1. Algemeen
- Voorzover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald, worden de verrichtingen uitgevoerd zoals omschreven
in dit voorschrift.
- Het geweer moet voorzien zijn van een patroonhouder.
- De draagriem (de standaard- of de tactische draagriem) wordt niet geplaatst.
- Het optisch vizier op de C7A1 wordt niet verwijderd en de beschermhoes wordt niet geplaatst.
- Bij: ‘naar rechts = richten’ tijdens ‘aantreden’ is: ‘over = geweer’, aansluitend
wordt individueel de ‘eerste rust’ aangenomen. Het ‘naar rechts = richten’ op commando dient
eveneens in ‘over = geweer’ gecommandeerd te worden en zodra uitgericht gevolgd door het
commando: zet af = geweer.
- De commandant geeft de commando’s vanuit de uitgangssituatie: ‘over = geweer’.
- Indien in dit handboek het commando: presenteert = geweer of in den arm = geweer wordt
voorgeschreven, wordt door de onbewapende militair, alsmede door de met sabel of pistool bewapende
militair het eerbewijs brengt ere = groet of brengt = groet gebracht.
2. De basishoudingen
- Commando: ’afdeling = geeft = acht’De uitgangssituatie is de ’tweede rust’ (linkerhand: langs het lichaam). (Figuur 5-1).
De rechterhand omvat het geweer bij de loop, waarbij de pink op de bajonetfitting rust. (Figuur 5-2).
De kolf van het geweer staat naast en tegen de rechtervoet, de voorzijde van de kolf is in één lijn met de
voorzijde van de voet.
 |  |
Figuur 5-1 | Figuur 5-2 |
(1) Op het eerste waarschuwingscommando: ’afdeling’ wordt de ‘eerste rust’ aangenomen.
Hiertoe wordt in één tel de linkerarm gestrekt aan de zijkant tegen het lichaam gebracht zoals in de
‘houding’.
Tegelijkertijd wordt de rechterarm gestrekt zodat het geweer naar voren helt. (Figuur 5-3).
Figuur 5-3
(2) Op het tweede waarschuwingscommando: ’geeft’ blijft de militair onbeweeglijk stilstaan.
(3) Op het uitvoeringscommando: ’acht’ wordt in één tel de ’houding’ aangenomen.
Tegelijkertijd wordt het geweer verticaal naast het lichaam gebracht.
De rechterhand blijft op dezelfde plaats aan het geweer waardoor de rechterarm iets wordt
gebogen. (Figuur 5-4 en 5-5).
 |  |
Figuur 5-4 | Figuur 5-5 |
- Commando: ’op de plaats = rust’De uitgangssituatie is de ’houding’.
Op het uitvoeringscommando: ’rust’ wordt in één tel de ’eerste rust’ aangenomen.
Tegelijkertijd wordt het geweer naar voren bewogen door de rechterarm volledig te strekken zoals
omschreven in punt 2a(1).
- Commando: ’rust’De uitgangssituatie is de ’eerste rust’.
Op het uitvoeringscommando: ’rust’ wordt in één tel de ’tweede rust’ aangenomen zoals omschreven in
punt 2a.
3. Het geweer in draaghouding nemen
- Commando: ’in draaghouding = geweer’Dit commando kan worden gegeven wanneer verplaatst moet worden in de ‘looppas’ dan wel tijdens
langere verplaatsingen, ter afwisseling van de draagwijze: ’over = geweer’ in ‘gewone pas’.
In de uitgangssituatie: ’in draaghouding = geweer’ kan niet naar rechts worden gericht; in dat geval moet
eerst de uitgangssituatie: ’over = geweer’ worden ingenomen.
De uitgangssituatie is de ’houding’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ wordt met de rechterhand het geweer in één tel
?plusmn; 10 cm
vóór en evenwijdig met het lichaam gebracht, met de patroonhouder naar beneden zodanig, dat
het geweer een hoek van 45° met de grond maakt, waarbij de mondingsvlamdemper naar links
boven wijst en de rechteronderarm hierbij horizontaal is.
Tegelijkertijd worden met de aaneengesloten vingers van de linkerhand de handbeschermers in
ondergreep omvat, pink tegen de drukring, duim tussen geweer en lichaam.
De linkerelleboog is hierbij tegen het lichaam gedrukt. (Figuur 5-6).
