Richtlijn uitoefenen transactiebevoegdheid
commandanten
Ter uitvoering van art. 5, derde lid, Besluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en
tuchtrecht.
Vastgesteld door de Hoofdofficier van Justitie bij het Parket van de Officier van Justitie
bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen en goedgekeurd door de
Procureur-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse
Antillen en Aruba dd. 5 mei 2000.
1. Inleiding
De kern van het Strafrecht omvat de mogelijkheid dat na overtreding van een gebods-
of verbodsbepaling een straf wordt opgelegd. Die straf kan, ondermeer, bestaan in het
opleggen van een vrijheidsstraf of het aantasten van het vermogen door
verbeurdverklaring van goederen en het opleggen van een geldboete. In onze
rechtscultuur moet het sanctiesysteem gedifferentieerd zijn en toegesneden op het
specifieke delict en de individuele dader. Daarin past ook nadrukkelijk het al, dan niet
voorwaardelijk achterwege laten van een strafrechtelijke reactie, het zogenaamde
(voorwaardelijk) seponeren.
Seponeren vloeit voort uit het opportuniteitsbeginsel: het beginsel volgens hetwelk het
openbaar ministerie vervolging achterwege kan laten op gronden aan het algemeen
belang ontleend. Kennisneming van een strafbaar feit wordt daarmee aan de rechter
onthouden. Ook dit is een vorm van rechtshandhaving, die wellicht wat tastbaarder
wordt wanneer men bedenkt dat van strafvervolging kan worden afgezien onder de
voorwaarde van schadevergoeding of afstand van het in beslag genomene. Een
andere wijze van afdoening van strafbare feiten is het aanbieden van een transactie.
Door betaling van de daarbij vastgestelde geldsom kan de verdachte strafvervolging
voorkomen.
Bij het aanbieden van een transactie hanteert het openbaar ministerie een aantal
uitgangspunten. Aangezien de transactiebevoegdheid van commandanten stoelt op
hetzelfde wettelijke kader, gelden voor hen dezelfde uitgangspunten. Deze richtlijn
beoogt aanwijzingen te geven met betrekking tot de wijze waarop deze bevoegdheid
moet worden uitgeoefend. Bedacht moet worden dat de verdachte niet verplicht is op
het transactieaanbod in te gaan.
Als verdachte het aanbod niet accepteert, zal hij ter terechtzitting worden gedagvaard.
2. Het wettelijk kader
Buiten het Koninkrijk of binnen de territoriale zee en ten aanzien van een zeer beperkt
aantal strafbare feiten hebben daartoe aangewezen bevelvoerende militairen
transactiebevoegdheid.
Artikel 59 van het Wetboek van Militair Strafrecht verschaft de basis voor de
transactiebevoegdheid van bevelvoerende militairen. De Regeling aanwijzing
bevelvoerende militairen met de bevoegdheden van hulpofficier van justitie dan wel
van opsporingsambtenaar geeft aan welke bevelvoerende militairen deze bevoegdheid
bezitten:
- de commandant van een oorlogsschip;
- de commandant van een bataljon van het Korps mariniers;
- de officier-detachementscommandant bij de Koninklijke Marine, Koninklijke
landmacht en bij de Koninklijke luchtmacht;
- de militaire attachés;
- de officier belast met het bevel over een vaartuig van de Kustwacht voor de
Nederlandse Antillen en Aruba.
Het Rijksbesluit uitvoeringsbepalingen militair straf- en tuchtrecht beperkt de
toepassing van de transactiebevoegdheid tot een aantal strafbare feiten. Hieronder
volgt een omschrijving van deze feiten met de daarvoor door mij vastgestelde
transactiebedragen.
a) | art 141 Sr: lichte gevallen van openlijk geweld (alleen schade
aan goederen) met een schade van maximaal Fl. 500, welke
schade moet worden vergoed.
Voor wat betreft geweld tegen personen: - droge klap of - gering letsel (blauw oog/bloedneus/schaafplek) |
Fl. 500,- Fl. 750,- Fl. 850,- |
b) | art 142 Sr: rustverstoring (vals alarm e.d. als rustverstoring;
geen uitrukken van hulpdiensten!) |
Fl. 250,- |
c) | art 266 Sr: eenvoudige belediging. Alleen vervolgbaar (en dus
transigabel) indien terzake een klacht is ingediend
- in woorden - in woorden op schrift of met omstanders waardoor aantasting van goede naam en eer |
Fl. 250,- Fl. 500,- |
d) | art 267 Sr: belediging van ambtenaar/meerdere in functie zonder
verdere complicaties (geen klacht vereist!) cmf. art. 266 Sr.
- in woorden - in woorden op schrift of met omstanders waardoor aantasting
van goede naam en eer |
Fl. 250,- Fl. 500,- |
e) | art 300-1 Sr. eenvoudige mishandeling:
- "droge" klap - gering letsel (blauw oog bloedneus/schaafplek) N.B: poging tot mishandeling is niet strafbaar! |
Fl. 250,- Fl. 500, |
f) | art 310 Sr: eenvoudige diefstal
waarde gestolene: t/m Fl. 100 Fl. 100,- tot Fl. 250,- Fl. 250,- tot Fl. 300,- Fl. 300,- tot Fl. 350,- Fl. 350,- tot Fl. 400,- Fl. 400,- tot Fl. 450,- Fl. 450,- tot Fl. 500,- meer dan Fl. 500,- diefstal uit gemakkelijk toegankelijke gebouw, verblijven,
kantines indien de waarde van het gestolene niet meer dan Fl.
250 bedraagt | Fl. 200,- Fl. 325,- Fl. 350,- Fl. 375,- Fl. 425,- Fl. 475,- Fl. 525,- geen Fl. 250,- |
g) | art 311-1. aanhef-1, aanhef en onder 4 en 5 Sr:
diefstal in vereniging/braak (verzwarende omstandigheden) vb.:
verbreking slot psu-kast waarbij lichte schade is veroorzaakt en
first offender N.B. geen transactie indien braak (vernielen raam/forceren deur)/
inklimming in woningen | cfm. art.
310 Sr,
maar
naast
hogere
schaal
(t/m Fl.
100,=>
Fl. 325,-;
enz.)
|
h) | art. 321 Sr: verduistering
indien er geen sprake is van ernstig misbruik van vertrouwen en
de waarde van het verduisterde maximaal f 250 bedraagt | cfm. art.
310 Sr.,
maar
naast
hogere
schaal |
i) | art. 350 Sr: vernieling/beschadiging/onbruikbaar
maken/wegmaken
schade maximaal f 500 en schade moet vergoed zijn/worden |
Fl. 300,- |
j) | art. 424 Sr: baldadigheid/staatschenderij | Fl. 100,- |
k) | art. 426 Sr: handeling(en) in dronkenschap (verkeer
belemmeren, orde verstoren, veiligheid bedreigen, riskante
handeling verrichten) | Fl. 100,- |
l) | art. 453 Sr: openbare dronkenschap | Fl. 65,- |
Uitdrukkelijk zij vermeld dat het hier gaat om uitgangspunten waarvan in een concreet
geval kan worden afgeweken.
Zo kan, in overleg met de Officier van Justitie, het aanbod van een transactie
achterwege worden gelaten of een hoger transactiebedrag worden vastgesteld.
Artikel 74a Sr verschaft de verdachte de mogelijkheid om, door betaling van het
maximum van de op het feit gestelde geldboete, strafvervolging te voorkomen. Is op
dat feit geen andere straf dan geldboete gesteld, dan moet de Officier van Justitie
daarop ingaan. Door de forse hoogte van de bedreigde geldboetes, is deze
mogelijkheid in het algemeen slechts van praktisch belang voor de overtredingen,
genoemd in de artikelen 424 Sr en 453 Sr (bedreigde geldboete f 500) en dan nog
slechts voorzover geen sprake is van recidive. Aangezien recidive in ruime zin (d.w.z.
ook buiten het gezichtsveld van de actuele plaatsing van betrokkene) slechts kan
worden vastgesteld door de Officier van Justitie moet in die geval overleg met
laatstgenoemde plaatshebben.
3. Het toepassingskader
Uit artikel 59 van het Wetboek van Militair Strafrecht kan, in relatie tot artikel 59 van de
Wet militaire Strafrechtspraak nog een andere zeer belangrijke beperking worden
afgeleid: de transactiebevoegdheid wordt slechts uitgeoefend indien binnen een
etmaal geen huilofficier van justitie of andere opsporingsambtenaar beschikbaar is of
beschikbaar komt. Toepassing van deze richtlijn vormt dan ook de uitzondering op de
regel. Want meestal zullen in het buitenland vertoevende eenheden vergezeld worden
door een detachement Koninklijke Marechaussee. De varende eenheden van de
Koninklijke marine vormen daarop de belangrijkste uitzondering.
De transactiebevoegdheid van aangewezen bevelvoerende militairen is dus
nadrukkelijk subsidiair en in feite bedoeld voor situaties waarin een "lik op
stuk"-benadering geboden is.
Het spreekt vanzelf dat transactie slechts kan worden overwogen indien vaststaat dat
de verdachte het feit heeft gepleegd. Geen transactievoorstel wordt gedaan indien
verdachte ontkent! Evenmin wordt een transactie aangeboden indien het feit in het
buitenland is gepleegd en daarop een (strafrechtelijke) reactie van de plaatselijke
autoriteiten is gevolgd.
Het aanbieden van een transactie is immers een wijze van afdoening van strafbare
feiten. En niemand wordt ter zake van hetzelfde feit tweemaal gestraft! De
commandant moet er derhalve, wil hij een transactie aan kunnen bieden, zeker van
zijn dat de plaatselijke autoriteiten "afstand van rechtsmacht" hebben gedaan.
Indien de verdachte niet ingaat op het voorstel, zal dagvaarding volgen. Het opmaken
en inzenden van een proces-verbaal is dus altijd vereist! In dat proces-verbaal dient
vermeld te worden dat ter zake een transactie werd aangeboden.
Het opgemaakte proces-verbaal dient onmiddellijk ingezonden te worden aan de
Officier van Justitie (Militaire Zaken) te Curaçao i.a.a. de staf van de Bevelhebber van
het krijgsmachtdeel.
Natuurlijk kan ook ten aanzien van andere dan de genoemde strafbare feiten behoefte
bestaan aan een "lik op stuk" reactie. In dat geval en in de gevallen waarin twijfel
bestaat omtrent de juiste reactie in het kader van deze richtlijn, kan contact worden
opgenomen met de officier van justitie (telefoon 5999-4621255; fax: 5999-4611888 of
5999-4613328) of week/piket ovj (telefoon: 5999-5602285) of via de meldkamer van
de stafKoninklijke Marechaussee te Curaçao (telefoon: 59994637552 of
5999-5601020) of, voor de Koninklijke Marine, via de commandant der zeemacht in de
Nederlandse Antillen).
Het transactiebedrag moet binnen vier weken betaald zijn. Betaling in termijnen is niet
toegestaan.
4. Verantwoording van door transactie verkregen gelden.
Wenst de (militaire) verdachte in te gaan op het aangeboden transactievoorstel, dan
dient hij bij de comptabele van zijn eenheid aan de gestelde betalingsvoorwaarde
voldoen. Eenmaal per kalendermaand maakt de comptabele de ter zake van
aangeboden transacties ontvangen gelden, onder vermelding van het
coderingsnummer, over op girorekening no. 109 797, of op bankrekening no.
11.12.740 bij de ABN/AMRO of op bankrekening no. 73333301 bij Maduro & Curiel’s
Bank N.V. ten name van de Officier van Justitie.
Het coderingsnummer is opgebouwd uit:
a. het "typenummer" van de militaire afdeling van het parket: MZ;
b. het "registratienummer" van de militaire verdachte;
c. het "volgnummer" van het ter zake opgemaakte proces-verbaal (van belang
indien ten aanzien van de verdachte meerdere processen-verbaal zijn
opgemaakt).
Voorbeeld: MZ/72.10.08.218/01.
Het coderingsnummer wordt ook op het proces-verbaal vermeld. In alle
correspondentie wordt daarnaar verwezen. Van de betaalde transactiebedragen wordt
een specificatie (naar coderingsnummer en transactie bedrag) direct ingezonden aan
het parket Officier van Justitie te Curaçao, Officier van Justitie belast met militaire
zaken, Tempel Emanu El, Hendrikplein z/n, Curaçao - Nederlandse Antillen.
Ter zake van de betaling wordt betrokkene een gedagtekend en door de commandant
ondertekend betalingsbewijs uitgereikt. Op het betalingsbewijs dient voormeld
coderingsnummer vermeld te worden.- Genoemd betalingsbewijs wordt per
krijgsmachtdeel na goedkeuring door de Officier van Justitie nader vastgesteld en in
de uitvoeringsvoorschriften als bijlage gevoegd.
Richtlijn tuchtsepot (code 20) voor gevallen als bedoeld in art. 79 Wet militair
tuchtrecht.
Vastgesteld door de Hoofdofficier van Justitie bij het parket Officier van Justitie bij het
Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen en goedgekeurd door de
Procureur-Generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van-Justitie van de Nederlandse
Antillen en Aruba dal. 5 mei 2000
Richtlijn tuchtsepot (code 20) voor gevallen als bedoeld in artikel 79 Wet Militair
Tuchtrecht (WMT)
1. Inleiding
Deze richtlijn bevat een eerste regeling met betrekking tot het seponeren van strafbare
feiten ter zake van het bepaalde in artikel 79 WMT zodat de commandant de
tuchtrechtelijke pendant kan afdoen.
DefinitieHet tuchtsepot is de beslissing, welbewust genomen door een daartoe bevoegde
functionaris van justitie, om m.b.t. een strafbaar feit waarvan enige gegevens zijn
vastgelegd en waarover deze functionaris heeft gesproken met de tot aangifte
verplichte commandant, af te zien van het opmaken van proces-verbaal.
SepotgrondVoor het toepassen van artikel 79 WMT is relevant: sepotcode 20 (ander dan
strafrechtelijk ingrijpen prevaleert).
In artikel 79 WMT is de mogelijkheid geregeld om te beslissen dat van een door de
commandant aangegeven strafbaar feit -de strafbare feiten zijn limitatief opgesomd -
geen (verder) proces-verbaal te doen opmaken, maar het feit als schending van een
gedragsregel ter afdoening te laten aan de tot straffen bevoegde
commandant/beklagmeerdere.
Het artikel luidt als volgt:
Artikel 79 WMT
"1. Indien een gedraging naar het oordeel van de
commandant een van de strafbare feiten oplevert omschreven in de artikelen 267,
aanhef en onder le en 2e, 300 eerste lid, 310, 311, aanhef en onder 4e en 5e,
321 of 350 van het Wetboek van Strafrecht of omschreven in de artikelen 96,
aanhef en onder 2e en 3e, 98, aanhef en onder 2e, 166 of 169 van het Wetboek van
Militair Strafrecht met dien verstande dat de duur van de in de artikelen 96 en
98 van het Wetboek van Militair Strafrecht genoemde ongeoorloofde afwezigheid
ten hoogste acht dagen is en het openbaar ministerie bij het in artikel 81,
eerste lid, bedoelde gerecht de commandant mededeelt dat het voorshands instemt
met tuchtrechtelijke afdoening, kan de commandant een beschuldiging uitreiken,
voorzover de gedraging tevens de schending van een gedragsregel van deze wet
inhoudt. Van de mededeling van het openbaar ministerie wordt aantekening gedaan
in het stuk, bedoeld in artikel 76, eerste lid. (uitspraak)
2. De commandant zendt na het einde van het tuchtproces in
eerste aanleg bericht omtrent de afloop daarvan aan het openbaar ministerie van
het in artikel 81, eerste lid, bedoeld gerecht (OvJ te Curaçao).
3. De toepassing van het bepaalde in het eerste lid doet niet
af aan het formele recht tot strafvordering van het openbaar ministerie. Indien
het strafbare feit wordt afgedaan met toepassing van artikel 74 van het Wetboek
van Strafrecht of indien een vervolging ter zake leidt tot een
schuldigverklaring door de rechter door de rechter, wordt bij het stellen van
voorwaarden onderscheidenlijk bij de oplegging van een straf rekening gehouden
met de wegens de schending van een gedragsregel van deze wet opgelegde
straf."
Hierdoor wordt voor de commandant de mogelijkheid geopend om,
na een sepot, tegen deze in principe binnen het strafrecht vallende gedragingen,
die niettemin een nadelig effect kunnen hebben op de sfeer binnen de militaire
leefgemeenschap, toch tuchtrechtelijk te kunnen optreden. In deze richtlijn
worden de basisprincipes en voorwaarden behandeld die aanwezig en/of vervuld
dienen te zijn om te beslissen dat (verder) opmaken van een volledig
procesverbaal (d.w.z.) een proces-verbaal als resultaat van een afgerond
opsporingsonderzoek) door de opsporingsambtenaar achterwege kan blijven en
dientengevolge de tuchtrechtelijke afdoening in handen van de commandant gesteld
wordt.
2. Bevoegdheid
2.1. De bevoegdheid tot het nemen van de beslissing om geen volledig
proces-verbaal te doen opmaken is voorbehouden aan het openbaar ministerie van de
Nederlandse Antillen (de Officier van Justitie belast met militaire zaken).
3. Het opnemen van contact met het openbaar ministerie
3.1 De commandant neemt in persoon contact op met het openbaar ministerie in
verband met het doen van aangifte van een strafbaar feit dat zich naar zijn mening
tevens leent voor afdoening op grond van artikel 79 WMT. Is de commandant van
oordeel dat de gedraging wel een strafbaar feit is, maar geen feit dat hij ingevolge
artikel 79 WMT zelf kan afdoen, dan doet de commandant ingevolge artikel 78 WMT
onverwijld aangifte bij de Koninklijke Marechaussee.
3.2 Het openbaar ministerie bepaalt of en zo ja welke verdere handelingen nog
verricht moeten worden. Bereikbaarheid functionarissen parket te Curaçao die als
aanspreekpunt fungeren m.b.t. de beoordeling van artikel 79 WMT-zaken. telefoon
centrale: 4621255, 4342100, secretaris tst. 140, Officier van Justitie tst. 139, buiten
kantooruren pikettelefoon: 5602285 fax: 4611888 postadres: Parket Officier van
Justitie, Tempel Emanu-El, Hendrikplein z/n, Curaçao, Nederlandse Antillen.
4. De beslissing
4.1. De contactfunktionaris stelt vast of
- slechts door de commandant in persoon aangifte wordt/is gedaan;
N.B. Indien de aangifte (mede) geschiedt door de aangever/benadeelde als
privé-persoon wordt proces-verbaal opgemaakt. Dat wil zeggen dat indien de
commandant mede besluit om aangifte te doen van een hem ter kennis gekomen
strafbaar feit - zoals bedoeld in artikel 79 WMT - en van welk strafbaar feit een ander
als aangever/slachtoffer/benadeelde reeds of tevens aangifte heeft gedaan, altijd
onverwijld volledig proces-verbaal wordt opgemaakt en wordt ingezonden aan de
Officier van Justitie (belast met militaire zaken) te Curaçao. Van een tuchtsepot en
afdoening op basis van artikel kan dan geen sprake meer zijn.
