Paragraaf 6 Buitengewoon verlof
Artikel 20a (5) Buitengewoon verlof in verband met politieke nevenwerkzaamheden
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a. politiek verlofbuitengewoon verlof voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van
publiekrechtelijke colleges, waarin een militair is benoemd of verkozen, en voor
het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze
colleges;
b. militaire inkomstende bezoldiging bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van het Inkomstenbesluit militairen, in voorkomend geval vermeerderd met de inkomsten bedoeld in
artikel 2 van het Besluit uitvoering Algemene militaire pensioenwet en de toelage
woninghuur Koninklijke marechaussee bedoeld in artikel 39 van de Inkomstenregeling militairen;
c. ambtelijk uurloonhet eenhonderdvijfenzestigste deel van de militaire inkomsten;
d. politiek uurloonhet quotiënt van de aan de functie, waarvoor politiek verlof is verleend, verbonden vaste jaarlijkse vergoeding, zijnde de bruto-inkomsten, en het aantal uren
dat men geacht jaarlijks te besteden aan die functie.
2. Aan de militair wordt door de
commandant operationeel commando op zijn aanvraag politiek verlof verleend voor zover een en ander niet in de vrije tijd kan geschieden.
3. Een aanvraag om politiek verlof dient in beginsel tijdig voor het begin van elk
kalenderjaar te worden ingediend en dient vergezeld te gaan van een opgave van een
over dat jaar berekend gemiddeld aantal uren verlof dat per maand benodigd is en zo
mogelijk een overzicht van de data waarop dat verlof wordt genoten.
4. Het politiek verlof wordt verleend in uren per maand.
5. Indien politiek verlof wordt verleend, vindt een inhouding op de bezoldiging
plaats. Deze inhouding wordt wat betreft de technische uitvoering gelijkgesteld met het
gedeelte van de militaire inkomsten dat in geval van buitengewoon verlof zonder of
met gedeeltelijk behoud van militaire inkomsten niet wordt uitbetaald.
6. Onverminderd het bepaalde in het zevende lid wordt bij de verlening van het
politiek verlof een inhouding op de militaire inkomsten toegepast waarvan het bedrag
gelijk is aan het aantal uren per maand waarvoor verlof wordt verleend, vermenigvuldigd met het ambtelijk uurloon.
7. Indien het ambtelijk uurloon hoger is dan het politiek uurloon wordt het bedrag
van de inhouding bepaald door het aantal uren verlof dat de militair per maand geniet
te vermenigvuldigen met het politiek uurloon.
8. Het aantal uren dat een lid van een gemeenteraad wordt geacht jaarlijks in totaal
te besteden aan die functie bedraagt:
- 364 uren indien de gemeente niet meer dan 30.000 inwoners heeft;
- 624 uren indien de gemeente 30.000 tot 100.000 inwoners heeft;
- 1248 uren indien de gemeente 100.000 of meer inwoners heeft;
9. Het aantal uren dat een wethouder wordt geacht jaarlijks in totaal te besteden
aan die functie bedraagt:
- 832 uren indien de gemeente niet meer dan 2.000 inwoners heeft;
- 1040 uren indien de gemeente 2.000 tot 4.000 inwoners heeft;
- 1248 uren indien de gemeente 4.000 tot 8.000 inwoners heeft;
- 1456 uren indien de gemeente 8.000 tot 14.000 inwoners heeft;
- 1664 uren indien de gemeente 14.000 tot 18.000 inwoners heeft;
10. Een wethouder van een gemeente van 18.000 of meer inwoners wordt geacht
een volledige betrekking te hebben. Het aantal uren dat hij wordt geacht jaarlijks te
besteden aan die functie wordt gesteld op 1976 uren.
11. Voor een wethouder, die ingevolge artikel 36, tweede lid van de Gemeentewet,
het wethouderschap in deeltijd uitoefent, wordt uitgegaan van het aantal uren per
week, afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal, dat overeenkomt met de tijdbestedingsnorm welke ingevolge artikel 36, vierde lid van de Gemeentewet, door de raad
voor hem is vastgesteld.
12. Het aantal uren dat een lid van de Provinciale Staten wordt geacht jaarlijks in
totaal te besteden aan die functie bedraagt 572 uren.
