Onderwerp: Bezoek-historie

Beleidsregel loopbaanpatronen militairen Koninklijke marechaussee (BLMKMar)
Geldigheid:13-02-2003 t/m 01-01-2023Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Onderwerp: bekend stellen van beleid met betrekking tot de loopbaanpatronen voor militair personeel van de Koninklijke marechaussee

Juridische grondslag: hoofdstukken 2, 3 en 4 van het Algemeen militair Ambtenarenreglement

Vastst./Wijz datum Bron Nummer Wijz. t.a.v. Inwerkingtr. datum
16-02-00KMar/P&OPOB/2000/10399 zie artikel 19
13-02-03KMarAPOB/2003/11292Art. 3, 4, 7 en 1013-02-03

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. algemeen loopbaanpatroon
De in zijn algemeenheid voor een functieniveau geldende opeenvolging van functies en opleidingen, gericht op de opbouw van de gewenste kennis en ervaring.

b. bovenbouwperiode
De periode die direct volgt op de onderbouwperiode en aanvangt op de eerste dag dat een functie waaraan de rang van opperwachtmeester wordt vervuld. In deze periode is het mogelijk te specialiseren en onder voorwaarden over te gaan naar het management-development bestand.

b. deelfunctiegebied
Een indeling van de functies binnen een hoofdfunctiegebied op basis van overeenkomst in taakstelling en de te eisen materiedeskundigheid.

c. excellerend
Onder een excellerend functionaris wordt verstaan de militair die bovengemiddelde beoordelingen heeft en die op basis van functioneren en inschattingen van de korpscommandant c.q. een daarmede gelijkgestelde of hogere functionaris geschikt wordt geacht voor het vervullen van functies op een hoger niveau.

d. functie
Een in een organisatieschema vastgelegde afbakening van taken en verantwoordelijkheden door één functionaris te vervullen.

e. hoofdfunctiegebied
Een indeling van functies op basis van de hoofdtaakstelling. De KMAR kent de volgende hoofdfunctiegebieden:
• operatiën
• personeel
• logistiek
• financieel-administratief

f. HOOV
Hogere onderofficiers vorming

g. individueel loopbaanpatroon
Een op basis van het algemene loopbaanpatroon door de militair te vervullen reeks van functies en de te volgen opleidingen waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de specifieke wensen en capaciteiten van de militair.

h. loopbaanopleiding
De voor het betreffende functienuveau in het loopbaanpatroon voorgeschreven opleidingen en vormingen zoals bedoeld in de beleidsregel opleidingen Koninklijke marechaussee.

i. management development
Management development (MD) vormt het geheel van activiteiten dat is gericht op het systematisch onderkennen, selecteren, ontwikkelen en begeleiden van MD-talent voor het vervullen van de hoogste - gerelateerd aan de van toepassing zijnde categorie - functies binnen de eigen organisatie, op ministerieel niveau, bij andere krijgsmachtdelen en bij internationale (militaire) organisaties, opdat te allen tijde wordt zorg gedragen voor een tijdige vulling en goede vervulling van deze functies.
Onder de hoogste functies worden verstaan

  1. voor officieren komend uit het onderofficiersbestand:
    de leidinggevende functies waaraan uiteindelijk de rang van kapitein is verbonden. Voor excellerend functionerende kapiteins bestaat de mogelijkheid functies te vervullen in de rang van majoor.
  2. voor officieren:
    functies waaraan de rang van kolonel of hoger is verbonden.

j. management development functies
Functies die in het kader van de verticale loopbaanontwikkeling noodzakelijk worden geacht voor het opdoen van ervaring door een MD-kandidaat.

k. MOOV
De Middelbare Onderofficiers Vorming die het tweede deel van de onderofficiersopleiding en de derde fase van de initiële opleiding vormt

l. onderbouwperiode
De periode die aanvangt na de initiële opleiding en waarin de basiskennis van de militair wordt uitgebreid. Deze periode wordt afgesloten door de secundaire vorming.

m. overgangsmogelijkheid
De mogelijkheid in aanmerking te komen voor de toewijzing van functies op een ander (hoger) functieniveau op grond van het voldoen aan de voor dit functieniveau vastgelegde vooropleidingseisen en de vereiste militaire opleiding.

n. secundaire vorming
de opleiding die plaats vindt aan het einde van de onderbouwperiode en gericht is op het verkrijgen van de benodigde kennis en vaardigheid om functies te vervullen in de bovenbouwperiode.

o. specialisatie
Specialisatie is een tewerkstelling volgens een individueel loopbaanpatroon binnen een subfunctiegebied. Specialisatie wordt uitsluitend toegepast binnen die subfunctiegebieden waar het behoud van de specifieke kennis en/of ervaring vereist is.

p. specialist
Een militair die een individueel loopbaanpatroon volgt binnen een voor specialisatie in aanmerking komend subfunctiegebied.

q. startfunctie
Een functie die als eerste functie wordt verricht na de initiële opleiding respectievelijk de Omscholings-cursus; in deze functie past de militair de basiskennis in de praktijk toe.

r. subfunctiegebied
Een indeling van functies binnen een deelfunctiegebied op basis van overeenkomst in de te eisen materiedeskundigheid

Hoofdstuk 2 Inleiding loopbaanbeleid

Artikel 2 Algemeen

1. Het personeelsbeleid Koninklijke marechaussee is afgeleid van het Defensie Personeelsbeleid.
Het loopbaanbeleid vormt een belangrijk onderdeel van het personeelsbeleid.
Het loopbaanbeleid is gericht op de ontwikkeling van het personeel door het (gericht) kennis en ervaring te (kunnen) laten opdoen, waardoor het te allen tijde mogelijk is de organisatie te voorzien van adequaat en kundig personeel.

2. Het loopbaanbeleid Koninklijke marechaussee biedt de mogelijkheid in te spelen op de steeds wisselende omgeving waarin de taken worden uitgevoerd en biedt de individuele militair de mogelijkheid optimaal invulling te geven aan initiatieven om de persoonlijke ontwikkeling te ontplooien.

3. Het loopbaanbeleid Koninklijke marechaussee legt de verantwoordelijkheid voor de loopbaan bij de militair zelf.
Voor militairen opgenomen in het Management Development -bestand ligt bovendien een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid voor de loopbaan bij de organisatie omdat voor het vullen van functies op middelbaar - en hoger managementsniveau in belangrijke mate een afweging moet worden gemaakt tussen het organisatie belang en het belang van de individuele militair.

Artikel 3 Uitgangspunten van het loopbaanbeleid

1. De Koninklijke marechaussee stelt de individuele militair in de gelegenheid om kennis op te doen welke noodzakelijk is voor het vervullen van algemene en specifieke KMAR-functies c.q. het vervullen van functies op middelbaar - en hoger managementsniveau.

2. De Koninklijke marechaussee stelt de individuele militair in de gelegenheid om ervaring op te doen door het vervullen van functies in verschillende subfunctiegebieden.

3. Voor toelating tot loopbaanopleidingen gelden kennis- en ervaringseisen.

4. De duur van de functievervulling, gebaseerd op het uitgangspunt van relevante ervarinsopbouw en continuïteit in de werkomgeving, bedraagt in beginsel minimaal drie jaar.
Per functie en per categorie kunnen uitzonderingen worden gemaakt, die worden opgenomen in de Functieomschrijving en Functie-eisen (FOFE).

5. De duur van functievervulling van in het buitenland gesitueerde functies bedraagt minimaal drie jaar. Deze termijn kan maximaal met twee maal één jaar worden verlengd. Deze maximale duur functievervulling geldt onverkort ingeval van eventuele opeenvolgende buitenlandplaatsingen.

Artikel 4 Loopbaanpatronen

1. Militair personeel wordt te werk gesteld op verschillende functieniveaus waarbinnen functies in toenemende zwaarte zijn gegroepeerd. Voor de meeste niveaus voor officieren en onderofficieren is een loopbaanpatroon opgesteld.
Voor militair personeel in de rang van marechaussee respectievelijk wachtmeester-specifiek zijn geen loopbaanpatronen opgesteld.

2. De functies, waaruit een loopbaanpatroon is opgebouwd, kennen elk voor zich specifieke kennis- en ervaringsvereisten., die zijn opgenomen in de FOFE’s.

3. De militaire en politiële basisvaardigheden worden opgedaan in het begin van de te volgen loopbaan.
Binnen de loopbaanpatronen wordt een onderscheid gemaakt in een onderbouw- en een bovenbouwperiode.

4. De onderbouwperiode begint na het voltooien van de initiële opleiding. In deze periode doet de militair kennis en ervaring op binnen een aantal subfunctiegebieden.

5. De onderbouw wordt afgesloten door een opleiding, de secundaire vorming, die is gericht op de vervulling van functies in de bovenbouwperiode.

6. In de bovenbouwperiode vindt er op grond van de in de onderbouwperiode opgedane kennis en ervaring een differentiatie plaats in het individuele loopbaanpatroon.

7. Voor het volgen van loopbaanopleidingen dient ervaringsopbouw te zijn opgedaan in een aantal functies. Per loopbaanopleiding wordt aangegeven in welke functies ervaring dient te zijn opgedaan.

8. In het loopbaanpatroon is aangegeven wanneer de militair een loopbaanopleiding dient te volgen.
Door het met positief resultaat volgen van een loopbaanopleiding wordt voldaan aan één van de functie-eisen voor de functie op een hoger niveau.

9. In bepaalde subfunctiegebieden is het in het belang van de organisatie noodzakelijk dat de militair zich specialiseert.
De militair, die, met zijn instemming, in een (gespecialiseerd) subfunctiegebied (een) functie(s) vervult, volgt een afwijkend loopbaanpatroon. De kennis- en ervaringsvereisten zijn in de FOFE’s opgenomen.

10. Indien operationeel de behoefte ontstaat om te specialiseren binnen een bepaald subfunctiegebied wordt door HAPOB Staf KMAR vastgesteld of een loopbaanpatroon binnen dit specialisme mogelijk is, waarna het loopbaanpatroon door de BDM wordt vastgesteld.

11 Een loopbaanpatroon binnen een specialisme wordt slechts vastgesteld indien de loopbaanmogelijkheden nagenoeg gelijkwaardig zijn aan die van militairen die niet specialiseren.

12. Met de militair, die wordt opgenomen in het loopbaanpatroon voor een specialisme, worden door of namens HAPS Staf KMAR afspraken gemaakt met betrekking tot de te volgen loopbaan. Van deze afspraken wordt een gespreksnotitie gemaakt die wordt opgelegd in het personeelsdossier van de militair.

13. Met de militair, die op grond van zijn kennis en ervaring als specialist wordt aangemerkt maar die niet  wordt opgenomen in het loopbaanpatroon voor een specialisme, worden door of namens HAPS Staf KMAR afspraken gemaakt met betrekking tot de te volgen loopbaan. Van deze afspraken wordt een gespreksnotitie gemaakt die wordt opgelegd in het personeelsdossier van de militair.

14. De militair die een voor de KMar relevante HBO / Universitaire opleiding met goed gevolg heeft afgesloten, kan een verzoek indienen tot overgang naar het functieniveau van officieren. Inwilliging van een dergelijk verzoek zal altijd primair afhankelijk zijn van de behoefte van de organisatie.

Artikel 5 Management Development

Voor het vullen van functies op middelbaar - en hoger management niveau worden op de individuele militair gerichte loopbaanpatronen vastgesteld.
De functies, waaruit een loopbaanpatroon is opgebouwd, kennen elk voor zich specifieke kennis- en ervaringsvereisten., die zijn opgenomen in de FOFE’s.
Het MD-systeem is beschreven in de MD-beleidsregel.

Artikel 6 Loopbaanbegeleiding

1. De personeelsfunctionaris begeleidt (al dan niet op verzoek van ) de individuele militair bij het kiezen van de individuele loopbaan De begeleiding begint bij de initiële opleiding en herhaalt zich bij iedere loopbaan-opleiding.

2. De Sectie MD begeleidt de militair die is opgenomen in het MD-bestand.

Hoofdstuk 3 Loopbaanpatronen officieren

Artikel 7 Algemeen

1. Het functiebestand officieren wordt gevuld door:

  1. overname van KMA II / KIM opgeleide officieren van andere Krijgsmachtdelen;
  2. officieren bepaalde tijd;
  3. onderofficieren KMAR die de opleiding KMA A / B hebben gevolgd;
  4. onderofficieren KMAR die het MD-traject hebben gevolgd;
  5. Personeel beneden de rang van onderofficier en onderofficieren met een voor de KMar relevante HBO / Universitaire opleiding.

2. Voor iedere categorie geldt een loopbaanpatroon en opleidingstraject.
Overgang naar een andere categorie is mogelijk indien de militair aan de gestelde eisen van die categorie voldoet.
Voor officieren bepaalde tijd geldt geen loopbaanpatroon en /of opleidingstraject.

