Onderwerp: Bezoek-historie

Nota van toelichting op de arbeidsomstandighedenwet paragraaf 6. 7. (Straling)
Geldigheid:01-01-2000 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nota van toelichting op de arbeidsomstandighedenwet paragraaf 6. 7. (Straling)

verkorte versie aangevuld met defensiespecifieke informatie

Ioniserende straling

De Arbeidsomstandighedenwet is niet van toepassing op het gebied van de ioniserende straling. Op dit gebied gelden de bepalingen van de Kernenergiewet. In de Kernenergiewet zijn de regels voor het voorhanden hebben en gebruiken van radioactieve stoffen, splijtstoffen, ertsen ("kernmaterieel") en het gebruik van ioniserende straling uitzendende toestellen vastgelegd.

De basis van de Kernenergiewet (Kew) wordt gevormd door een vergunningenstelsel. Het is verboden, kernmaterieel voorhanden te hebben of ioniserende straling uitzendende toestellen te gebruiken zonder vergunning. Kew-vergunningen worden verleend door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Wanneer voor specifiek kernmaterieel of toestellen geen vergunning is vereist, is dit expliciet in de Kew vermeld.

De Kew is ook binnen Defensie geldig.

Voor kernmaterieel of toestellen van Defensie waaraan een rubricering is verbonden, gelden aparte regels. Op basis van het Vrijstellingsbesluit landsverdediging Kernenergiewet (VIK) is hiervoor geen vergunning van SZW vereist, maar een interne defensie-vergunning of "autorisatie". Voordat kernmaterieel binnen Defensie mag worden aangeschaft of toestellen mogen worden gebruikt, moet de verwerver aan het Bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet (BARK) een autorisatie (of eventueel een vergunning) aanvragen. Elke eenheid die kernmaterieel voorhanden heeft waarvoor een vergunning of autorisatie is vereist, moet beschikken over een (kopie van de) bijbehorende autorisatie.

In de autorisatie of vergunning zijn de voorschriften vastgelegd die gelden voor bijvoorbeeld opslag, gebruik en vervoer van het betreffende kernmaterieel.

De regels op het gebied van de ioniserende straling binnen Defensie zijn vastgelegd in de DP35-311, de "Handleiding stralingshygiëne Defensie".

Informatie over het bovenstaande is te verkrijgen bij:

Ministerie van Defensie Stralingsbeschermingsdienst (SBD) - Bureau Autorisatie en Registratie Kernenergiewet (BARK) - Toezichtorgaan Stralingshygiëne Defensie (TSD) Postadres: MPC 55 X Postbus 382 3720 AJ Bilthoven

Bezoekadres: Nieuwe Weteringseweg 229 Maartensdijk

tel. 0346 - 217837, MDTN *06-550-7837 Alarmnummer: 0346 - 217888, MDTN *06-550-7888 (24 uur per dag) fax. 0346 - 217848, MDTN *06-550-7848

Niet-ioniserende straling

Het Veiligheidsbesluit voor fabrieken of werkplaatsen 1938 en het Veiligheidsbesluit restgroepen kennen een bepaling met betrekking tot toestellen die bij het gebruik schadelijke niet-ioniserende (electromagnetische) straling uitzenden. Onder niet-ioniserende electromagnetische straling wordt verstaan ultraviolette (UV-)straling, zichtbaar licht, infrarode straling en radiofrequente straling, ELF-straling (extreme low frequency) of microgolfstraling. De diverse soorten straling worden onder meer afgegeven door lasers, radarapparatuur, lasapparaten, zend-en ontvanginstallaties, hoogspanningsleidingen en inductie-apparatuur. Bij blootstelling aan straling ken, afhankelijk van de intensiteit en de duur van de blootstelling schade aan het organisme ontstaan.

Het Arbeidsomstandighedenbesluit eist voorzieningen die de gevaren van niet-ioniserende straling zoveel mogelijk aan de bron voorkomen of beperken. Zo moeten toestellen die niet-ioniserende straling kunnen uitzenden, deugdelijk en goed onderhouden zijn. Bovendien moet de plaats waar de arbeid wordt verricht zodanig zijn ingericht dat zo min mogelijk straling vrijkomt. Hierbij kan gedacht worden aan afscherming aan de bron door het omhullen of in een aparte ruimte plaatsen van het betreffende apparaat. Indien dit in redelijkheid niet mogelijk is, moet schade aan de gezondheid ten gevolge van niet-ioniserende straling zo veel mogelijk worden voorkomen door organisatorische maatregelen, zoals het beperken van het aantal bloot te stellen werknemers of de duur van de mogelijke blootstelling. Indien de organisatorische maatregelen het risico niet of niet voldoende kunnen voorkomen, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld.

Binnen Defensie geven de Standardization Agreements (STANAG’s) richtlijnen voor toepassingen van niet-ioniserende straling. Dit betreft onder andere:

  • STANAG 2900 (laserstraling) richtlijnen betreffende veiligheidsmaatregelen, individuele en collectieve beschermingsmiddelen inventarisatie van personeel dat met laserstraling in aanraking ken komen en gegevens m.b.t. verplichte medische begeleiding
  • STANAG 3606 (laserstraling) definities en klasse-indelingen, informatie over de maximaal toelaatbare stralingsniveau’s en over risico-evaluatie
  • STANAG 2345 (electromagnetische straling)

Per STANAG is door de afzonderlijke krijgsmachtdelen vastgelegd, in hoeverre deze dient te worden geïmplementeerd in de interne voorschriften.

Voor alle zaken met betrekking tot niet-ioniserende straling op basis van de Arbowet dient men zich primair te richten tot de arbo- c.q. bedrijfsgeneeskundige dienst van het eigen krijgsmachtdeel.

Binnen de krijgsmachtdelen dient te zijn uitgewerkt hoe de arbo- c.q. bedrijfsgeneeskundige diensten met vragen of meldingen moeten omgaan.

Via de arbo- c.q. bedrijfsgeneeskundige dienst kan zo nodig de Directie Militair Geneeskundig Beleid (DMGB, per 1 januari 1999 vallend onder het Geneeskundig Facilitair Bedrijf van het DICO) of de Stralingsbeschermingsdienst van Defensie om advies of ondersteuning worden gevraagd.

Naar boven