13. Voor een gedeputeerde, die ingevolge artikel 35, tweede lid van de Provinciewet
de functie van gedeputeerde in deeltijd uitoefent, wordt uitgegaan van het aantal uren
per week, afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal, dat overeenkomt met de
tijdsbestedingsnorm welke ingevolge artikel 35, vierde lid van de Provinciewet door
Provinciale staten voor hem is vastgesteld.
14. de aanspraken op vakantieverlof van de militair aan wie politiek verlof is verleend, worden verminderd naar evenredigheid van de tijd dat dit politiek verlof is
verleend. Ten behoeve van deze berekening wordt een jaar gelijkgesteld met 1976
uren.
15. Bij de berekening van de in mindering te brengen vakantieverlofaanspraken
wordt een gedeelte van een uur naar beneden afgerond.
Artikel 21 Buitengewoon verlof in andere gevallen
Behoudens het overigens op grond van
artikel
86, aanhef en onder b, van het AMAR
geregelde verlof wordt buitengewoon verlof verleend voor:
- jeugd- en jongerenwerk;
- in verband met het verrichten van
nevenwerkzaamheden.
Artikel 22 Buitengewoon verlof ten behoeve van adoptie
Vervallen
Artikel 23 Buitengewoon verlof ten behoeve van het jeugd- en jongerenwerk
1. Op de hierna vermelde voorwaarden kan door de
commandant aan militairen
buitengewoon verlof op aanvraag worden verleend voor:
- het leiden of volgen van een cursus, gericht op vrijwilligers die zich met jeugd-
en jongerenwerk bezighouden;
- het leiden van een jeugdkamp of kindervakantie-activiteit als hoofdleider (leider-coördinator);
- het assisteren van de hoofdleider van een jeugdkamp/kindervakantie-activiteit op
basis van één vrijwillig medewerkende op elke 15 deelnemers, en één vrijwillig
medewerkende op elke 3 deelnemers wanneer het een kamp/vakantie-activiteit
betreft voor lichamelijk of geestelijk gehandicapte jeugd.
Voor de onder c bedoelde gevallen kan alleen buitengewoon verlof worden
verleend indien de aanwezigheid voor het welslagen van een jeugdkamp/kindervakantie-activiteit dringend gewenst is en geen andere persoon beschikbaar is.
2. Het verlof heeft de vorm van buitengewoon verlof met behoud van militaire
inkomsten.
3. Een cursus als bedoeld in het eerste lid onder a moet uitgaan van een landelijke
of provinciale organisatie voor jeugd- en jongerenwerk of van een landelijke of provinciale jeugdafdeling van een sportorganisatie, dan wel door één van deze organisaties
worden aanbevolen als belangrijk voor de vorming van de vrijwilliger. De cursus moet
ten minste drie achtereenvolgende dagen duren.
4. Een jeugdkamp of kindervakantie-activiteit als bedoeld in het eerste lid onder b
of c moet uitgaan van een landelijk werkende jeugd- of sportorganisatie dan wel van
een plaatselijk, regionaal of provinciaal werkende jeugd- of sportorganisatie, of worden
georganiseerd door een instelling die geheel of gedeeltelijk ten behoeve van de jeugd
werkzaam is. Een jeugdkamp of kindervakantie-activiteit met minder dan tien deelnemers valt niet onder deze regeling.
5. Onder een jeugdkamp wordt verstaan het kamperen (hetzij in tenten, hetzij in
een ander daarvoor geschikt verblijf) van jongeren in groepsverband. De leiding van
een jeugdkamp moet geheel of voornamelijk bestaan uit vrijwillig medewerkenden.
Gezinskampen vallen niet onder deze regeling. Onder een jeugdkamp wordt mede
verstaan een jeugd-sportkamp voor zover de leiding geheel of voornamelijk berust bij
vrijwillig medewerkenden. Uitgesloten zijn wedstrijdkampen, sporttournooien en
sportwerving- of selectiekampen. Kampen kunnen zowel in Nederland als in het
buitenland worden gehouden. Een kamp moet ten minste vier achtereenvolgende
dagen duren.