3. De loopbaanpatronen zijn gebaseerd op een minimum duur functievervulling van 3 jaar.
Afwijking van de minimum duur functievervulling wordt aangegeven in de FOFE, met dien verstande dat de minimum duur functievervulling niet korter mag zijn dan twee jaar en de maximale duur vijf jaar.

Artikel 8 KMA II / KIM opgeleide officieren

1. Officieren van andere Krijgsmachtdelen kunnen opteren voor aanstelling c.q. herindeling bij de KMAR.
De volgende criteria worden hierbij gehanteerd:

  1. de KMA II / KIM opleiding hebben voltooid
  2. minimaal één beoordeling in de functie volgend op de KMA II / KIM opleiding
  3. leeftijdscriteria

2. Na de selectie volgt de officier de Omscholingscursus KMAR (O-cursus). Nadat de cursus met positief resultaat is afgesloten volgt aanstelling c.q. herindeling bij de KMAR.

3. Na de aanstelling c.q. herindeling bij de KMAR volgt de officier een stageperiode bij een regionaal politiekorps.

4. Na de stageperiode vervult de officier minimaal twee functies in de rang van kapitein.
De eerste functie wordt bij voorkeur verricht bij de Staf van een district.
De tweede functie wordt bij voorkeur verricht op het OCKMAR, DKMARLV of Staf KMAR.

5. Na het vervullen van twee functies in de rang van kapitein kan de officier opteren voor het volgen van de secundaire vorming.
Het toelatingsquotum voor deze vorming wordt bepaald door de vullingsbehoefte.

6. De secundaire vorming bestaat uit:

  1. een algemeen gedeelte, bestaande uit een management opleiding op middelbaar niveau aan het Instituut Defensie Leergangen (IDL) en
  2. het wapentechnisch gedeelte, bestaande uit een (semi) Wetenschappelijke Opleiding ((semi)WO) aangevuld met management modules voor de hogere leergangen aan het IDL voor officieren die zijn opgenomen in het MD-bestand c.q.
  3. de B-cursus voor officieren die niet zijn opgenomen in het MD-bestand.

7. Na het algemeen gedeelte van de secundaire vorming of een minimale anciënniteit in de rang van kapitein van vijf jaar kan de officier opteren voor een functie in de rang van majoor.

8. Na twee jaar functioneren in de eerste majoorsfunctie kan worden geopteerd voor opname in het MD-bestand. Voor toelating tot dit bestand dient te zijn voldaan aan de criteria zoals opgenomen in de MD-beleidsregel.
De majoor die is opgenomen in het MD-bestand volgt het voor hem/haar vastgestelde loopbaanpatroon.

9. Indien de officier niet wenst of niet wordt toegelaten tot het MD-bestand wordt de tweede majoorsfunctie vervuld.
Gedurende deze periode volgt de officier de B-cursus van het wapentechnische gedeelte.

10. De majoor, die niet is opgenomen in het MD-bestand, kan na het vervullen van twee functies in de rang van majoor en een minimale anciënniteit in die rang van vijf jaar opteren naar een functie in de rang van luitenant-kolonel.

11. De luitenant-kolonel die niet in het MD-bestand is opgenomen, heeft in beginsel zijn eindrang bereikt.

12. Een excellerende luitenant-kolonel, die niet is opgenomen in het MD-bestand, kan na het vervullen van tenminste twee luitenant-kolonelsfuncties in aanmerking komen voor het vervullen van een functie op het niveau van kolonel.
NB: zie ook bijlage A; schematisch overzicht loopbaantraject officieren KMA II / KIM

Artikel 9 KMA A / B opgeleide officieren

1. Een onderofficier van de KMAR kan opteren voor een functie van officier bij de KMAR.
De onderofficier dient te voldoen aan de volgende criteria:

  1. in het bezit zijn van minimaal een HAVO diploma of een daarmee gelijkgestelde opleiding c.q. door middel van een test te hebben aangetoond op HAVO werk- en denkniveau te kunnen functioneren
  2. niet ouder zijn dan 30 jaar
  3. het hebben vervuld van één functie als onderofficier beroeps onbepaalde tijd.

