. Of sprake is van rechtstreekse deelname aan de vijandelijkheden dient te worden beoordeeld aan de hand van de navolgende criteria

  1. de aard van de te verrichten werkzaamheden en
  2. de plaats waar deze werkzaamheden worden verricht, alsmede
  3. de vraag of de betrokken werkzaamheden ook na het uitbreken van vijandelijkheden dienen te worden voortgezet.

3. De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt bij beschikking, waarvan afschrift wordt gezonden aan de betrokken burgerambtenaren, onder mededeling dat zij onder de in het eerste lid genoemde omstandigheden de status van lid van de krijgsmacht zullen genieten.

Artikel 3 Handhaving rechtspositie

De op grond van arbeidsovereenkomst of aanstelling voor de burgerambtenaren geldende rechten en verplichtingen blijven ongewijzigd van kracht.

Artikel 4 Het dragen of bedienen van wapens

Uit de enkele aanwijzing op grond van artikel 2, eerste lid, vloeit niet de verplichting tot het dragen of de bediening van wapens voort.

Artikel 5 Instructie

De betrokken burgerambtenaren worden door of vanwege het bevoegd gezag onderwezen in de bijzondere rechten en verplichtingen, voortvloeiende uit de status van lid van de krijgsmacht.

Artikel 6 Legitimatiebewijs

1. Het bevoegd gezag draagt zorg voor de verstrekking van het legitimatiebewijs waaruit het lidmaatschap van de krijgsmacht van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde burgerambtenaren blijkt.

2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde burgerambtenaren zijn verplicht om het in het vorige lid bedoelde legitimatiebewijs in buitengewone omstandigheden bij zich te dragen.

Artikel 7 Herkenbaarheid

1. Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde burgerambtenaren in buitengewone omstandigheden als lid van de krijgsmacht herkenbaar zijn.

2. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde burgerambtenaren zijn verplicht om zich, op daartoe door of vanwege het bevoegd gezag gegeven opdracht, in buitengewone omstandigheden te gedragen naar hetgeen door of vanwege het bevoegd gezag is of wordt gesteld ten aanzien van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 7a Grondslag

Met ingang van 1 april 1994 berust deze regeling op de artikelen 70 en 78 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie.

Artikel 8

Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling inzake het lidmaatschap van de krijgsmacht van burgerambtenaren".

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 1988.

Naar boven