Onderwerp: Bezoek-historie

Klachtenregeling gedragingen Defensiepersoneel
Geldigheid:01-03-2014 t/m 01-07-2016Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Klachtenregeling gedragingen Defensiepersoneel

Gelet op:

  • Hoofdstuk 2, artikel 3 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998
  • Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Vastst./Wijz datum Bron Nummer Wijz. t.a.v. Inwerkingtr. datum
13-02-14HDPBS201400350701-03-14

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. klager: de persoon die een klacht indient;

b. functionaris: de persoon die ten tijde van de gedraging, waarover wordt geklaagd, werkzaam was onder verantwoordelijkheid van de Minister;

c. beklaagde: de functionaris tegen wie de klacht is gericht;

d. klacht: een uiting van ongenoegen over de wijze waarop een bestuursorgaan dan wel een functionaris zich al dan niet heeft gedragen;

e. klacht inzake ongewenst gedrag: klacht van een functionaris over zelf ondervonden ongewenst gedrag van een andere functionaris dat verband houdt met het verrichten van arbeid en dat ziet op (seksuele) intimidatie, agressie, stalking, pesten, treiteren, discriminatie en/of kwaadspreken;

f. (seksuele) intimidatie: ongewenste (seksuele) toenadering, verzoeken om (seksuele) gunsten, of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag waarbij: - onderwerping aan dit gedrag (expliciet of impliciet) gehanteerd wordt als voorwaarde of als basis voor beslissingen over de functionaris of; - onderwerping aan dit gedrag het werk, de prestatie of de positie van de functionaris redelijkerwijs aantast of heeft aangetast of; - dit gedrag de werkomgeving intimiderend, vijandig of onaangenaam maakt;

g. agressie: psychisch of fysiek lastigvallen, bedreigen of aanvallen;

h. stalking: het, al dan niet door middel van communicatiemiddelen, bij voortduring bespieden, besluipen, achtervolgen of lastigvallen;

i. discriminatie: het ongeoorloofd onderscheid maken op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid of leeftijd;

j. pesten: kwellen in woord of daad;

k. treiteren: op gemene wijze voortdurend plagen;

l. kwaadspreken: in een kwaad daglicht stellen, waarbij het gestelde (gedeeltelijk) waar of onwaar kan zijn;

m. Minister: de Minister van Defensie;

n. dienstonderdeel: een onderdeel van het ministerie van Defensie als bedoeld in het Algemeen organisatiebesluit Defensie 2005;

o. hoofd Defensieonderdeel: degene die belast is met de leiding van een dienstonderdeel conform het Algemeen organisatiebesluit Defensie 2005;

p. commandant: commandant als bedoeld in artikel 2 van de Regeling aanwijzing commandanten defensie;

q. vertrouwenspersoon: een hiertoe aangewezen functionaris die fungeert als eerste aanspreek- en opvangpunt voor functionarissen die menen met ongewenst gedrag te zijn geconfronteerd;

r. Centrale Adviseur Integriteit Defensie (CAID): een functionaris van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) die de klachtbehandelaar adviseert over sociale integriteit;

s. klachtbehandelaar: degene die op grond van artikel 8 lid 1 van deze regeling is aangewezen als behandelaar van de klacht;

t. klachtadviesinstantie: een functionaris die of een commissie die door de klachtbehandelaar is aangewezen de klacht te onderzoeken en hem daarover te adviseren;

u. Commissie Ongewenst Gedrag: door de Minister ingestelde klachtadviesinstantie, die klachten inzake ongewenst gedrag behandelt en daarover adviseert.

Artikel 2 Doel en reikwijdte

1. Een ieder kan een klacht indienen over de wijze waarop een functionaris zich heeft gedragen.

2. Een functionaris kan een klacht inzake ongewenst gedrag indienen over zelf ondervonden ongewenst gedrag van een andere functionaris, dat verband houdt met het verrichten van arbeid en dat ziet op (seksuele) intimidatie, agressie, stalking, pesten, treiteren, discriminatie en/of kwaadspreken.

3. Deze regeling is niet van toepassing, indien een klacht betrekking heeft op gedragingen waarop één van de navolgende regelingen van toepassing is:

  1. de Klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee / krijgsmacht;
  2. het Besluit klachtrecht militairen;
  3. de Regeling klachtenbehandeling gezondheidszorginstellingen Defensie.