2. De aangewezen onderofficier volgt de primaire officiersvorming bestaande uit:

  1. de KMA A(I)-module
  2. de Omscholingscursus KMAR (O-cursus)
  3. een stageperiode bij een regionaal politiekorps

3. Na afsluiting van de primaire officiersvorming vervult de officier in de rang van tweede luitenant een startfunctie.

4. Na het vervullen van de eerste functie in de rang van luitenant volgt de officier de voortzetting van de primaire officiersvorming bestaande uit:

  1. de KMA B-module.

5. Na afsluiting van de voortzetting primaire officiersopleiding vervult de officier een tweede functie van in de rang van luitenant.

6. Na het vervullen van twee functies in de rang van luitenant en een minimale anciënniteit in die rang van vijf jaar kan de officier opteren voor een functie in de rang van kapitein.

7. Na het vervullen van minimaal twee functies in de rang van kapitein kan de officier opteren voor het volgen van de secundaire vorming.
Het toelatingsquotum voor deze vorming wordt bepaald door de vullingsbehoefte.

8. De secundaire vorming bestaat uit:

  1. een algemeen gedeelte, bestaande uit een management opleiding op middelbaar niveau aan het Instituut Defensie Leergangen (IDL) en
  2. het wapentechnisch gedeelte, bestaande uit een (semi) Wetenschappelijke Vorming ((semi)WO) aangevuld met management modules voor de hogere leergangen aan het IDL voor officieren die zijn opgenomen in het MD-bestand c.q.
  3. de B-cursus voor officieren die niet zijn opgenomen in het MD-bestand.

9. Na het algemeen gedeelte van de secundaire vorming of een minimale anciënniteit in de rang van kapitein van vijf jaar kan de officier opteren voor functie in de rang van majoor.

10. Na twee jaar functioneren in de eerste majoorsfunctie kan worden geopteerd voor opname in het MD-bestand. Voor toelating tot dit bestand dient te zijn voldaan aan de criteria zoals opgenomen in de MD-beleidsregel.
De majoor die is opgenomen in het MD-bestand volgt het voor hem/haar vastgestelde loopbaanpatroon.

11. Indien de officier niet wenst of niet wordt toegelaten tot het MD-bestand wordt de tweede majoorsfunctie vervuld.
Gedurende deze periode volgt de officier de B-cursus van het wapentechnische gedeelte.

12. De majoor, die niet in het MD-bestand is opgenomen, heeft in beginsel zijn eindrang bereikt.

13.Een excellerende majoor, die niet is opgenomen in het MD-bestand, kan na het vervullen van tenminste twee majoorsfuncties in aanmerking komen voor het vervullen van een functie op het niveau van luitenant-kolonel.
NB: zie ook bijlage B; schematisch overzicht loopbaantraject officieren KMA A/B

Hoofdstuk 4 Loopbaanpatronen onderofficieren

Artikel 10 Algemeen

1. Het functiebestand onderofficieren wordt gevuld door:

  1. de onderofficier beroeps bepaalde tijd (BBT) bestaande uit:
    (1) de instroom van niet militairen die de onderofficiersopleiding hebben gevolgd
    (2) militairen in de rang van marechaussee der 1e klasse die de onderofficiersopleiding hebben gevolgd
  2. de onderofficier beroeps onbepaalde tijd (BOT) bestaande uit
    (1) de onderofficieren BBT die de MOOV hebben gevolgd
    (2) de (incidentele instroom van) onderofficieren van andere krijgsmachtdelen
    (3) militairen in de rang van marechaussee der 1e klasse die de onderofficiersopleiding hebben gevolgd.

2. Voor een onderofficier BBT geldt geen loopbaanpatroon. De onderofficier BBT vervult slechts één functie.
Aanstelling in een andere categorie is mogelijk indien de militair aan de gestelde eisen van die categorie voldoet.

3. De loopbaanpatronen in de onderbouw zijn gebaseerd op een minimum duur functievervulling van drie jaar.
De loopbaanpatronen in de bovenbouw zijn gebaseerd op een minimum duur functievervulling van vier jaar.
De maximum duur functievervulling is zowel in de onderbouw als in de bovenbouw vijf jaar.
Afwijking van de minimum duur functievervulling wordt aangegeven in de FOFE.

Artikel 11 Onderofficieren BBT (onderbouw)

De onderofficier BBT die in aanmerking komt voor aanstelling in de categorie onderofficier BOT volgt de MOOV.

