Hoofdstuk II Gewekte verwachtingen
Artikel 2 Tijdens de overgangsperiode
1. De militair beneden de rang van majoor, die bij oud beleid binnen de overgangsperiode een reëel uitzicht zou hebben op bevordering tot de naasthogere rang, wordt in beginsel op de datum waarop volgens de tot 1 januari 1990 gehanteerde looptijd in rang de bevordering zou plaatsvinden doch uiterlijk op het moment dat de maximum looptijd in rang is bereikt door de DPKLu een functie aangeboden waaraan de naasthogere rang is gekoppeld. Hierbij wordt de volgende volgorde gehanteerd:
- zo mogelijk binnen het eigen functiegebied;
- zo mogelijk in een algemene functie;
- dan wel in een ander functiegebied.
2. Naast de eis van geschiktheid, geldt als voorwaarde voor betrokkene dat hij, indien nodig, verplaatsbaar is en bereid is tot bij- of omscholing.
3. Indien betrokkene een aangeboden functie niet aanvaardt, vervalt de in het eerste lid bedoelde aanspraak.
4. Indien het niet mogelijk is, binnen de tot 1 januari 1990 geldende maximum looptijd in rang van de in lid 1 bedoelde militair dan wel de op het moment van inwerkingtreding van het hogergenoemde Besluit gebruikelijke langste looptijd in rang voor de categorie waartoe hij behoort een dergelijke functie aan te bieden wordt hem bij het bereiken van de ’maximum looptijd’ resp. ’de gebruikelijke langste looptijd’ een inkomensgarantie geboden op het niveau van die naasthogere rang.
Artikel 3 Na de overgangsperiode
1. De militair beneden de rang van tweede-luitenant, die na 1 januari 1995 bij oud beleid - op grond van de tot 1 januari 1990 gehanteerde looptijd in de rang - een reëel uitzicht zou hebben op bevordering tot de naasthogere rang, wordt door de DPKLu een functie - in de volgorde zoals aangegeven in artikel 2 lid 1 - aangeboden waaraan de naasthogere rang is verbonden, zo nodig met overschrijding van de tot 1 januari 1990 geldende maximum looptijd in rang.
2. De militair met de rang van eerste-luitenant resp. kapitein, die na 1 januari 1995 bij oud beleid - op grond van de tot 1 januari 1990 gehanteerde looptijd in rang - een reëel uitzicht zou hebben op bevordering tot de rang van kapitein resp. majoor wordt door de DPKLu een functie - in de volgorde zoals aangegeven in artikel 2 lid 1 - met de naasthogere rang aangeboden, zo nodig met overschrijding van de op het moment van inwerkingtreding van het hoger genoemde Besluit gebruikelijke langste looptijd in rang voor de categorie waartoe hij behoort.
3. Indien het niet mogelijk is, binnen de tot 1 januari 1990 geldende maximum looptijd in rang van de in lid 1 bedoelde militair dan wel de op het moment van inwerkingtreding van het hoger genoemde Besluit gebruikelijke langste looptijd in rang voor de categorie waartoe hij behoort, van de in lid 2 bedoelde militair, een dergelijke functie aan te bieden wordt hem bij het bereiken van de ’maximum looptijd’ resp. ’de gebruikelijke langste looptijd’ een inkomensgarantie geboden op het niveau van die naasthogere rang.
4.a. Indien betrokkene een aangeboden functie niet aanvaardt, vervalt de in het eerste en tweede lid bedoelde aanspraak en vervalt de aanspraak op een inkomensgarantie.
4.b. Indien betrokkene na toekenning van een inkomensgarantie vervolgens een - conform de volgorde vermeld in artikel 2, lid 1 - aangeboden functie niet aanvaardt, vervalt de inkomensgarantie.
5. Voor zover een militair op grond van het overgangsbeleid nog aanspraak heeft op een bevordering tot de naasthogere rang zal betrokkene, in beginsel, uiterlijk twee jaar voor zijn leeftijdsontslag een functie zo mogelijk binnen zijn huidige functiegebied dan wel een algemene functie, worden aangeboden waaraan een hogere rang is verbonden.
6. T.a.v. de leden 1 t/m 4 geldt naast de eis van geschiktheid, als voorwaarde voor betrokkene dat hij, indien nodig, verplaatsbaar is en bereid is tot bij- of omscholing.
Artikel 4 Overgang categorie
De militair met de rang van kapitein die op 31 december 1989 behoorde tot de dienstgroep van de officieren voor Speciale Diensten van de KLu en door de Commissie Overgang Beroepsdienst Officieren geschikt is bevonden tot benoeming tot officier van de dienstgroep van de officieren van de KLu maar op grond van de gestelde eisen zoals gehanteerd tot 1 januari 1990 nog niet is benoemd tot officier van de dienstgroep van de officieren van de KLu, zal in de overgangsperiode voor wat betreft de gewekte verwachtingen worden gelijkgesteld met die officieren die op 31 december 1989 behoorden tot de categorie officieren van de KLu.
Artikel 6 Doorstroming korporaal der eerste klasse
De militair in de rang van korporaal der eerste klasse die:
- op 1 januari 1990 een anciënniteit van minder dan 2 jaar bezit, zal op het moment dat hij die anciënniteit wel bezit, dan wel
- op 1 januari 1990 jonger dan 40 jaren is, zal op voordracht van zijn commandant tot 1 januari 1992 dan wel
- op 1 januari 1990 ouder dan 40 jaren is, zal tot 1 januari 1993,
volgens oud beleid in beschouwing worden genomen voor toewijzing van een functie waaraan de naasthogere rang is verbonden.
Artikel 7 Niet verplaatsbare militairen
1. De militair bedoeld in artikel 2 en 3 die op basis van een medische of sociale indicatie door de DPKLu als niet verplaatsbaar is aangemerkt wordt achtereenvolgens:
- op zijn huidige onderdeel dan wel,
- indien mogelijk in de regio van zijn woonplaats, dan wel
- elders,
een functie met de naasthogere rang aangeboden, waarbij de volgorde vermeld in artikel 2 lid 1 wordt gehanteerd.
2.a. Indien de militair de aangeboden functie niet aanvaardt vervalt de aanspraak op een functie met de naasthogere rang en de aanspraak op een inkomensgarantie.
2.b. Indien betrokkene na toekenning van een inkomensgarantie vervolgens een - conform de volgorde vermeld in artikel 2 lid 1 - aangeboden functie niet aanvaardt, vervalt de inkomensgarantie.
Artikel 8 In het buitenland geplaatste militairen
1. De militair, bedoeld in artikel 2 dan wel artikel 3, geplaatst op een (Nederlands) onderdeel in het buitenland wordt voor zover mogelijk, een functie aangeboden met de naasthogere rang bij dat onderdeel.
2. Indien zulks niet mogelijk is wordt hem een functie met de naasthogere rang elders aangeboden.
3. Indien hij de hem aangeboden functie niet aanvaardt en hij nog niet voldoet aan de tot 1 januari 1990 gehanteerde minimale plaatsingsduur als genoemd in Bijlage A wordt hem op het moment dat hij daaraan wel voldoet nogmaals een functie aangeboden met de naasthogere rang.
4. Het gestelde in artikel 3 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.
5. Indien de militair na de tot 1 januari 1990 gehanteerde minimale plaatsingsduur:
- de hem aangeboden functie bij het huidige onderdeel dan wel elders niet aanvaardt, vervalt de aanspraak op een functie met de naasthogere rang en de aanspraak op een inkomensgarantie;
- indien betrokkene na toekenning van een inkomensgarantie vervolgens een - conform de volgorde vermeld in artikel 2 lid 1 - aangeboden functie niet aanvaardt, vervalt de inkomensgarantie.
Artikel 9 Internationale functies
De militair, bedoeld in artikel 2 dan wel artikel 3, die per 1 januari 1990 een internationale functie vervult beneden de rang van majoor wordt bevorderd met behoud van zijn huidige functie.
Artikel 10 De militair die per 1 januari 1990 een opleiding volgt
1. M.u.v. het in dit artikel gestelde blijft de rang welke de militair op 1 januari 1990 heeft bij inwerkingtreding van deze regeling gehandhaafd.
2. Aan de militair die voor 1 januari 1990 is aangewezen voor een langdurige opleiding of studie buiten de krijgsmacht en die bij oud beleid - op grond van de tot 1 januari 1990 gehanteerde looptijd in rang - binnen de overgangsperiode (nog gedurende de opleiding of studie) een reëel uitzicht zou hebben op bevordering tot de naasthogere rang, wordt met gebruikmaking van artikel 28, tweede lid, van het AMAR - op de datum waarop die bevordering oorspronkelijk zou plaatsvinden - tijdelijk die hogere rang toegekend. Na afronding van die opleiding zal hem een zodanige functie worden toegewezen dat de tijdelijke rang wordt omgezet in een effectieve rang.