- de aangifte een strafbaar feit betreft zoals omschreven in artikel 79 WMT;
- de vermoedelijke (militaire) dader(s) bekend is/zijn;
- het feit van lichte aard is (zie punt 7);
- er tevens sprake is van een schending van een gedragsregel omschreven in
de WMT (een tuchtrechtelijke pendant) aanwezig is.
4.2. Overige criteria:
indien de verdachte ontkent en overigens voldoende wettig bewijs
voorhanden is, wordt toepassing van artikel 79 WMT uitgesloten;
- in het algemeen geldt dat in geval van schade de vergoeding daarvan heeft
plaatsgehad dan wel een reële schaderegeling (procedure) is getroffen of in
gang is gezet;
- recidive betreffende eenzelfde of soortgelijk feit sluit toepassing van artikel 79
WMT niet uit. Bedacht dient echter te worden dat op grond van recidive deze
wijze van afdoening mogelijk niet langer een passende reactie op het
gepleegde strafbare feit is. In een dergelijk geval zou een transactieaanbod.
vastgesteld door de Officier van Justitie in (telefonisch) overleg, een snel en
goed alternatief kunnen zijn;
- verdachte moet - indien er sprake is van diefstal/verduistering- vrijwillig
afstand doen t.o.v. de commandant en ten behoeve van de rechthebbende;
indien niet vrijwillig afstand wordt gedaan, dient een volledig proces-verbaal
te worden opgemaakt. De commandant kan zaken innemen c.q. in beslag
nemen (artikel 103 WMT en artikel 59 WMR (Wet Mil. rechtspraak);
- bijzondere aandacht moet bestaan voor die gevallen waarin het de Officier
van Justitie als merkwaardig voorkomt dat niet de benadeelde c.q. het
slachtoffer aangifte of klachten komt doen maar alleen de commandant vanuit
zijn verantwoordelijkheid o.g.v. artikel 78 WMT. Geweldsdelicten c.q.
groepsterreur richting de "zwakke" in de militaire samenleving kunnen aan de
orde zijn!
4.3. Pas na de vaststelling dat aan de onder 4.1 genoemde criteria is voldaan, de
situatie van medeaangifte zich niet voordoet en de omstandigheden genoemd onder
4.3. niet aan de orde zijn, beslist de Officier van Justitie dat (verder) geen
proces-verbaal wordt opgemaakt door de opsporingsambtenaar.
N.B. Indien echter alsnog aangifte door benadeelde wordt gedaan, dient tot het opmaken en
insturen van een volledig proces-verbaal te worden overgegaan. De commandant wordt
hieromtrent onverwijld in kennis gesteld teneinde tuchtrechtelijke afdoening - indien nog niet
geschied - te voorkomen.
4.4. De Officier van Justitie geeft indien de commandant de tuchtrechtelijke pendant
mag afdoen aan de commandant een machtiging af. De eerstvolgende werkdag, in elk
geval zo wordt de commandant een parketnummer, waaronder de zaak wordt
ingeschreven, medegedeeld.
4.5. Indien geen machtiging wordt verleend moet de commandant ingevolge
artikel 78 WMT onverwijld aangifte doen bij de Koninklijke Marechaussee.
5. De (verdere) afdoening.
5.1. Aan de Officier van Justitie te Curaçao (militaire zaken) zendt de
commandant onverwijld de afdoening van de zaak in met als stukken: - een afschrift
van het straffenformulier; - overige vereiste bescheiden van de tuchtafdoening.
Op het straffenformulier maakt de commandant melding van de machtiging van het
OM (Tekst: "afgedaan ingevolge machtiging OM dd -----, parketnummer ").
5.2. Aan de commandant Brigade KMAR onder wie de commandant ressorteert
zendt de commandant onverwijld een afschrift van het straffenformulier.