Artikel 12 Onderofficieren BOT (onderbouw)

1. De onderofficier BOT vervult zijn eerste functie als onderofficier BBT in een (operationele) functie die in relatie staat met zijn initiële opleiding.

2. Na het vervullen van drie functies in verschillende subfunctiegebieden, waarvan één functie als
(1) wachtcommandant
(2) groepscommandant bij 103 EskKMAR
(3) instructeur bij het OCKMAR
(4) wachtmeester bijzondere opdrachten bij de BSB 1
(5) groepscommandant HRM, arrestanten/passantenwacht
(6) vuurwapeninstructeur binnen de IBT-organisatie
en een looptijd in rang van elf jaar
kan de onderofficier opteren voor het volgen van de HOOV.

3. Onderofficieren in het bezit van een HAVO of gelijkwaardig diploma kunnen na een looptijd van negen jaar opteren voor het volgen van de HOOV. Deze “versnelde toelating” betekent niet automatisch toelating tot het MD-bestand.

4. Het toelatingsquotum voor de HOOV wordt bepaald door de vullingsbehoefte van de bovenbouw.

5. Het met positief resultaat afronden van de HOOV is voorwaarde voor het vervullen van (een)functie(s) in de bovenbouw.

Artikel 13 Onderofficieren BOT (bovenbouw)

1. De onderofficier die de HOOV met positief resultaat heeft afgerond kan opteren voor een functie waaraan de rang van opperwachtmeester is verbonden.

2. Tijdens het vervullen van de eerste opperwachtmeestersfunctie kan de onderofficier opteren voor opname in het MD-bestand. De voorwaarden voor opname zijn vermeld in de MD- beleidsregel.
Na opname in het MD-bestand volgt de onderofficier het voor hem bestemde loopbaanpatroon.

3. Na het vervullen van de eerste opperwachtmeestersfunctie dient de onderofficier een tweede opperwachtmeestersfunctie te vervullen. Na het vervullen van deze tweede opperwachtmeestersfunctie kan de onderofficier opteren voor een functie waaraan de rang van adjudant-onderofficier is verbonden.

4. Onderofficieren die niet in aanmerking (wensen te) komen voor opname in het MD-bestand kunnen tijdens de gehele looptijd als opperwachtmeester - mede vanuit organisatiebelang - slechts één opperwachtmeesters-functie vervullen.
Elke functie wordt na vijf jaar vacant gesteld. De onderofficier kan vervolgens opteren voor deze functie.

5. Een excellerende onderofficier , die niet is opgenomen in het MD-bestand, kan na het vervullen van

  1. twee opperwachtmeesterfuncties en
  2. één adjudants-onderofficiersfunctie

alsnog opteren voor opname in het MD-bestand.
De voorwaarden voor opname in het MD-bestand zijn vermeld in de MD - beleidsregel.
NB: zie ook bijlage C; schematisch overzicht loopbaantraject onderofficieren.

Artikel 14 Wachtmeester specifiek

1. In de gevallen waarin sprake is van een bovenmatige uitstroom uit een bepaald gedeelte van het wachtmeester-categoraal bestand bestaat de mogelijkheid dat de wachtmeester(1)-specifiek in aanmerking komt voor overgang naar het wachtmeester-categoraal bestand.

2. Overgang naar het wachtmeester-categoraal bestand geschiedt

  1. op basis van vrijwilligheid
  2. bij gebleken geschiktheid
  3. na de MOOV met positief resultaat te hebben gevolgd.

3. Afhankelijk van de functies die reeds zijn vervuld zal worden vastgesteld welke functie(s) nog in de onderbouw moet(en) worden verricht.
Tenminste één van de functies zoals genoemd in hoofdstuk 4, artikel 12, pt 2 dient te worden vervuld. 

Hoofdstuk 5 Loopbaanpatronen specialisten

Artikel 15 Algemeen

1. Specialisatie is mogelijk in de volgende subfunctiegebieden:

  1. recherche
  2. lichamelijke opvoeding en sport (LO/S) (t.z.t. IBT)
  3. administratie
  4. bijzondere dienst
  5. opleidingen

2. Opname in het loopbaanpatroon van een specialist kan uitsluitend plaats vinden in de bovenbouw.

3. Criteria voor toelating tot het loopbaanpatroon van een specialist zijn:

  1. ervaringsopbouw
  2. relevante werkervaring
  3. aanbeveling door commandanten of daarmee gelijkgestelde functionarissen.