3. De militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel van de KLu en die op de datum van inwerkingtreding van de Regeling opleiding militairen KLu 1989 (ROMKLu) de opleiding volgt ter verkrijging van de bekwaamheid voor de rang van:
- korporaal, wordt bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid tijdelijk bevorderd tot korporaal zodra uiterlijk 11 maanden zijn verstreken sinds de datum van aanvang van zijn opleiding;
- sergeant, voor welke opleiding hij bij zijn aanstelling was bestemd, wordt bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid tijdelijk bevorderd tot sergeant zodra uiterlijk 21 maanden zijn verstreken sinds de datum van aanvang van zijn opleiding;
- sergeant, die tevens behoort tot het hulpkader en die de leeftijd van 40 jaar nog niet heeft bereikt, wordt bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid tijdelijk bevorderd tot sergeant zodra uiterlijk 15 maanden zijn verstreken sinds de datum van aanvang van zijn opleiding dan wel zodra uiterlijk 27 maanden zijn verstreken sinds de datum van aanvang van zijn opleiding, indien hij voorafgaande aan de hier bedoelde opleiding een gerichte, aanvullende opleiding heeft gevolgd.
4. De commandant van de KMSL is bevoegd de in het derde lid bedoelde militairen tijdelijk te bevorderen tot korporaal respectievelijk sergeant.
5. De militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel van de KLu en die op de datum van inwerkingtreding van de ROMKLu de opleiding volgt ter verkrijging van de bekwaamheid voor de rang van tweede-luitenant bij de dienstgroep van de officieren van de KLu, wordt bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid tijdelijk bevorderd tot tweede-luitenant, per 1 november nadat sedert de aanvang van de opleiding waaraan hij deelneemt vier jaren zijn verstreken.
6. De militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel van de KLu, die op de datum van inwerkingtreding van de ROMKLu de opleiding volgt ter verkrijging van de bekwaamheid voor de rang van tweede-luitenant bij de dienstgroep van de officieren voor speciale diensten van de KLu en die bij zijn aanstelling voor deze opleiding was bestemd, wordt bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid uiterlijk met ingang van 1 maart of 1 september van het jaar waarin de opleiding waaraan hij deelneemt wordt beëindigd:
- tijdelijk bevorderd tot tweede-luitenant, of
- tijdelijk bevorderd tot eerste-luitenant, indien hij een vierjarige vaktechnische opleiding heeft gevolgd aan een niet-militaire opleidingsinrichting voor HBO, dan wel vanwege zijn diploma HBO van het volgen daarvan werd vrijgesteld.
7. De militair die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel van de KLu, die op de datum van inwerkingtreding van de ROMKLu de in het zesde lid genoemde opleiding volgt en die vóór aanwijzing voor het volgen van deze opleiding reeds voor onbepaalde tijd was aangesteld, wordt bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid uiterlijk met ingang van 1 maart of 1 september van het jaar waarin de opleiding waaraan hij deelneemt wordt beëindigd:
- tijdelijk bevorderd tot tweede-luitenant, of
- tijdelijk bevorderd tot eerste-luitenant, indien hij een ten minste driejarige vaktechnische opleiding heeft gevolgd aan een niet-militaire opleidingsinrichting voor HBO, dan wel vanwege zijn diploma HBO van het volgen daarvan werd vrijgesteld.
8. De militair die voor een bepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel van de KLu en die op de datum van inwerkingtreding van de ROMKLu de opleiding volgt ter verkrijging van de bekwaamheid voor de rang van tweede-luitenant bij de dienstgroep van de officieren kort verband van de KLu, wordt bij gebleken bekwaamheid en geschiktheid:
- tijdelijk bevorderd tot tweede-luitenant, met ingang van de datum waarop hem het groot militair vliegbrevet wordt toegekend, of
- tijdelijk bevorderd tot tweede-luitenant, uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand, waarin twintig maanden werkelijke dienst zijn verricht.
9. Het gestelde in de leden 3, 5, 6, 7 en 8 is van toepassing indien de daadwerkelijke duur van de opleiding langer is dan de vastgestelde duur van de opleiding.
10. De militair beneden de rang van tweede-luitenant die voor onbepaalde tijd is aangesteld bij het beroepspersoneel van de Koninklijke luchtmacht en die op de datum van inwerkingtreding van de ROMKLu de opleiding volgt ter verkrijging van de bekwaamheid voor de rang van de Koninklijke luchtmacht, wordt bij eerste functietoewijzing na afronding van die opleiding bevorderd tot eerste-luitenant:
- indien hij bij zijn aanstelling voor deze opleiding was bestemd en hij een vierjarig vaktechnisch opleidingsgedeelte heeft gevolgd aan een niet-militaire opleidingsinrichting voor HBO, dan wel vanwege zijn diploma HBO van het volgen daarvan werd vrijgesteld;
- indien hij vóór aanwijzing voor het volgen van die opleiding reeds voor onbepaalde tijd was aangesteld en hij een ten minste driejarige vaktechnische opleidingsgedeelte heeft gevolgd aan een niet-militaire opleidingsinrichting voor HBO, dan wel vanwege zijn diploma HBO van het volgen daarvan werd vrijgesteld.