5.3. Na registratie van de door de commandant ingezonden en daarmede
"gecompleteerde" bescheiden, toets de OvJ de afdoening en beslist indien aan criteria
voldaan is tot "sepot ander dan strafrechtelijke ingrijpen prevaleert". (sepotgrond 20).
Indien de OvJ alsnog tot een "andere" justitiële reactie beslist (ex art. 79 lid 3 WMT),
draagt hij de brigadecommandant onder wie de commandant ressorteert op alsnog
volledig pv op te (doen) maken.
6. De aard van het strafbare feit en de tuchtrechtelijke pendant
6.1. De aard van het strafbare feit. Bij elke afweging of het een 79 WMT-feit is
dienen als factoren in overweging genomen te worden: de geringe ernst van het feit,
de aard van het geschonden rechtsbelang en de mate waarin daarop inbreuk is
gemaakt. Deze factoren doen een andere dan straf rechtelijke afdoening prevaleren.
Overige afwegingsfactoren hierbij zijn:
a. de persoon van de dader (doorgaand gedrag/recidive);
b. de intentie en het raffinement waarmee het delict is gepleegd;
c. de uitwerking van het feit op de militaire samenleving.
N.B. Het moet duidelijk zijn dat de (militaire) rechtsorde niet ernstig is geschonden.
Aanwijzingen daarvoor kunnen zijn:
- dat men doorgaans in de dienst aan een dergelijk voorval niet zwaar tilt en
ook de benadeelde/het slachtoffer in casu zulks niet doet;
- de omstandigheden waaronder het feit wordt gepleegd; zo kunnen bijv.
wachtdiensten en oefenomstandigheden een contra indicatie opleveren;
- de wijze waarop de militaire overheid in het algemeen de gevolgen van feiten
als de onderhavige tegemoet treedt; bijv. niet of slechts een gematigd
schadeverhaal toepast, volgens een vastgestelde regeling;
d. spontane excuses en/of schadevergoeding c.q.-regeling.
6.2. De tuchtrechtelijke pendant.
Het feit is ook aan te merken als een schending van een gedragsregel als omschreven
in de Wet Militair Tuchtrecht.
7. De in artikel 79 WMT genoemde strafbare feiten.
Zeker in de aanvangsperiode zal overleg tussen de ovj te Curaçao (militaire zaken)
mede kunnen dienen om tot aanpassing of verfijning van onderhavige richtlijn te
komen. In onderstaande voorbeelden zijn artikelsgewijs enige indicatoren aangegeven
die kunnen bijdragen tot een juiste beslissing omtrent de vraag of er sprake is van een
geval waarin artikel 79 WMT kan worden toegepast:
t.a.v. Artikel 267 Sr.
- gering/eenvoudig karakter van de belediging;
- niet als kwetsend ervaren door de beledigde;
- ordinaire ruzie of verbale agressie tussen meerdere en mindere;
- verhouding tussen de betrokken partijen is geregeld;
- spontaan verlies van zelfbeheersing;
- het feit is door de beledigde zelf uitgelokt.
t.a.v. Artikel 300 Sr
- een spontaan verlies van zelfbeheersing. Gebruik van een slag- of
stootwapen door de dader geldt hierbij als contra-indicatie;
- de mishandelde wenst geen aangifte te doen omdat hij het feit als afgedaan
beschouwt;
- geen letsel of letsel van zeer geringe aard; geen behoefte tot consultatie van
een arts; provocatie van de mishandelde.
t.a.v. Artikel 310 c.q. 310 jo 311 S cg. 321 Sr
- geringe waarde van het ontvreemde of verduisterde goed (tot omstreeks)
f100);
- teruggave of schaderegeling m.b.t. het voorwerp van het delict heeft
plaatsgevonden;
- een op zich staand feit (geen stelselmatigheid) dat niet tot verdere
schadevergoeding aanleiding geeft (NB. bij inbraak in PSU-kast is sprake van
meerdere benadeelden);
- een verduisterd goed/bedrag in beginsel niet toegeëigend in de zogenaamde
vertrouwensfuncties (zoals barkeeper/beheerder (privé)geldfonds van
eenheid/ chauffeur/hulpbeheerder);
- de privé eigenaar/benadeelde beschouwt de zaak als afgedaan;
- geen sprake van een op diefstal volgende heling van het ontvreemde goed;
- het feit is de dader als het ware "overkomen".
