Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1549/GA, 22 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1549/GA (herziening)

betreft: [klager] datum: 22 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 mei 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Leeuwarden ,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2011, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het onthouden van extra studiefaciliteiten, waaronder het voorhanden mogen hebben van een computer in de verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is al langer bezig om voldoende studiefaciliteiten te krijgen. Hij verwijst daarbij naar een door hem overgelegde lijst, waarin hij een aantal punten heeft aangevoerd waarom hem die extra studiefaciliteiten zouden moeten worden verleend. Zo
heeft
hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er sprake is van precedentwerking. Eerder is klager in de gelegenheid geweest om onderwijsfaciliteiten te gebruiken tijdens de arbeidstijd. Ook andere gedetineerden is die mogelijkheid geboden. Klager heeft
er
lang voor moeten vechten om het dubbele aantal uren onderwijs verstrekt te krijgen. Hij mag nu 9 uur per week naar het onderwijs. Dat is echter onvoldoende. In het kader van de cursus Webdesign heeft hij 20 uur studietijd nodig. Klager volgt die studie
om na zijn detentie aan de slag te kunnen komen. Om die studie te kunnen doen, heeft hij toegang nodig tot een computer. Alle benodigde software voor die cursus staat namelijk op de computer van de afdeling onderwijs. Klager volgt geen cursus via een
officiële opleidingsinstantie. Hij doet een en ander allemaal zelf. Hij is ervan overtuigd dat hij dat ook kan. Het personeel staat overigens achter klagers verzoek om extra onderwijsfaciliteiten. Eerder heeft een directeur aangegeven dat er naar een
oplossing zou worden gezocht. Dat heeft echter tot niets geleid. Klager hoeft, als hij in plaats van naar de arbeid naar het onderwijs zou mogen, geen loonvervangende uitkering te krijgen. Klager is van mening dat het onderwijs de hoogste prioriteit
zou
moeten hebben in de inrichting. Anders dan de directeur heeft aangevoerd, heeft klager geen tien uur extra onderwijs gekregen. Hij heeft maar vier uur onderwijs per week. De uren die hij verder op de onderwijsafdeling mag verblijven, krijgt hij doordat
het onderwijspersoneel hem wil helpen. Klager vindt een en ander erg vervelend. Hij zou graag tijdens de recreatie- en arbeidstijd naar onderwijs kunnen gaan. Klager wil bij een gegrondverklaring ook een tegemoetkoming toegekend krijgen. Omdat hij niet
naar de arbeid hoeft, had hem een loonvervangende uitkering moeten worden verstrekt gedurende negentien maanden. Klager wil daar nu een punt van maken omdat het de directeur kennelijk ook om geld gaat. Klager heeft momenteel negen uur per week toegang
tot de onderwijscomputer en daarnaast studeert hij in zijn cel. Met betrekking tot de vergoeding van zijn studiekosten heeft de directeur nog geen beslissing genomen. Klager geeft aan dat hij alle (juridische) middelen wil gebruiken om zijn gelijk te
krijgen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
De directeur verwijst naar zijn eerder op 17 augustus 2010 ingezonden verweerschrift. Daarin is aangegeven dat verzoekers recht op onderwijs in acht wordt genomen. Hem worden (extra) faciliteiten geboden. Hij kan acht tot negen uren per week besteden
aan zijn studie met gebruikmaking van de nodige faciliteiten. De personeelsbezetting staat een uitbreiding van het aantal uren onderwijs voor klager niet toe.
In zijn reactie van 18 februari 2011 heeft de directeur nog aangegeven dat verzoeker inmiddels 10 tot 12 uur per week gebruik kan maken van een (onderwijs)computer. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de eerdere uitspraak van de beroepscommissie van
15 januari 2010 met kenmerk 09/2831/GA.

3. De beoordeling
Klager is bij uitspraak van de beroepscommissie van 28 september 2010 niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep in verband met overschrijding van de wettelijke termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld. De beroepscommissie acht termen aanwezig om
die uitspraak te herzien. Zij zal daarom de eerdere uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 10/1549/GA van 28 september 2010 herzien in die zin dat onderhavige uitspraak daarvoor in de plaats wordt gesteld..

Klager verzoekt om uitbreiding van studiefaciliteiten in die zin dat hij gedurende tenminste twintig uren per week gebruik kan maken van een (onderwijs)computer of een computer in zijn verblijfsruimte ten behoeve van de door klager gevolgde cursus
Webdesign.
Allereerst merkt de beroepscommissie op dat het in haar ogen lovenswaardig is als een gedetineerde zijn best doet om – door het volgen van bijvoorbeeld cursussen – na detentie een nieuw bestaan op te bouwen. In zoverre valt het voornemen en doel van
klager te prijzen. Dat laat evenwel onverlet dat het volgen van onderwijs en de facilitering daarvan aan door de wet en/of de feitelijke situatie te stellen grenzen is gebonden.

De beroepscommissie begrijpt dat klager zijn cursus zelf vorm en inhoud geeft. Hij kiest en bestelt de boeken, bepaalt zelf de tijd waarbinnen hij onderdelen, voor zover deze al afgebakend zijn, afsluit en wordt daarin niet gestuurd door het afleggen
van tentamens en examens. Tegen deze achtergrond heeft klager niet aannemelijk kunnen maken dat uitbreiding van de studiefaciliteiten noodzakelijk is.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie herziet haar uitspraak van 28 september 2010 in die zin dat klager alsnog kan worden ontvangen in zijn beroep, maar verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven