Ga direct naarInhoudofMenu
Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.
Onderstaande relaties zijn gevonden bij “document”. Bij klikken wordt een externe website met een relatieoverzicht geopend op overheid.nl.
28 augustus 1987,
Nr. DPAM/AMP PP87/010/4278
Gelet op de artikelen 6 en 7 van de Premieregeling en aanvullende voorzieningen beroepsmilitairen van de krijgsmacht 1982 (Stb. 1982, 648);
Besluit:
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
De militair kan met het oog op het volgen van een studie eenmalig op kosten van Defensie een beroepskeuze/studieadvies inwinnen. In bijzondere gevallen kan het hoofd defensieonderdeel de militair op diens verzoek toestaan om meer dan eenmaal op kosten van Defensie een dergelijk advies in te winnen.
Indien op basis van vrijwilligheid door de commandant aan te wijzen deskundig defensiepersoneel hiervoor beschikbaar is, kan de militair aanspraak maken op studiebegeleiding.
Voor zover de bestaande infrastructurele voorzieningen het toelaten wordt door de commandant aan de militair ruimte ter beschikking gesteld ten behoeve van studie.
(Vervallen).
Indien de militair aan wie een in termijnen uit te betalen studietoelage is verleend, na ontvangst van een gedeelte van het toelagebedrag, naar het oordeel van het hoofd defensieonderdeel, wegens onvoldoende aanleg of ontwikkeling bij zijn opleiding onbevredigende vorderingen maakt of die opleiding voortijdig beëindigt, blijft de verdere uitbetaling van de toelage achterwege.
De militair die – na toekenning van een toelage in de vorm van een renteloos voorschot – zijn opleiding heeft voltooid of haar voortijdig heeft beëindigd is, indien geen eerdere algehele aflossing heeft plaatsgevonden, verplicht die gelden binnen een tijdvak van 15 jaren, aanvangende op een door het hoofd defensieonderdeel te bepalen tijdstip en in door het bevoegd gezag vast te stellen termijnen, terug te betalen, tenzij het bevoegd gezag om redenen van billijkheid anders bepaalt.
Ten aanzien van de in bijlage 1 en 2 genoemde categorieën personeel wordt het criterium ‘studie of opleiding in het belang van het uitoefenen van een beroep in de burgermaatschappij’ als bedoeld in artikel 2 zodanig verruimd dat daaronder tevens wordt begrepen:
waarbij de kosten tot een maximum van € 2.000,= worden vergoed.
Voor de militair behorend tot de in bijlage 1 en 2 genoemde categorieën personeel die reeds in het bezit is van een rijbewijs B, wordt onder het criterium ‘studie of opleiding in het belang van het uitoefenen van een beroep in de burgermaatschappij’ als bedoeld in artikel 2 mede begrepen een voertuigbeheersingscursus dan wel het zich eigen maken van theoretische en praktische vaardigheden verband houdende met het besturen van andere motorvoertuigen of aanhangwagens waarbij de kosten tot een maximum van € 500,= worden vergoed.
Aanspraak op de in artikel 15 en 16 genoemde faciliteiten hebben:
waarbij de totale aanspraak per militair beperkt blijft tot één maal de faciliteiten zoals opgenomen in artikel 15 en één maal de faciliteiten zoals opgenomen in artikel 16.
Teneinde aanspraak te kunnen maken op de in artikel 15 en 16 genoemde faciliteiten dient:
De loonheffing alsmede de inhoudingen als bedoeld in paragraaf 5 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP, welke over de ingevolge artikel 15 en 16 genoemde faciliteiten zijn verschuldigd, komen voor rekening van het Ministerie van Defensie.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van het Besluit houdende wijziging van het Algemeen militair ambtenarenreglement in het kader van de invoering van een flexibel personeelssysteem voor de krijgsmacht berust deze regeling op artikel 154f tot en met 154h van het AMAR1.
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling cursusfaciliteiten en studietoelage’ en treedt in werking met ingang van de datum van dagtekening. De regeling wordt gepubliceerd in de MP 31-300, waarvan mededeling wordt gedaan in de Staatscourant.
Huidige versie: 20240101