N.B: Duidelijk moge zijn dat indien sprake is van echte chambreediefstal (denk ook aan
PSU-goederen) of diefstal van defensie-uitrustingsstukken in name zin of bij gebruikmaking van
min of meer professionele braakmethoden, het feit niet voor tuchtrechtelijke afdoening in
aanmerking komt en de commandant aangifte moet doen bij de Koninklijke Marechaussee.
t.a.v. Artikel 350 Sr.
- schade van geringe aard te denken valt aan een schadebedrag van niet meer
dan fl 100);
- spontaan verlies van zelfbeheersing of lichte baldadigheid; schade vergoed
c.q. schaderegeling getroffen;
- door benadeelde zelf uitgelokt.
t.a.v. Artikel 96 c.q. 98 WMSr
het gaat bij het 2e lid om OA tot ten hoogste 8 dagen;
- bij het 3e lid is het niet het tijdselement dat van betekenis is, maar de ernst
van het geval;
- moet het schip/de eenheid wachten, wanneer kon de militair zich weer bij de
eenheid voegen, welke inspanningen vergde dit van de organisatie, moet de
militair zelf de kosten dragen van de reis/verblijf naar/in het buitenland,
functie van de militair;
- duidelijk zal moeten zijn dat er geen sprake is van het zogenaamde
"criterium" (schade aan/schade te duchten voor oefening/operatie).
Artikel 166 WMSr
tijdens het verrichten van dienst afwijken van de route voor andere dan
dienstaangelegenheid c.q. daar opdracht toe geven;
- de gedraging vindt plaats op een terrein in gebruik bij of ten behoeve van het
ministerie van defensie tijdens de dienst;
- het zonder toestemming (eenmalig) gebruiken van dienstauto voor woon-werkverkeer;
- geen schade toegebracht aan het voertuig om het voertuig onder zich te
verkrijgen;
- schade is/wordt vergoed of verhaald via de beleidsregel schadeverhaal
(schade bedraagt niet meer dan Fl. 100,-) (voor een indicatie t.a.v. de
kilometervergoeding kan worden bijvoorbeeld worden geraadpleegd de
Tarieven lijst KL 1997 of een vergelijkbare lijst van ander krijgsmachtdeel);
- contra-indicatie: drankgebruik; op de kazerne buiten dienst; buiten de
kazerne en buiten dienst; geen (militair) rijbewijs; niet van toepassing op
(lucht)vaartuig, tenzij sloep of schouw;
- schade/letsel aan derden.
Artikel 169 WMSr
- de gedraging vindt plaats op een terrein in gebruik bij of ten behoeve van het
ministerie van defensie (het betreft dan veelal de toepassing van de
verkeersregeling met name parkeer-perikelen, rijden zonder militair rijbewijs
terwijl er een civiel rijbewijs voor de categorie aanwezig is (dit geldt niet indien
sprake is van een categorie genoemd in artikel 25 Verkeersregeling
defensie);
- snelheidsovertredingen buiten de kazernebuiten militaire terreinen op basis
van nadere regels gesteld door de militaire autoriteiten (vgl. overtredingen in
buitenlandse inzetgebieden);
- geringe schade ontstaan aan alleen defensie materieel en schade is vergoed
of wordt verhaald via de beleidsregeling schadeverhaal;
- geen letsel of letsel van geringe aard (geen behoefte aan consulteren arts);
contra-indicatie: drankgebruik; schade/letsel aan derden (niet
defensie-personeel).