Artikel 3 Geen verplichting tot het behandelen van een klacht

1. Geen verplichting tot behandeling van een klacht bestaat, indien deze betrekking heeft op een gedraging:

  1. waarover eerder een schriftelijke klacht is ingediend, die met inachtneming van deze regeling is behandeld;
  2. die langer dan een jaar voor indiening van de klacht heeft plaatsgevonden;
  3. waartegen door de klager bezwaar gemaakt is of had kunnen worden. Dit laat onverlet de mogelijkheid een klacht in te dienen over de bewoordingen van de motivering van het besluit, waartegen geen bezwaar is gemaakt.
  4. die door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andere rechterlijke instantie dan een administratieve rechter onderworpen is, dan wel onderworpen is geweest of,
  5. zolang terzake daarvan een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de opsporing of vervolging van een strafbaar feit en terzake van dat feit een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is.

2. Geen verplichting tot behandeling bestaat, indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is, zulks met inachtneming van artikel 9:8 lid 2 AWB.

3. Van het niet in behandeling nemen van een schriftelijke klacht, wordt de klager door of namens de klachtbehandelaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de klacht, schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld met inachtneming van de artikelen 9:8, lid 1 onder c en 9:18 Awb.

4. In het geval er sprake is van een situatie zoals omschreven in het eerste lid onder e kan er alleen tot behandeling van een klacht worden overgegaan, na toestemming van het Openbaar Ministerie, de KMar of de politie.

5. Indien tijdens de behandeling van de klacht blijkt dat er sprake is van mogelijk strafbare feiten doet de klachtbehandelaar aangifte. Indien de klachtadviesinstantie of de Commissie Ongewenst Gedrag geconfronteerd wordt met mogelijk strafbare feiten dan informeert deze onmiddellijk de klachtbehandelaar. Bij twijfel overlegt de klachtbehandelaar met het hoofd Juridische Zaken van zijn Defensieonderdeel. Verdere behandeling van de klacht vindt plaats na toestemming zoals bedoeld in het vorige lid.

Artikel 4 Behandeling van een mondelinge klacht

1. Een klager die een mondelinge klacht wil indienen, richt zich bij voorkeur tot de leidinggevende van beklaagde.

2. Een mondeling ingediende klacht dient zorgvuldig en zo spoedig mogelijk te worden afgehandeld.

3. Zodra de behandeling van de mondelinge klacht heeft geleid tot genoegdoening van de klager, kan met de behandeling worden gestopt.

4. De door klager aangesproken functionaris informeert met redenen omkleed de klager, indien de mondelinge klacht op grond van artikel 3 niet wordt behandeld.

5. Indien de behandeling van de mondelinge klacht niet leidt tot genoegdoening van de klager, kan klager een schriftelijke klacht indienen.

Artikel 5 Vertrouwenspersoon

Klager kan, onverminderd het recht om een klacht in te dienen, zich wenden tot een vertrouwenspersoon, waarbij kan worden bezien of op informele wijze een aanvaardbare oplossing kan worden gevonden. De vertrouwenspersoon heeft een intern verschoningsrecht en kan niet verplicht worden om vertrouwelijke informatie te geven aan anderen, ongeacht hun positie of rang, uitgezonderd opsporingsambtenaren.

Artikel 6 Het indienen van een schriftelijke klacht

1. Een schriftelijke klacht wordt door klager ondertekend en bevat ten minste:

  1. de naam en het adres van de klager;
  2. de dagtekening;
  3. een omschrijving van de gedraging waarover wordt geklaagd;
  4. de identiteit van de beklaagde of de beklaagden.

2. Een schriftelijke klacht wordt ingediend bij de behandelaar als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

3. Met het indienen van een schriftelijke klacht wordt gelijk gesteld het door de klager aan de klachtbehandelaar op elektronische wijze toezenden van de klacht, indien aan het in het eerste lid onder de aanhef en a. tot en met d. gestelde is voldaan.

Artikel 7 Schriftelijke klacht

1. Naast de formele vereisten van artikel 6 vermeldt klager zo mogelijk waar en wanneer de gedraging heeft plaatsgevonden en de identiteit van de eventuele getuigen.