Figuur 5-6
(2) 2e beweging
In één tel wordt de rechterhand langs de kortste weg naar de bovenzijde van de kolf gebracht
waarbij deze wordt omvat met de aaneengesloten vingers aan de rechterzijde en de duim tussen
geweer en lichaam. (Figuur 5-7).
Figuur 5-7
- Commando: ’zet af = geweer’De uitgangssituatie is: ’in draaghouding = geweer’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ‘geweer’ wordt met de rechterhand in één tel het geweer in
bovengreep bij de loop omvat waarbij de pink op de bajonetfitting rust en de schouders horizontaal
blijven. (Figuur 5-6).
(2) 2e beweging
De aaneengesloten gestrekte duim en vingers van de linkerhand worden, met de handrug naar
voren gekeerd, in één tel tegen de mondingsvlamdemper geplaatst. (Figuur 5-8 en 5-9).
Tegelijkertijd wordt het geweer langs de kortste weg omlaag gebracht tot de kolf twee
vingerbreedten boven de grond en de voorzijde van de kolf in één lijn met de voorzijde van de voet
is. (Figuur 5-9a).
 |  |
Figuur 5-8 | Figuur 5-9 |
Figuur 5-9a
(3) 3e beweging
De linkerarm wordt in één tel teruggebracht zoals in de ’houding’.
Tegelijkertijd wordt het geweer met de rechterhand niet hoorbaar bij de voet geplaatst zoals in de
’houding’. (Figuur 5-4 en 5-5).
Vervolgcommando’sEventueel kan het commando: ’in draaghouding = geweer’ worden gevolgd door het commando: ’over =
geweer’.
4. Het geweer in over geweer nemen
- Commando: ‘over = geweer’De uitgangssituatie is ‘in draaghouding = geweer’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ‘geweer’ wordt het geweer in één tel plat op de linkerschouder
geplaatst waarbij de patroonhouder naar links wijst.
Tegelijkertijd wordt met de linkerhand de kolfplaat omvat met de duim aan de linkerkant om de
achterste kordonbeugel en de eerste twee leden van de vingers op het platte gedeelte van de kolf.
De linkerelleboog wordt tegen het lichaam gedrukt, de linkeronderarm is hierbij horizontaal. (Figuur
5-10 en 5-11).
 |  |
Figuur 5-10 | Figuur 5-11 |
(2)2e beweging
De rechterarm wordt met in één tel langs de kortste weg teruggebracht zoals in de ’houding’.
Het geweer mag hierbij niet worden bewogen.
Eventueel kan het commando: ’over = geweer’ worden gevolgd door het commando: ’in
draaghouding = geweer’. (Figuur 5-12 en 5-13).
Mist | Mist |
Figuur 5-12 | Figuur 5-13 |
- Commando: ‘in draaghouding = geweer’De uitgangssituatie is ‘over = geweer’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ wordt met de rechterhand in één tel de bovenzijde van de
kolf omvat. (Figuur 5-10).
(2) 2e beweging
Het geweer wordt met de rechterhand in één tel van de schouder genomen en + 10 cm vóór en evenwijdig met het lichaam gebracht, met de patroonhouder naar beneden zodanig, dat het geweer een
hoek van 45̊ met de grond maakt, waarbij de mondingsvlamdemper naar links boven wijst.
Tegelijkertijd worden met de aaneengesloten vingers van de linkerhand de handbeschermers omvat, pink tegen de drukring, duim tussen geweer en lichaam.
Beide ellebogen zijn hierbij tegen het lichaam gedrukt, waarbij de rechteronderarm horizontaal is.
(Figuur 5-7).
Beide vervolgcommando’s kunnen zowel in de ‘houding’ als aan een in ‘gewone pas’ marcherende
eenheid worden gegeven. Zie N.B. 1 en 2 onder c.
- Commando: ’over = geweer’De uitgangssituatie is de ’houding’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ wordt met de rechterhand het geweer in één tel + 10 cm
vóór en evenwijdig met het lichaam gebracht met de patroonhouder naar beneden zodanig, dat het
geweer een hoek van 45° met de grond maakt, waarbij de mondingsvlamdemper naar links boven
wijst en de rechteronderarm hierbij horizontaal is.
Tegelijkertijd worden met de aaneengesloten vingers van de linkerhand de handbeschermers in
ondergreep omvat, pink tegen de drukring, duim tussen geweer en lichaam.
