Regeling ter uitvoering van: artikel 117 en 134 van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en artikel 71 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (BARD).
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Betekenis van uitdrukkingen
1. Voor de toepassing van deze regeling wordt, voor zover niet anders blijkt, verstaan onder:
a. de Commandant van het Operationeel commando:
1. de Commandant Zeestrijdkrachten voor het Commando Zeestrijdkrachten.
2. de Commandant Landstrijdkrachten voor het Commando Landstrijdkrachten;
3. de Commandant Luchtstrijdkrachten voor het Commando Luchtstrijdkrachten;
4. de Commandant van het Commando Koninklijke Marechaussee voor het Commando Koninklijke Marechaussee;
b. defensiemedewerker:
de militair als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931 dan wel de ambtenaar in de zin van artikel 1 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;
c. gelegenheidskleding
1. het avondtenue (tropen) Koninklijke landmacht;
2. het geklede tenue Koninklijke marechaussee;
3. het klein avondtenue Koninklijke luchtmacht;
4. het blauwe- en de witte kleine avondtenue Koninklijke Marine
d. het Hoofd Defensieonderdeel
1. de Secretaris-Generaal voor de Bestuursstaf
2. de in onderdeel a bedoelde functionarissen
3. de Commandant van het Commando Dienstencentra voor het Commando Dienstencentra
4. de Directeur van de Defensie Materieelorganisatie voor de Defensie Materieelorganisatie
e. het KPU-bedrijf:
het kleding en persoonsgebonden uitrustingbedrijf van de Defensie Materieelorganisatie;
f. militair in werkelijke dienst: de militair die:
1. is aangesteld bij het beroepspersoneel, tenzij hij op non-aktiviteit is gesteld of hem buitengewoon verlof van lange duur is verleend, anders dan om een bestuursfunctie bij een belangenvereniging van militairen te vervullen;
2. is aangesteld bij het reserve-personeel en als zodanig feitelijk onder de wapenen is;
g. onderhoud:
reiniging en herstelling;
h. Persoonsgebonden uitrusting (PGU):
standaarduitrusting en functie-gerelateerde uitrusting waarover de defensiemedewerker in het kader van de uitoefening van zijn functie of andere opgedragen werkzaamheden moet beschikken;
i. Specifieke uitrusting
het geheel aan (militaire) kleding en uitrusting, vast te stellen door het hoofd van het defensieonderdeel waar de defensiemedewerker zijn werkzaamheden verricht, waarover de defensiemedewerker in het kader van de uitoefening van zijn functie of andere opgedragen werkzaamheden moet beschikken;
j. Standaarduitrusting
De verzameling van kleding- en uitrustingstukken waarover een individuele militair, op aangeven van de commandant van het betreffende operationeel commando moeet beschikken tot de daarbij vermelde aantallen, alsmede de benodigde rangonderscheidingstekens, petgarnituren en overige fournituren.
k. tropen:
1. het gebied binnen de keerkringen;
2. andere gebieden met een warm klimaat, waarvoor de minister het in bezit hebben van een tropentenue heeft voorgeschreven.
2. Voor de toepassing van deze regeling wordt, voor zover niet anders blijkt, mede verstaan onder:
a. rang:
een militaire stand en klasse;
b. militair:
hij die is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijke verzorger werkzaam te zijn;
c. beroepspersoneel:
de geestelijke verzorger die aangesteld is om doorlopend bij de krijgsmacht werkzaam te zijn;
d. reserve-personeel:
de geestelijke verzorger die aangesteld is om niet doorlopend bij de krijgsmacht werkzaam te zijn;
e. onderdeel:
eenheid.
Artikel 2 Algemene bepalingen inzake rangen
1. In deze regeling worden tijdelijke en titulaire rangen aangemerkt als effectieve rangen.
2. In deze regeling wordt een geestelijke verzorger geacht de rang te bekleden van de militair met wie hij in rang is gelijkgesteld.
Artikel 19 Intrekking ministeriële regelingen
1. De Regeling uitrusting militairen (regeling van 20 december 1984, P/84/081/6476), de Regeling uitrusting militairen zeemacht (regeling van 19 maart 1996. P 30031) en de Regeling dienst- en werkkleding burgerlijke ambtenaren defensie worden ingetrokken.
2. Alle verstrekkingen en betalingen welke op grond van de in het vorige lid genoemde regelingen hebben plaatsgevonden, worden geacht te hebben plaatsgevonden op grond van deze regeling.
3. Voor zover door zorg van de commandant van het KPU-bedrijf nog geen nieuwe – op basis van deze regeling uitgegeven – voorschriften PGU heeft uitgegeven blijven de oude voorschriften van kracht.