Hoofdstuk III
Artikel 11 Boven niveau tewerkgestelde militairen
1. De militair die bij aanvang van de overgangsperiode een functie bekleedt waaraan een hogere rang is verbonden dan de rang die hij op 1 januari 1990 bekleedt, terwijl hij op grond van de functie-eisen nog niet voor toewijzing van die functie in aanmerking komt, wordt die functie toegewezen met ingang van de datum waarop hij aan de functie-eisen voldoet, doch uiterlijk op 1 januari 1993, in voorkomend geval onder toepassing van het gestelde in artikel 26 van het AMAR, dan wel een andere functie toegewezen waarbij wel aan de gestelde functie-eisen wordt voldaan.
2. De noodzakelijke ervaringsopbouw zal in de in het vorige lid bedoelde functie-eisen worden aangegeven. Voorshands worden bij wijze van overgangsmaatregel de onderstaande minimale looptijden in rang gehanteerd:
a. | KPL | - | SGT | 4 jaar |
b. | SGT | - | SM | 10 jaar |
c. | SM | - | AOO | 3 jaar |
d. | AOO | - | ELT | 3 jaar |
e. | LT KMA/OVD | - | KAP | 2 jaar |
f. | LT LUOS/BBT | - | KAP | 4 jaar |
g. | KAP | - | MAJ | 4 jaar |
h. | MAJ | - | LTKOL | 2 jaar |
i. | LTKOL | - | KOL | 2 jaar |
3. In zeer bijzondere gevallen kan de DPKLu van het in het tweede lid gestelde afwijken, zowel door bekorting van de termijnen als t.a.v. de volgorde waarin rangen worden doorlopen.
4. Indien na 30 juni 1990 als gevolg van implementatie van FAK-resultaten een functie in opwaartse zin wordt bijgesteld, wordt de militair die dan boven niveau is tewerkgesteld van zijn functie ontheven m.i.v. de datum van implementatie, indien genoemde functie kan worden aangewend om bevorderingsgaranties te effectueren of scheefgroei op te heffen, dan wel indien hij niet aan de dan aan de functie verbonden eisen voldoet.
5. Indien na zorgvuldig onderzoek, aanwending als bedoeld in lid 4 niet mogelijk blijkt, is m.b.t. de militair die tot het moment van implementatie van FAK-resultaten de functie bekleedde, het gestelde in lid 2 en 3 van overeenkomstige toepassing. Functietoewijzing van genoemde militair vindt plaats na voltooiing van genoemd onderzoek, maar uiterlijk 6 maanden na datum implementatie van de FAK-resultaten. De functietoewijzing vindt alsdan plaats met ingang van de datum van implementatie van de FAK-resultaten.
Artikel 16 Buitengewoon verlof
De militair die op basis van BV in het maatschappelijk belang of in het belang van de KLu een functie vervult per 1 januari 1990 wordt na beëindiging van het BV en functie met de naasthogere rang aangeboden, indien hij in de tussentijd op grond van de tot 1 januari 1990 gehanteerde looptijd in rang voor een bevordering in aanmerking zou zijn gebracht.
Bijlage A Minimum plaatsingsduur
Officieren
1.a. Officieren vlieger geplaatst bij AWACS Geilenkirchen, de opleidingstijd buiten beschouwing latend, een minimum plaatsingstermijn van vijf jaren.
1.b. Wapengebonden officiersfuncties bij 3 en 5 GGW, een minimum plaatsingstermijn van vijf jaren.
1.c. Resterende officiersfuncties, een minimum plaatsingsduur van drie jaren.
Onderofficieren en korporaal
2. Voor plaatsing bij de groepen geleide wapens geldt:
- in de luchtmachtfuncties RAT en MECH, de opleidingstijd buiten beschouwing latend, een minimum-plaatsingstermijn van vijf jaren;
- in de overige luchtmachtfuncties een minimum-plaatsingstermijn van drie jaren.
3. Voor plaatsing bij de Bureaus Luchtmachtattaché geldt een minimum-plaatsingstermijn van drie jaren.
4. Voor plaatsing bij een onderdeel voor een functie in een internationale staf en bij andere door de minister te bepalen onderdelen buiten Nederland geldt, overeenkomstig het gestelde in ACE Directive nr. 45/2, een minimum plaatsingstermijn van drie jaren.
5. Voor plaatsing bij het F-27 maritiem Squadron in de Nederlandse Antillen geldt:
- voor gehuwde militairen die in de regel de nacht bij hun gezin kunnen doorbrengen, een minimum-plaatsingstermijn van drie jaren, welke tevens als maximum geldt;
- voor gehuwde militairen die in de regel de nacht niet bij hun gezin kunnen doorbrengen en voor ongehuwde militairen, een minimum-plaatsingstermijn van negen maanden, welke tevens als maximum geldt.