Onderwerp: Bezoek-historie

Regeling herplaatsing en ontslag SBK
Geldigheid:05-09-2005 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Gelet op het Sociaal Beleidskader Defensie;

Vastst./Wijz datum Bron Nummer Wijz. t.a.v. Inwerkingtr. datum
18-12-03DAVBP/2003008775 01-01-04
06-04-05HDPP/2005003699Artikel 1, 2 en 401-01-05
24-05-06HDPP/2006016331Art. 1, 2(vv), 3, 5, 6, 7 en 805-09-05

 

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1 Definities

a. ambtenaar
de ambtenaar, bedoeld in artikel 1 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

b. militair
de militair in werkelijke dienst, bedoeld in artikel 1, onder c ten 1°, van het Algemeen militair ambtenarenreglement;

c. defensiemedewerker
de ambtenaar of militair;

d. functie
de inhoudelijke vormgeving van een formatieplaats door een samenstel van werkzaamheden, taken en verantwoordelijkheden, zoals het bevoegd gezag die vaststelt bij het inrichten van een organisatie-eenheid;

e. passende functie
een functie waarvan de werkzaamheden en diensten voor de capaciteiten en ervaring van de defensiemedewerker zijn berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van betrokkene kan worden gevergd;

f. defensieonderdeel
de Bestuursstaf, het Commando Zeestrijdkrachten, het Commando Landstrijdkrachten, het Commando Luchtstrijdkrachten, het Commando Koninklijke Marechaussee, de Defensie Materieel Organisatie (met uitzondering van het deel ondergebracht bij de Bestuursstaf), en het Commando DienstenCentra;

g. hoofd defensieonderdeel
1°. de Secretaris-Generaal, voor zover het betreft de Bestuursstaf;
2°. de Commandant Zeestrijdkrachten, de Commandant Landstrijdkrachten, de Commandant Luchtstrijdkrachten, de Commandant Koninklijke Marechaussee, voor het desbetreffende commando
3°. de directeur van de Defensie Materieel Organisatie, voor zover het betreft de Defensie Materieel Organisatie, met uitzondering van het deel ondergebracht in de Bestuursstaf;
4°. de commandant van het Commando DienstenCentra, voor zover het betreft het Commando DienstenCentra.

h. AMAR
het Algemeen militair ambtenarenreglement;

i. BARD
het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie;

j. SBK
het Sociaal Beleidskader Defensie;

k. herplaatsingstermijn
de termijn waarbinnen het herplaatsingsonderzoek, bedoeld in het SBK, moet plaatsvinden;

l. herplaatsingskandidaat
de defensiemedewerker die als herplaatsingskandidaat in de zin van het SBK is aangewezen;

m. Kansrijk
de projectorganisatie die de regie voert over het uitplaatsingsproces buiten het Ministerie van Defensie;

n. Da Vinci cliëntvolgsysteem
het geautomatiseerde cliëntvolgsysteem dat zowel tijdens het interne als het externe herplaatsingsonderzoek wordt gebruikt, waarin de persoons- en functionele gegevens van de herplaatsingskandidaat zijn opgenomen, schematisch is weergegeven welke stappen in het herplaatsingsproces zijn opgenomen en desgewenst in welke fase daarvan de individuele herplaatsingskandidaat zich bevindt;

o. Mobiliteitsbank het Rijk
de digitale vacaturebank van de rijksoverheid, waarin naast een opgave van de vacatures binnen de rijksoverheid ook de persoons- en functionele gegevens van kandidaten voor vacatures kunnen worden opgenomen.

Artikel 2 Bevoegd gezag

Vervallen

Hoofdstuk II Instelling en taak commissies

Artikel 3 Instelling decentrale herplaatsingscommissie

1. Bij elk defensieonderdeel wordt door het hoofd defensieonderdeel een decentrale herplaatsingscommissie, afgekort DHC, ingesteld.

2. De DHC rapporteert op een door de centrale herplaatsingscommissie te bepalen wijze aan de centrale herplaatsingscommissie over het verloop van de herplaatsingsprocessen.

Artikel 4 Instelling en samenstelling centrale herplaatsingscommissie

Er is een centrale herplaatsingscommissie, hierna te noemen de centrale commissie, die bestaat uit de Hoofddirecteur Personeel als voorzitter en per defensieonderdeel één vertegenwoordiger.

Artikel 5 Instelling, taak en samenstelling decentrale toetsings-commissie interne herplaatsing

1. Bij elk defensieonderdeel wordt door het hoofd defensieonderdeel een decentrale toetsingscommissie interne herplaatsing, hierna te noemen de toetsingscommissie, ingesteld.

2. De toetsingscommissie heeft tot taak om op aanvraag van de herplaatsingskandidaat te bezien of bij het interne herplaatsingsonderzoek de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen.

3. De toetsingscommissie bestaat uit een vertegenwoordiger van het hoofd defensieonderdeel van het betrokken defensieonderdeel en een vertegenwoordiger van de Centrales van overheidspersoneel.

4. De commissie is bij de uitvoering van haar taken bevoegd bij de reorganisatie betrokken personen op te roepen en te horen, ter zake dienende stukken op te vragen en inlichtingen in te winnen.

Hoofdstuk III Interne herplaatsing

Artikel 6 Procedure intern herplaatsingsonderzoek

1. De defensiemedewerker wordt door de commandant of de P&O-functionaris in een persoonlijk gesprek en schriftelijk geïnformeerd over de aanwijzing als herplaatsingskandidaat en over de ingangsdatum van die aanwijzing.

2. De DHC stelt de gegevens van de herplaatsingskandidaat op de in het eerste lid bedoeld ingangsdatum bekend door plaatsing hiervan in het DaVinci cliëntvolgsysteem en de Mobiliteitsbank het Rijk.

3. De DHC onderzoekt binnen het eigen defensieonderdeel of voor herplaatsingskandidaten van dat defensieonderdeel en de overige defensieonderdelen binnen de herplaatsingstermijn herplaatsingsmogelijkheden in een passende functie zijn.

4. Zodra de DHC een vacante functie passend acht voor een herplaatsingskandidaat, meldt zij dit direct aan het hoofd defensieonderdeel van het eigen defensieonderdeel en indien het een kandidaat van een ander defensieonderdeel betreft, aan het bevoegd gezag, waaronder die kandidaat ressorteert, door tussenkomst van de DHC van dat defensieonderdeel.

5. Naar aanleiding van de melding, bedoeld in het vierde lid, wordt zo spoedig mogelijk een functioetoewijzingsbesluit genomen door het hoofd defensieonderdeel van het defensieonderdeel waartoe de vacante functie behoort. In dit functietoewijzingsproces is de positie van de herplaatsingskandidaat gelijkwaardig aan die van mogelijke andere interne kandidaten. Het functietoewijzingsbesluit vermeldt tevens een omschrijving en het niveau van de functie.

6. Indien na 2, maar uiterlijk na 5 maanden geen mogelijkheden zijn gevonden voor interne herplaatsing rapporteert de DHC dit aan het hoofd defensieonderdeel, waaronder de herplaatsingskandidaat ressorteert. Deze rapportage wordt in afschrift aan de herplaatsingskandidaat gezonden, waarbij wordt vermeld dat het onderzoek, bedoeld in derde lid, niet eindigt na de rapportage, bedoeld in het zesde lid, maar doorloopt tot het moment dat het hoofd defensieonderdeel een beslissing heeft genomen over de interne herplaatsingsmogelijkheden voor de herplaatsingskandidaat.

7. Binnen 1 maand na de rapportage, bedoeld in het zesde lid, of eerder indien daartoe aanleiding is, brengt de DHC een eindrapportage over haar bevindingen uit aan het hoofd defensieonderdeel, waaronder de herplaatsingskandidaat ressorteert. De DHC zendt een afschrift van deze rapportage aan herplaatsingskandidaat.

8. Het bevoegd gezag beslist binnen uiterlijk 6 maanden na aanvang van de herplaatsingstermijn over de mogelijkheid tot herplaatsing van de defensiemedewerker binnen het Ministerie van Defensie bij het eigen of een ander defensieonderdeel.

Artikel 7 Inschakeling decentrale toetsingscommissie interne herplaatsing

1. De herplaatsingskandidaat kan naar aanleiding van de rapportage, als bedoeld in artikel 6, zesde lid, bij het hoofd defensieonderdeel een aanvraag indienen voor een onderzoek als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

2. De toetsingscommissie brengt uiterlijk 1 maand na ontvangst van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, haar advies uit aan het hoofd defensieonderdeel. De herplaatsingskandidaat ontvangt een afschrift van dit advies.

3. Indien de toetsingscommissie van mening is dat tijdens het interne herplaatsingsonderzoek niet de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen kan zij adviseren de interne herplaatsingsinspanning met ten hoogste 6 maanden voort te zetten.

4. Het hoofd defensieonderdeel beslist met inachtneming van het advies.

Hoofdstuk IV Externe herplaatsing

Artikel 8 Procedure externe bemiddeling

1. Wanneer het hoofd defensieonderdeel beslist dat interne herplaatsing niet mogelijk is of wanneer de herplaatsingskandidaat hier zelf om verzoekt vindt overdracht van (de gegevens van) de herplaatsingskandidaat aan Kansrijk plaats. De herplaatsingskandidaat wordt dit door de commandant of de P&O-functionaris in een persoonlijk gesprek medegedeeld en vervolgens schriftelijk bevestigd.