2. Voor het op schrift stellen van een klacht inzake ongewenst gedrag kan klager zich laten bijstaan door de Coördinator Lokale Vertrouwenspersonen van zijn Defensieonderdeel.

3. De klachtbehandelaar draagt zorg voor de melding in het Systeem Melding Voorval. De klachtbehandelaar is eigenaar van het onderzoeksdossier en draagt zorg voor een deugdelijke opslag van het dossier en registratie van de klacht alsmede de registratie van de afdoening ervan.

Artikel 8 Behandelaar van een schriftelijke klacht

1. Schriftelijke klachten worden behandeld en afgedaan:

  1. indien het klachten over de Secretaris-Generaal betreft, door de Minister;
  2. indien het klachten over een hoofd Defensieonderdeel betreft, door of namens de Secretaris-Generaal;
  3. indien het klachten over functionarissen anders dan onder a of b betreft, door of namens de commandant van beklaagde;
  4. indien het klachten betreft welke zich niet richten tegen gedragingen van een specifiek persoon, door of namens het hoofd Defensieonderdeel onder wiens verantwoordelijkheid de gedraging jegens de klager valt.

2. De klachtbehandelaar kan de klacht laten onderzoeken en zich laten adviseren door een klachtadviesinstantie, die hij daarvoor aanwijst. Indien de klachtbehandelaar een klachtadviesinstantie aanwijst, meldt de klachtbehandelaar dit schriftelijk aan klager.

3. In het geval een schriftelijke klacht inzake ongewenst gedrag is ingediend, bespreekt de klachtbehandelaar tezamen met de centrale adviseur integriteit Defensie (CAID) de procedurele mogelijkheden met de klager. Daarbij komen de mogelijke wijzen van de behandeling van de klacht aan de orde en informeert de klachtbehandelaar klager over de Commissie Ongewenst Gedrag. Indien klager daar om verzoekt, wijst de klachtbehandelaar de Commissie Ongewenst Gedrag aan als klachtadviesinstantie. De klachtbehandelaar kan de Commissie Ongewenst Gedrag niet aanwijzen als klachtadviesinstantie indien klager daar niet mee instemt.

4. In het geval een schriftelijke klacht inzake ongewenst gedrag is ingediend, zendt de klachtbehandelaar na afloop van de bespreking met klager een afschrift van de klacht aan het hoofd Defensieonderdeel en informeert deze over de wijze van behandeling van de klacht.

5. Het hoofd Defensieonderdeel is bevoegd, in bijzondere gevallen en met redenen omkleed, de klachtbehandeling op zich te nemen wanneer de aard en de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Artikel 9 Ontvangstbevestiging schriftelijke klacht

1. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de klacht, wordt door de klachtbehandelaar schriftelijk aan de klager bevestigd, dat de klacht is ontvangen. De klachtbehandelaar vermeldt daarbij de te volgen procedure van klachtbehandeling en de eventuele aanwijzing van de klachtadviesinstantie.

2. Indien de klacht niet voldoet aan de vereisten van artikel 6, eerste lid, wordt klager in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen binnen een door de klachtbehandelaar gestelde redelijke termijn. Pas na het herstel van het verzuim vangt de termijn van behandeling zoals gesteld in artikel 13 aan.

Artikel 10 Behandeling van een schriftelijke klacht

1. De behandeling van een klacht is niet openbaar.

2. Beklaagde wordt een afschrift van de schriftelijke klacht en van de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden. Klager krijgt eveneens de op de zaak betrekking hebbende stukken toegezonden.

3. Klager en beklaagde worden gehoord. Degene die de klager en beklaagde hoort, bepaalt of zij in elkaars aanwezigheid worden gehoord.

4. Klager en beklaagde kunnen zich door een raadsman/-vrouw laten bijstaan. Kosten voor deze bijstand worden niet vergoed. Een ieder kan optreden als raadsman/-vrouw zolang dit optreden zich verhoudt tot zijn of haar functie en positie ten opzichte van klager en beklaagde.

5. Van het horen van de klager kan worden afgezien, indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.

6. De behandelaar is bevoegd informatie in te winnen, die voor de klachtbehandeling noodzakelijk is. Aangesproken functionarissen zijn gehouden de gevraagde informatie te verstrekken dan wel op andere wijze medewerking te verlenen, voor zover hun wettelijk geheimhoudingsplicht daardoor niet wordt geschonden.

7. Van elk horen wordt een verslag gemaakt. Klager en beklaagde hebben het recht om kennis te nemen van alle verslagen en te reageren op de afgelegde verklaringen.

8. Indien de behandeling van de klacht voor afronding van het onderzoek heeft geleid tot genoegdoening van de klager, kan met de behandeling worden gestopt. Dit wordt schriftelijk bevestigd aan klager en beklaagde.

Artikel 11 Behandeling door een klachtadviesinstantie

1. In aanvulling op artikel 10 gelden bij een behandeling door een klachtadviesinstantie als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid de navolgende bepalingen.

2. Een klachtadviesinstantie wordt door de klachtbehandelaar aangewezen. De klachtadviesinstantie bestaat uit een functionaris, of uit een commissie van drie of meer leden. In het eerste geval wordt deze bijgestaan door een secretaris.

3. Indien een klachtadviesinstantie wordt aangewezen dan draagt de klachtbehandelaar de bevoegdheid om de klacht te onderzoeken over aan de klachtadviesinstantie. De klachtbehandelaar is verantwoordelijk voor de afdoening van de klacht als bedoeld in artikel 14.

4. Van een klachtadviesinstantie kunnen geen deel uitmaken:

  1. Coördinatoren Lokale Vertrouwenspersonen;
  2. Centrale Adviseurs Integriteit Defensie;
  3. De Inspecteur Generaal der Krijgsmacht, alsmede functionarissen uit diens staf;
  4. Functionarissen belast met opsporing van strafbare feiten;
  5. Functionarissen die vanuit hun rol of functie betrokken zullen zijn bij of aanwijzingen kunnen geven over besluitvorming na afdoening van de specifieke klacht;
  6. Personen van wie het lidmaatschap van de klachtadviesinstantie zou kunnen leiden tot schade aan de onpartijdigheid.

5. De klachtbehandelaar kan de klachtadviesinstantie verzoeken om naast het vaststellen van de bevindingen van het onderzoek en het advies over de klacht ook aanbevelingen te doen.

6. De klachtbehandelaar stelt de klachtadviesinstantie in staat de werkzaamheden te verrichten en verschaft daarvoor de nodige faciliteiten.

7. Een klachtadviesinstantie kan de klachtbehandelaar gemotiveerd adviseren de klacht niet in behandeling te nemen omdat deze niet voldoet aan de vereisten van artikel 3 of artikel 6, eerste lid.

8. Alvorens een advies uit te brengen aan de klachtbehandelaar, stelt de klachtadviesinstantie klager en beklaagde in de gelegenheid om hun zienswijze ten aanzien van de bevindingen en het advies schriftelijk kenbaar te maken. Deze zienswijzen worden gevoegd bij het advies aan de klachtbehandelaar. Indien een zienswijze reden is het advies aan te passen, wordt dit schriftelijk medegedeeld aan de klager, beklaagde en de klachtbehandelaar.

9. In het advies wordt gemotiveerd aangegeven welke gedragingen volgens de klachtadviesinstantie vast zijn komen te staan. In het advies wordt tevens expliciet geadviseerd of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is of, indien gedragingen niet vastgesteld kunnen worden, om geen oordeel uit te spreken.

10. Bij het advies worden alle hoorverslagen en gebruikte informatie gevoegd.

Artikel 12 Behandeling door de Commissie Ongewenst Gedrag

1. In aanvulling op artikel 10 en 11 doch met uitzondering van artikel 11, vierde lid gelden voor de behandeling door de Commissie Ongewenst Gedrag de navolgende bepalingen.

2. De klachtbehandelaar verzendt de klacht, waarvoor hij de Commissie Ongewenst Gedrag heeft aangewezen, aan deze Commissie. Tevens zendt hij een afschrift van de klacht aan de Coördinator Lokale Vertrouwenspersonen van zijn Defensie Onderdeel.

3. De Commissie Ongewenst Gedrag bestaat uit minimaal drie personen. Minstens een van hen is vrouw. Het is mogelijk om ook plaatsvervangers aan te wijzen.