De linkerelleboog is hierbij tegen het lichaam gedrukt. (Figuur 5-6).
(2) 2e beweging
De rechterhand wordt in één tel langs de kortste weg naar de bovenzijde van de kolf gebracht
waarbij deze wordt omvat met de aaneengesloten vingers aan de rechterzijde en de duim tussen
geweer en lichaam. (Figuur 5-7).
(3) 3e beweging
Het geweer wordt in één tel plat op de linkerschouder geplaatst waarbij de patroonhouder naar links
wijst.
Tegelijkertijd wordt met de linkerhand de kolfplaat omvat met de duim aan de linkerkant om de
achterste kordonbeugel en de eerste twee leden van de vingers op het platte gedeelte van de kolf.
De linkerelleboog wordt tegen het lichaam gedrukt, de linkeronderarm is hierbij horizontaal. (Figuur
5-10 en 5-11).
(4) 4e beweging
De rechterarm wordt met in één tel langs de kortste weg teruggebracht zoals in de ’houding’.
(Figuur 5-12 en 5-13).
Het geweer mag hierbij niet worden bewogen.
| Bijzonderheden: - In ‘gewone pas’ marcherend, van: ‘in draaghouding = geweer’ naar ‘over = geweer’: na het uitvoeringscommando:
‘geweer’ de in punt 4c(3) omschreven eerste beweging uitvoeren bij het plaatsen van de rechtervoet. Aansluitend bij
het plaatsen van de linkervoet, de rechterarm (naar voren) doorzwaaien.
- In ‘gewone pas’ marcherend, van: ‘over = geweer’ naar ‘in draaghouding = geweer’: na het uitvoeringscommando:
‘geweer’ de in punt 4d(1) omschreven eerste beweging uitvoeren bij het plaatsen van de rechtervoet. Aansluitend bij
het plaatsen van de linkervoet, het geweer in draaghouding nemen zoals omschreven in punt 4d(2), 2e beweging.
|
- Commando: ’zet af = geweer’De uitgangssituatie is ’over = geweer’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ wordt met de rechterhand in één tel de bovenzijde van de
kolf omvat. (Figuur 5-10).
(2) 2e beweging
Het geweer wordt met de rechterhand in één tel van de schouder genomen en + 10 cm vóór en
evenwijdig met het lichaam gebracht met de patroonhouder naar beneden zodanig, dat het geweer
een hoek van 45̊ met de grond maakt, waarbij de mondingsvlamdemper naar links boven wijst.
Tegelijkertijd worden met de aaneengesloten vingers van de linkerhand de handbeschermers omvat,
pink tegen de drukring, duim tussen geweer en lichaam.
Beide ellebogen zijn hierbij tegen het lichaam gedrukt waarbij de rechteronderarm horizontaal is.
(Figuur 5-7).
(3) 3e beweging
De rechterhand omvat in één tel het geweer in bovengreep bij de loop waarbij de pink op de
bajonetfitting rust en de schouders horizontaal blijven. (Figuur 5-6).
(4) 4e beweging
De aaneengesloten gestrekte duim en vingers van de linkerhand worden, met de handrug naar
voren gekeerd, in één tel tegen de mondingsvlamdemper geplaatst.
Tegelijkertijd wordt het geweer langs de kortste weg omlaag gebracht tot de kolf twee
vingerbreedten boven de grond en de voorzijde van de kolf in één lijn met de voorzijde van de voet
is. (Figuur 5-8 en 5-9a).
(5) 5e beweging
De linkerarm wordt in één tel langs de kortste weg teruggebracht zoals in de ’houding’.
Tegelijkertijd wordt het geweer met de rechterhand niet hoorbaar bij de voet geplaatst zoals in de
’houding’. (Figuur 5-4 en 5-5).
5. Het geweer in den arm nemen
- Commando: ’in den arm = geweer’De uitgangssituatie is de ’houding’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ wordt het geweer in één tel met de rechterhand zover
omhoog getild, dat deze hand zich ter hoogte van het gezicht bevindt.
Tegelijkertijd worden met de aaneengesloten vingers van de linkerhand de handbeschermers aan
de onderzijde omvat, onderarm horizontaal, pink tegen de drukring, duim tussen geweer en
lichaam. (Figuur 5-14).