2. Wanneer het hoofd defensieonderdeel het advies van de toetsingscommissie, als bedoeld in artikel 7, derde lid, overneemt en de resterende externe herplaatsingstermijn niet toereikend is om tot een succesvolle externe herplaatsing te komen, kan het hoofd defensieonderdeel besluiten de externe herplaatsingstermijn eveneens te verlengen met ten hoogste 6 maanden.

3. Gedurende de fase van externe herplaatsing is de herplaatsingskandidaat administratief ingedeeld bij het defensieonderdeel waarvan hij afkomstig is.

4. Kansrijk draagt zorg voor

  1. overdracht van (de gegevens van) de herplaatsingskandidaat aan de gecontracteerde professionele bemiddelingsorganisaties, die zijn belast met de feitelijke externe bemiddeling van de herplaatsingskandidaat,
  2. de aanwijzing van een functionaris vanuit die organisaties, belast met de begeleiding van de herplaatsingskandidaat, en
  3. voor de eerste persoonlijke contacten tussen de herplaatsingskandidaat en de bemiddelingsorganisatie c.q. begeleider.

5. Wanneer een herplaatsingskandidaat een opleiding dient te volgen waarin niet regulair in is voorzien in het kader van de externe herplaatsing adviseert Kansrijk het hoofd defensieonderdeel ter zake. Het hoofd defensieonderdeel neemt ter zake een besluit.

6. Zodra externe herplaatsing op een passende functie slaagt, wordt het hoofd defensieonderdeel door tussenkomst van Kansrijk hierover geïnformeerd en verleent het hoofd defensieonderdeel de herplaatsingskandidaat ontslag op grond van artikel 39, tweede lid, onder d, van het AMAR of artikel 116, eerste lid, van het BARD.

7. Indien aan de betrekking buiten het Ministerie van Defensie een proeftijd is verbonden, wordt aan de herplaatsingskandidaat, in afwijking van het zesde lid, voor de duur van die proeftijd, maar tot ten hoogste twee maanden, buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend, waarbij de in de nieuwe betrekking verworven inkomsten in mindering worden gebracht op de bezoldiging. De ingangsdatum van het ontslag wordt met inachtneming van het voorgaande vastgesteld.

8. Wanneer de extern herplaatste defensiemedewerker wordt ontslagen uit zijn nieuwe betrekking na afloop van de proeftijd, als bedoeld in het zevende lid maar binnen de oorspronkelijke herplaatsingstermijn van 24 maanden, kan het hoofd defensieonderdeel in overleg met Kansrijk op aanvraag van betrokkene besluiten het externe herplaatsingsonderzoek te hervatten voor ten hoogste de duur van de resterende periode van de herplaatsingstermijn, indien die resterende termijn tenminste 3 maanden bedraagt. Betrokkene wordt tijdens het hervatte onderzoek niet aangesteld bij het Ministerie van Defensie.

9. Kansrijk rapporteert het hoofd defensieonderdeel, wanneer herplaatsing buiten het Ministerie van Defensie nog niet mogelijk is gebleken, uiterlijk 21 maanden na aanvang van de herplaatsingstermijn over de bevindingen van het externe herplaatsingsonderzoek tot dat moment.

10. De externe bemiddeling loopt na de rapportage, bedoeld in het negende lid, door tot het moment van ingang van het ontslag in verband met overtolligheid. Uiterlijk 3 maanden na die rapportage, of eerder, indien daartoe aanleiding bestaat, brengt Kansrijk de eindrapportage over de bevindingen van het externe herplaatsingsonderzoek uit aan het hoofd defensieonderdeel.

Artikel 9 Ontslag in verband met overtolligheid

Indien de externe bemiddeling niet leidt tot een herplaatsing van de herplaatsingskandidaat buiten het Ministerie van Defensie wordt hem ontslag in verband met overtolligheid verleend op grond van artikel 39, tweede lid, onder d, van het AMAR of artikel 116, eerste lid, van het BARD.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 10 Intrekking regelingen

Ingetrokken worden:

  1. De Regeling herplaatsing en ontslag;
  2. Het Sociaal statuut uitbesteding;
  3. De Regeling externe bemiddeling van 17 maart 1992, nr. PX3132/92006924;
  4. De nota van 6 juni 1996, nr. PAV3411/96008143, inzake toepassing van artikel 43, tweede lid, van het AMAR en artikel 116, vierde lid van het BARD.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling herplaatsing en ontslag SBK.

Naar boven