4. De Commissie Ongewenst Gedrag toetst de klacht aan artikel 1 onder e tot en met artikel 1 onder l.

5. De Commissie Ongewenst Gedrag adviseert in het geval dat klager functioneel of hiërarchisch ondergeschikt is aan beklaagde ook over de behoorlijkheid van een door deze Commissie vastgestelde gedraging, in het geval dat de Commissie adviseert dat er geen sprake is van ongewenst gedrag als bedoeld in artikel 1, sub e, van deze regeling.

6. De Commissie Ongewenst Gedrag, de Coördinator Lokale Vertrouwenspersonen en het hoofd Defensieonderdeel ontvangen een afschrift van de afdoeningsbrief van de klachtbehandelaar.

Artikel 13 Termijnen voor behandeling

1. De klacht wordt binnen zes weken na ontvangst van de schriftelijke klacht afgehandeld.

2. De klacht waarvoor een klachtadviesinstantie is aangewezen, wordt binnen tien weken na ontvangst van de schriftelijke klacht afgehandeld.

3. De behandeling kan voor ten hoogste vier weken door de klachtbehandelaar of de klachtadviesinstantie worden verdaagd.

4. In het geval dat er tijdens de behandeling een mogelijk strafbaar feit naar voren komt waarvan aangifte wordt gedaan, wordt de behandeling van de klacht opgeschort totdat is vernomen van het Openbaar Ministerie, de KMar of de politie dat er geen bezwaar bestaat tegen het verder behandelen van de klacht.

5. Indien de klachtbehandelaar advies van een klachtadviesinstantie heeft gevraagd verzendt hij de afdoeningbrief binnen twee weken na ontvangst van het advies. Deze termijn kan voor ten hoogste vier weken worden verdaagd mits de gehele termijn van behandeling van de klacht daardoor niet meer dan veertien weken omvat.

6. In bijzondere gevallen, zoals bij mediation tussen klager en beklaagde, kan de klachtbehandelaar of de klachtadviesinstantie klager verzoeken om uitstel van de termijn van de behandeling.

7. Van iedere verdaging of uitstel wordt schriftelijk mededeling gedaan aan klager, beklaagde en klachtbehandelaar.

Artikel 14 Afdoeningsbrief

1. In de afdoeningsbrief stelt de klachtbehandelaar klager en beklaagde schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de schriftelijke klacht, zijn oordeel daarover alsmede van de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt.

2. In de afdoeningsbrief wordt expliciet opgenomen of de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond is. Indien gedragingen niet vastgesteld kunnen worden, wordt geen oordeel uitgesproken over de betreffende gedraging.

3. Indien er gebruik is gemaakt van een klachtadviesinstantie wordt een afwijking van het advies daarvan door de klachtbehandelaar gemotiveerd in de afdoeningsbrief.

4. De afdoeningsbrief vermeldt dat binnen één jaar na verzending bij de Nationale ombudsman een verzoekschrift als bedoeld in artikel 9:18 Awb ingediend kan worden.

Artikel 15 Rechtsbescherming

1. De klager die ingevolge deze regeling te goeder trouw een klacht heeft ingediend, wordt op geen enkele wijze in zijn positie benadeeld als gevolg hiervan.

2. De leden van een klachtadviesinstantie en andere functionarissen die uit hoofde van hun functie betrokken zijn bij de klachtbehandeling mogen op geen enkele wijze benadeeld worden als gevolg van het uitoefenen van hun taken.

Artikel 16 Geheimhoudingsplicht

Een ieder die ingevolge deze regeling op de hoogte is gebracht van feiten dan wel in het bezit is gekomen van documenten, is verplicht tot geheimhouding van deze feiten en documenten voor zover dit uit de aard van de zaak voortvloeit.

Artikel 17 Hardheidsclausule

1. De Minister kan artikel 3 lid 1 sub b buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan, gelet op de belangen die deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

2. In de gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist de Minister.

Artikel 18 Intrekking

De Klachtenregeling Defensie, de Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden Defensie en de Aanwijzing klachtbehandelaar voor de Koninklijke marine 2005 worden ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2014

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als "Klachtenregeling gedragingen Defensiepersoneel" en wordt gepubliceerd in de Staatscourant en de serie Ministeriële Publicaties.

Naar boven