Figuur 5-14
(2) 2e beweging
Met de rechterhand wordt in één tel langs de kortste weg de kolfplaat omvat met de duim
bovenlangs de cordonbeugel en de eerste twee leden van de vingers op het platte gedeelte van de
kolf.
De rechterarm is hierbij gestrekt. (Figuur 5-15 en 5-15a).
 |  |
Figuur 5-15 | Figuur 5-15a |
(3) 3e beweging
De linkeronderarm en hand worden in één tel horizontaal gebracht met de handrug naar boven
gekeerd.
Tegelijkertijd worden de duim en vingers gestrekt en aaneengesloten in het verlengde van de
onderarm gebracht waarbij de top van de duim tegen de linkerzijde en de vingers tegen de
voorzijde van de handbeschermers worden gehouden.
Het geweer blijft rechtstandig en wordt in de holte tussen de gestrekte rechterarm en het lichaam
gedrukt. (Figuur 5-16 en 5-17).
 |  |
Figuur 5-16 | Figuur 5-17 |
- Commando: ’zet af = geweer’De uitgangssituatie is ’in den arm = geweer’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ worden in één tel met de aaneengesloten vingers van de
linkerhand de handbeschermers omvat, pink tegen de drukring, duim tussen geweer en lichaam.
(Figuur 5-15).
(2) 2e beweging
De rechterhand omvat in één tel de loop waarbij de pink op de bajonetfitting rust.
Het geweer blijft hierbij rechtstandig tegen het lichaam en op dezelfde plaats. (Figuur 5-14).
(3) 3e beweging
De aaneengesloten gestrekte duim en vingers van de linkerhand worden, met de handrug naar
voren gekeerd, in één tel tegen de mondingsvlamdemper geplaatst.
Tegelijkertijd wordt het geweer langs de kortste weg omlaag gebracht tot de kolf twee
vingerbreedten boven de grond en de voorzijde van de kolf in één lijn met de voorzijde van de voet
is. (Figuur 5-8 en 5-9a).
(4) 4e beweging
De linkerarm wordt in één tel langs de kortste weg teruggebracht zoals in de ’houding’.
Tegelijkertijd wordt het geweer met de rechterhand niet hoorbaar bij de voet geplaatst zoals in de
’houding’. (Figuur 5-4 en 5-5).
6. Het geweer presenteren
- Commando: ’presenteert = geweer’De uitgangssituatie is de ’houding’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ‘geweer’ wordt het geweer in één tel met de rechterhand opgetild
en midden voor het lichaam gebracht, pistoolgreep naar voren.
De onderarm is hierbij horizontaal.
De mondingsvlamdemper bevindt zich ter hoogte van de ogen, het wapen: 10 cm voor het
lichaam.
Tegelijkertijd worden met de aaneengesloten vingers van de linkerhand de handbeschermers aan
de onderzijde omvat, onderarm horizontaal, pink tegen de drukring, duim tussen geweer en
lichaam.
De linkerelleboog is hierbij tegen het lichaam gedrukt. (Figuur 5-18).
Figuur 5-18
(2) 2e beweging
De rechterhand omvat in één tel de pistoolgreep met de vingers aaneengesloten aan de
onderzijde, de duim omvat bovenlangs de pistoolgreep.
De rechterarm is hierbij nagenoeg gestrekt, de elleboog tegen het lichaam gedrukt.
Tegelijkertijd wordt de linkerduim rechtstandig gebracht aan de linkerzijde van het geweer. (Figuur
5-19 en 5-20).
 |  |
Figuur 5-19 | Figuur 5-20 |
- Commando: ’zet af = geweer’De uitgangssituatie is ’presenteert = geweer’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ‘geweer’ wordt met de rechterhand in één tel de loop omvat
waarbij de pink op de bajonetfitting rust.
Het geweer blijft hierbij rechtstandig midden voor het lichaam op dezelfde plaats.
Tegelijkertijd wordt de linkerduim tussen geweer en lichaam gebracht. (Figuur 5-18).
(2) 2e beweging
De aaneengesloten gestrekte duim en vingers van de linkerhand worden, met de handrug naar
voren gekeerd, in één tel tegen de mondingsvlamdemper geplaatst.