4. Na toelating tot het loopbaanpatroon van een specialist geldt een bedenktijd van één jaar.
Na deze bedenktijd kan de functionaris verzoeken om ontheffing uit dit loopbaanpatroon, dan wel kan de organisatie de functionaris uit dit loopbaanpatroon ontheffen.
Deze bedenktijd telt , na ontheffing, niet als het vervullen van een volledige functie. De functievervullings-termijn wordt wel in mindering gebracht op de minimale duur functievervulling in de eerste volgende functie in de bovenbouw.

5. De FOFE is voor de militair bepalend voor het volgen van een loopbaanpatroon van een specialist.
Voor de specialismen “opleidingen” en “recherche” zijn loopbaanpatronen beschreven.

6. Binnen het functiebestand “specialismen” worden functies aangemerkt als “management development functies”. Deze functies kunnen ook door niet -specialisten worden vervuld.

7. De militair die definitief is aangemerkt als “specialist” kan tijdens het vervullen van de eerste opperwacht-meestersfunctie opteren voor opname in het MD-bestand voor specialisten. De voorwaarden voor opname zijn vermeld in de MD - beleidsregel.
Na opname in het MD-bestand voor specialisten volgt de onderofficier het voor hem bestemde loopbaanpatroon.

8. Een excellerende adjudant-onderofficier , die niet is opgenomen in het MD-bestand voor specialisten, kan na het vervullen van één adjudants-onderofficiersfunctie alsnog opteren voor opname in het MD-bestand.
De voorwaarden voor opname in het MD-bestand zijn vermeld in de MD - beleidsregel.

Artikel 16 Loopbaanpatroon specialisatie recherche

1. Het loopbaanpatroon bevat

  1. alle in de FOFE aangewezen functies binnen het subfunctiegebied recherche en criminele inlichtingendienst, met uitzondering van functies bij de technische recherche.
  2. in de FOFE aangewezen functies bij de Groep Recherche bij het OCKMAR.

2. In de rang van opperwachtmeester dient de eerste functie vervuld te worden als:

  1. onderofficier toegevoegd tactische recherche bij een district of
  2. tactisch rechercheur bij het District KMAR Luchtvaart of
  3. onderofficier tactische recherche bij een team Grensoverschrijdende Criminaliteit

3. De tweede opperwachtmeestersfunctie wordt vervuld in een ander deelaspect van de recherche of op een ander organisatieniveau.

4. De duur functievervulling voor personeel dat werkzaamheden uitvoert op grond van de Regeling Criminele Inlichtingen Eenheden is gekoppeld aan de termijnen zoals in de vigerende CIE-regeling genoemd. Deze termijnen worden in FOFE’s vermeld.

Artikel 17 Loopbaanpatroon specialisatie opleidingen

1. Het loopbaanpatroon bevat alle in de FOFE aangewezen functies binnen het subfunctiegebied opleidingen met uitzondering van aangewezen functies binnen de Groep Recherche bij het OCKMAR.

2. De eerste functie dient te worden vervuld als instructeur/klassenbegeleider bij een initiële opleiding.

3. De volgende functie(s) kan (kunnen) wederom worden vervuld binnen de overige instructievelden c.q. in de onderwijsondersteuning of op een ander organisatieniveau.

4. Tijdens iedere functievervulling volgt de militair stages bij grens-, MTV - en politiedienstbrigades. Deze stages

  1. vinden plaats éénmaal per 3 jaar
  2. duren zes maanden

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 18 Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregel zal worden opgenomen in de “rechtspositie militairen” (MP-serie), waarvan mededeling zal worden gedaan in de Staatscourant en treedt in werking met ingang van 1 januari 2000, met uitzondering van hoofdstuk 5.
Hoofdstuk 5 van deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 oktober 2000. 

Artikel 19 Citeerartikel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als Beleidsregel loopbaanpatronen militairen Koninklijke marechaussee (BLMKMar).

Bijlage A; schematisch overzicht loopbaantraject officieren KMA II / KIM

31_104_5230_1

Bijlage B; schematisch overzicht loopbaantraject officieren KMA A/B

31_104_5230_2

Bijlage C; schematisch overzicht loopbaantraject onderofficieren

31_104_5230_3

Naar boven