6. Onder een kindervakantie-activiteit wordt verstaan een door een plaatselijk of
regionaal werkende jeugdorganisatie of gemeentelijke instantie georganiseerde
vakantie-activiteit voor jeugd en jongeren. Een kindervakantie-activiteit moet ten
minste drie achtereenvolgende dagen duren.
7. Onder vrijwillig medewerkende wordt in dit artikel verstaan iemand die gedurende het hele jaar zonder vaste vergoeding (onkostenvergoeding uitgezonderd) in zijn of
haar vrije tijd in enig organisatorisch verband (mede) leiding geeft aan een groep of
aan groepen jongeren.
8. Het buitengewoon verlof bedraagt voor de in het eerste lid onder a tot en met c
bedoelde gevallen telkens ten hoogste vijf werkdagen, met dien verstande dat per
kalenderjaar in totaal niet meer dan tien werkdagen kunnen worden toegekend.
9. Een aanvraag voor buitengewoon verlof moet ten minste twee maanden voordat
het kamp/de activiteit een aanvang neemt, worden ingediend. De indiening van de
aanvraag bij de commandant dient namens de militair te geschieden:
a. door het bestuur van:
- de landelijke organisatie voor jeugd- en jongerenwerk die de cursus
organiseert;
- de landelijke instelling die kampen organiseert voor jeugd en jongeren;
- de landelijke sportorganisatie (of de jeugdafdeling daarvan) als het
kamp/de kindervakantie-activiteit uitgaat van één van deze landelijke
organisaties, of van een plaatselijke afdeling daarvan;
b. door een provinciaal, regionaal of plaatselijk werkende instelling voor jeugd- en
jongerenwerk, als het betreft niet landelijk georganiseerde jeugd- en
jongerenwerk- of kindervakantie-activiteiten. Bij het ontbreken van een dergelijke
instelling dienen de aanvragen via de gemeentesecretarie of de provinciale
jeugdraad te worden ingediend.
10. De militair, voor wie buitengewoon verlof wordt aangevraagd, zorgt ervoor dat de
betreffende organisatie beschikt over de voor het aanvragen van het verlof benodigde
gegevens (zoals zijn marine- c.q. registratienummer en het adres van de tot verlof
verlenen bevoegde functionaris).
Artikel 27a (6)
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a. nevenwerkzaamhedenwerkzaamheden buiten de Defensie-organisatie die niet binnen de taakopdracht
van de militair vallen;
b. militaire inkomstenhetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 20a;
c. ambtelijk uurloonhetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 20a;
d. uurloon uit nevenwerkzaamhedenhet quotiënt van de over een jaar berekende aan de functie, waarvoor buitengewoon verlof is verleend, verbonden vergoeding, zijnde de bruto-inkomsten, en
het aantal uren dat men geacht wordt jaarlijks te besteden aan die functie;
e. militairde militair bedoeld in artikel
1, eerste lid onder c, van het AMAR met uitzondering van diegene die deel uitmaakt van een muziekkorps, voor zover het betreft
nevenwerkzaamheden die verband houden met het lidmaatschap van een
militair muziekkorps.
2. Aan de militair kan op zijn aanvraag buitengewoon verlof op grond van artikel 86
onder b van het AMAR worden verleend voor het verrichten van nevenwerkzaamheden, als die naar het oordeel van
het hoofd defensieonderdeel
het algemeen belang of het dienstbelang dienen en voor zover een en ander naar het oordeel van de bevelhebber niet
buiten zijn diensturen kan geschieden.
3. De aanvraag voor buitengewoon verlof kan ten hoogste een periode van een
jaar betreffen en dient voor het begin van ieder jaar te worden herhaald.
4. Een aanvraag voor verlof dient zo mogelijk vergezeld te gaan van een opgave
van een over een jaar berekend gemiddeld aantal uren verlof dat per maand benodigd
is en de data waarop het verlof wordt genoten.
5. Het buitengewoon verlof wordt verleend in uren per maand.
6. Buitengewoon verlof voor het verrichten van nevenwerkzaamheden wordt verleend zonder behoud van militaire inkomsten voor de niet vervulde arbeidsduur.
7. Indien de militair aantoont dat het ambtelijk uurloon hoger is dan het uurloon uit
nevenwerkzaamheden wordt het verlof verleend met geheel of gedeeltelijk behoud van
militaire inkomsten.