Tegelijkertijd wordt het geweer langs de kortste weg omlaag gebracht tot de kolf twee
vingerbreedten boven de grond en de voorzijde van de kolf in één lijn met de voorzijde van de voet
is. (Figuur 5-8 en 5-9a).
(3) 3e beweging
De linkerarm wordt in één tel langs de kortste weg teruggebracht zoals in de ’houding’.
Tegelijkertijd wordt het geweer met de rechterhand niet hoorbaar bij de voet geplaatst zoals in de
’houding’. (Figuur 5-4 en 5-5).
7. Het geweer in draagt geweer nemen
Dit commando kan worden gegeven tijdens langere verplaatsingen, ter afwisseling van de draagwijze: ’over =
geweer’, of ‘in draaghouding = geweer’.
In de uitgangssituatie: ’draagt = geweer’ kan niet naar rechts worden gericht.
In dat geval moet eerst de uitgangssituatie: ’over = geweer’ worden aangenomen.
| Bijzonderheden: ‘draagt = geweer’ is alleen mogelijk in de uitgangssituatie: de ‘houding’. |
- Commando: ’draagt = geweer’De uitgangssituatie is de ’houding’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ wordt het geweer in één tel met de rechterhand zover
omhoog getild, dat deze hand zich ter hoogte van de schouder bevindt.
Tegelijkertijd worden met de aaneengesloten vingers van de linkerhand de handbeschermers aan
de onderzijde omvat, onderarm horizontaal, pink tegen de drukring, duim tussen geweer en
lichaam. (Figuur 5-21).
Figuur 5-21
(2) 2e beweging
De rechterhand omvat in één tel de pistoolgreep met de vingers aaneengesloten aan de
onderzijde, de duim omvat bovenlangs de pistoolgreep.
De rechterarm is hierbij gestrekt. (Figuur 5-22).
Figuur 5-22
(3) 3e beweging
De linkerarm wordt in één tel langs de kortste weg teruggebracht zoals in de ’houding’. (Figuur 5-23).
Figuur 5-23
- Commando: ’zet af = geweer’De uitgangssituatie is ‘draagt = geweer’.
(1) 1e beweging
Op het uitvoeringscommando: ’geweer’ worden in één tel met de aaneengesloten vingers van de
linkerhand de handbeschermers aan de onderzijde omvat, pink tegen de drukring, duim tussen
geweer en lichaam.
Het geweer blijft hierbij rechtstandig tegen het lichaam en op dezelfde plaats. (Figuur 5-22).
(2) 2e beweging
De rechterhand omvat in één tel de loop waarbij de pink op de bajonetfitting rust.
Het geweer blijft hierbij rechtstandig tegen het lichaam en op dezelfde plaats. (Figuur 5-21).
(3) 3e beweging
De aaneengesloten gestrekte duim en vingers van de linkerhand worden, met de handrug naar
voren gekeerd, in één tel tegen de mondingsvlamdemper geplaatst.
Tegelijkertijd wordt het geweer langs de kortste weg omlaag gebracht tot de kolf twee
vingerbreedten boven de grond en de voorzijde van de kolf in één lijn met de voorzijde van de voet
is. (Figuur 5-8 en 5-9a).
(4) 4e beweging
De linkerarm wordt in één tel langs de kortste weg teruggebracht zoals in de ’houding’.
Tegelijkertijd wordt het geweer met de rechterhand niet hoorbaar bij de voet geplaatst zoals in de
’houding’. (Figuur 5-4 en 5-5).
8. De groet
- Commando: ’brengt = groet’De uitgangssituatie is ’over = geweer’.
Op het uitvoeringscommando: ’groet’ wordt de rechterhand in één tel langs de kortste weg tegen het
geweer gebracht zodanig, dat de rechteronderarm horizontaal is en de binnenzijde van de hand op het
geweer rust met de top van de duim tegen de bovenzijde van de kolf.
De duim en de vingers zijn hierbij gestrekt en aaneengesloten in het verlengde van de onderarm. (Figuur
5-24 en 5-25).
 |  |
Figuur 5-24 | Figuur 5-25 |
- Commando: ‘in de houding = staat’De uitgangssituatie is ‘de groet’.
Op het uitvoeringscommando: ‘staat’ wordt de rechterarm in één tel langs de kortste weg teruggebracht
zoals in de ‘houding’.