8. In het in het zevende lid bedoelde geval van gedeeltelijk behoud van militaire
inkomsten wordt een gedeelte van de bezoldiging ingehouden. Het bedrag van de
inhouding wordt bepaald door het aantal uren verlof dat de militair per maand geniet te
vermenigvuldigen met het uurloon uit nevenwerkzaamheden.
9. De aanspraken op vakantieverlof van de militair aan wie buitengewoon verlof
voor het verrichten van nevenwerkzaamheden is verleend, worden verminderd naar
evenredigheid van de tijd dat dit buitengewoon verlof is verleend. Ten behoeve van
deze berekening wordt een jaar gelijkgesteld met 1976 uren.
10. Bij de berekening van het aantal in mindering te brengen vakantieverlof- aanspraken wordt een gedeelte van een uur naar beneden afgerond.
11. Aan de militair kan de mogelijkheid worden geboden om, ten behoeve van het
verrichten van nevenwerkzaamheden, ten bedrage van maximaal 10 procent van de
arbeidsduur werkzaamheden op een ander dan het aangewezen tijdstip te verrichten.
Alsdan is het in dit artikel gestelde met betrekking tot het niet uitbetalen van bezoldiging niet van toepassing.
Artikel 28 Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als de "Regeling verlof voor militaire ambtenaren".
Artikel 29 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop hoofdstuk 8 van het
AMAR in werking treedt.
Bijlage 1 Overgangsbepalingen bij Mb. PP 87/091/3599, d.d. 13 juli 1987
Artikel III
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 1987.
2. Voor zover artikel 20a van de Regeling verlof voor militaire ambtenaren en artikel
18a van de Regeling verlof voor dienstplichtigen voor de militair respectievelijk dienstplichtige voordeliger is dan de voor hen tot de datum van inwerkingtreding geldende
regeling werkt deze regeling terug tot 1 januari 1983.
3. Voor de militaire ambtenaar die op de datum van inwerkingtreding van
deze
regeling met toestemming nevenwerkzaamheden verricht, vindt gedurende de eerste
zes maanden geen inhouding op de bezoldiging plaats en wordt de vermindering van
de bezoldiging die het gevolg is van toepassing van artikel 27a van de Regeling verlof
voor militaire ambtenaren beperkt tot 25% gedurende de volgende zes maanden,
daarna tot 50 gedurende de daarop volgende zes maanden en tot 75% gedurende de
daarop volgende zes maanden.
4. Ten aanzien van de officier-arts, -tandarts of -apotheker die op 1 juli 1987 met
toestemming nevenwerkzaamheden verrichte en die geen aanspraak had op een
toelage als bedoeld in de Toelagebesluit officieren-arts, officieren-tandarts en
officieren-apotheker 1965 en in artikel 57 van de Regeling inkomsten militairen
land- en
luchtmacht 1969, wordt in het derde lid voor "de datum van inwerkingtreding van deze
regeling" gelezen: 1 januari 1990. (7)
Artikel IV
De militaire ambtenaar of dienstplichtige die op de datum van inwerkingtreding van
deze regeling politiek verlof geniet, dan wel de militair ambtenaar die nevenwerkzaamheden verricht, dient een verzoek of een nieuw verzoek om politiek verlof of
buitengewoon verlof in te dienen.
Voetnoten:
1. Zie voor de overgangsbepalingen bij deze beschikking artikel III en
IV.
2. Wijziging van de overgangsbepalingen zoals genoemd in Mb. van 13-07-87, nr. PP
87/091/3599.
3. Een dergelijk gesprek zal in de geëigende gevallen (b.v. verlening van verlof aan alle
militairen van een bepaald onderdeel) voor het huidige in het desbetreffende overlegorgaan
moeten plaatsvinden.
4. Zie de opleidingsvoorschriften.
5. Zie voor de overgangsbepalingen bij dit artikel, artikel IV
6. Zie voor de overgangsbepalingen bij dit artikel, het artikel IV
7. Het vierde lid van deze overgangsbepalingen is gewijzigd bij Mb. van 02-03-89,
nr. PP 89/091/1030.