9. Wendingen op de plaats, passen achterwaarts, verkorte passen voorwaarts en passen zijwaarts
Wanneer wendingen op de plaats, ‘passen achterwaarts, verkorte passen voorwaarts en passen zijwaarts’
worden gecommandeerd, moet eerst de verrichting: ’over = geweer’ dan wel ’in draaghouding = geweer’
worden uitgevoerd.
10. Uit- en intreden
- UittredenDeze verrichting wordt uitgevoerd zoals omschreven in
hoofdstuk 3, punt 11a, met dien verstande, dat op
het uitvoeringscommando: ’uittreden’ de militair zo nodig eerst de verrichting: ’over = geweer’ uitvoert
en dat ‘de groet’ gewapend wordt gebracht. (Figuur 5-24).
- IntredenDeze verrichting wordt uitgevoerd zoals omschreven in hoofdstuk 3, punt 11b, met dien verstande, dat de
militair zo nodig de vereiste verrichtingen met zijn geweer uitvoert om zich weer in de uitgangssituatie op
te stellen.
11. Openen en sluiten
De uitgangssituatie is ‘over = geweer’.
Deze verrichting wordt uitgevoerd zoals omschreven in
hoofdstuk 3, punt 12.
12. Inrukken
De uitgangssituatie is ‘over = geweer’.
Deze verrichting wordt uitgevoerd zoals omschreven in
hoofdstuk 2, punt 10, met dien verstande, dat ‘de groet’
gewapend wordt gebracht. (Figuur 5-24).
13. Melden / afmelden
Deze verrichting wordt uitgevoerd zoals omschreven in
hoofdstuk 2, punt 6, met dien verstande, dat ‘de groet’
gewapend wordt gebracht. (Figuur 5-24).
14. Looppas
Voorafgaand aan het commando: ‘looppas = mars’ dient het geweer in ‘draaghouding’ te worden genomen.
15. Hoofd rechts tijdens gewapend defilé
De uitgangssituatie is ‘over = geweer’ in gewone pas.
Deze verrichting wordt uitgevoerd zoals omschreven in
hoofdstuk 3, punt 13, met dien verstande, dat elke
eenheid op gelijke wijze bewapend dient te zijn met betrekking tot het plaatsen van optisch vizier en / of bajonet /
vechtmes.
| Bijzonderheden: - Indien de eenheden door plaatselijke omstandigheden, vanaf het podium gezien, van rechts komen aanmarcheren
worden de commando’s voor het muziekkorps en voor de overigen bij het passeren van de richtvlaggen aangepast.
- Aanvang, duur en einde van: ‘hoofd = rechts’ zijn afhankelijk van de situatie en richtlijnen ter plaatse.
- Opstellen met ongelijksoortige bewapening:
in volgorde vanaf rechts:
- bewapend met geweer;
- bewapend met karabijn;
- bewapend met pistool;
- bewapend met sabel.
Daarna volgen eventueel onbewapende militairen.
- De respectievelijke commandanten brengen (al dan niet bewapend) het voorgeschreven eerbewijs.
|
16. Hoofd rechts tijdens inspecties
- Commando: ‘hoofd = rechts’De uitgangssituatie is afhankelijk van de bewapening en het daaraan gerelateerde eerbewijs aan de
inspecterende autoriteit.
- Uitvoering: zoals omschreven in hoofdstuk 3, punt 14.
| Bijzonderheden: - Indien de eenheid staat aangetreden op twee (drie of vier) gelederen, worden de verrichtingen uitgevoerd zoals
omschreven voor het eerste- / voorste gelid.
- Indien de autoriteit van links komt aanmarcheren, dient voor “rechts”, “links” gelezen te worden.
- Opstellen met ongelijksoortige bewapening:
in volgorde vanaf rechts:
- bewapend met geweer;
- bewapend met karabijn;
- bewapend met pistool;
- bewapend met sabel.
Daarna volgen eventueel onbewapende militairen.
- De respectievelijke commandanten brengen (al dan niet bewapend) het voorgeschreven eerbewijs.
- Indien bij de ‘niet ingedeelden’ hogere in rang staan aangetreden dan hun functionele commandant, geeft deze vooraf
de aanwijzing: ‘mag ik de boven mij gestelden verzoeken mijn exercitiecommando’s op te volgen’.
- Voor niet ingedeelden (onder)officieren nemen op gelijke wijze deel aan een ceremoniële inspectie.
|