Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3301/GA, 22 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3301/GA

betreft: [klager] datum: 22 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 3 november 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2011, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Ooyerhoek Zutphen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het dagelijks verstrekken van een te geringe dagelijkse hoeveelheid (zes sneden) brood.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en een tegemoetkoming vastgesteld ter hoogte van
€ 32,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Binnen de inrichtingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen wordt sinds 1 juli 2010 gewerkt met een nieuwe cateringsovereenkomst. Daarin is de hoeveelheid te verstrekken voeding vastgelegd. Eerder werd aan de gedetineerden een vrij ruime hoeveelheid
brood verstrekt. Omdat werd geconstateerd dat er relatief veel brood werd weggegooid, is in de inrichting besloten dagelijks zes sneden brood te verstrekken aan de gedetineerden. Dit omdat de inrichting heeft te voldoen aan een haar opgelegde
taakstelling in het kader van de bezuinigingen. In eerste instantie konden de gedetineerden dat brood ophalen bij de bewaarderswacht op de afdeling. De gedachte daarbij was om het overblijvende brood dan te verdelen onder de gedetineerden. Omdat die
wijze van verstrekken niet heeft geleid tot het gewenste resultaat op de D-afdeling, is ervoor gekozen om het brood uit te reiken aan de individuele gedetineerden. Op die afdeling is besloten het bij de afdelingen overblijvende brood te verzamelen en
in
een vrieskist op te bergen. Uit die voorraad kan dan extra brood worden verstrekt. De aan de gedetineerden verstrekte hoeveelheid dagelijkse voeding voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Er zijn deskundigenonderzoeken die dit kunnen onderbouwen. De
directeur heeft overigens nimmer signalen ontvangen dat gedetineerden tekort zouden hebben aan de verstrekte hoeveelheid brood. Het totale proces om de broodverstrekking te optimaliseren heeft ongeveer twee maanden in beslag genomen. Een en ander is
steeds gebeurd in overleg met de gedetineerdencommissie (gedeco). Daarbij is ook gevraagd om signalen in het geval er te weinig brood werd verstrekt. De directeur heeft van klager nooit een verzoek ontvangen waarin deze om meer brood heeft verzocht.
Klager geeft aan dat hij meer brood nodig zou hebben op medische gronden. Daarover hebben de directeur nooit berichten bereikt.
De directeur geeft aan dat de inrichting op zich altijd tegemoet wil komen aan verzoeken om de verstrekking van meer brood. Daarbij maakt hij de kanttekening dat dan wel alle verstrekte maaltijden moeten worden genuttigd. Indien een gedetineerde alle
maaltijden zou nuttigen, dan zou de verstrekking volgens de deskundigen toereikend moeten zijn. Met de uitreiking van brood volgens de nieuwe cateringsovereenkomst is begonnen in de maand juni 2010. In augustus of september 2010 is besloten dat de
gedetineerden zelf hun brood dienden af te halen bij de teamkamer, zulks met uitzondering van afdeling D. Twee weken later is besloten de hoeveelheid verstrekt brood op de D-afdeling te verhogen van zes sneden naar acht sneden per dag. Op dat moment is
ook de vrieskist geplaatst op de D-afdeling. Het herschikken, door middel van afhalen in de teamkamer, is in augustus of september 2010 gebeurd. De directeur constateert dat, indien klagers gelijk zouden hebben, er kennelijk op de C-afdeling anders
wordt omgegaan met de broodverstrekking dan is afgesproken. Dit zal hij terugkoppelen met het afdelingshoofd. De directeur onderstreept nogmaals dat hij nooit een specifieke vraag om extra brood heeft ontvangen.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft aan de penitentiair inrichtingswerkers verzocht om de verstrekking van meer brood. Hij vindt zes sneetjes brood per dag te weinig. Klager verbleef indertijd op de B-afdeling van de inrichting. Daar werd enige tijd geprobeerd om de
gedetineerden zelf het brood op te laten halen. Uiteindelijk is op die afdeling besloten dat het personeel het brood weer zou uitdelen. Volgens klager zijn zes sneetjes brood per dag te weinig als de gedetineerde actief bezig is. In theorie mag de
verstrekte hoeveelheid voldoende lijken maar in de praktijk is dat vaak niet zo. Klager heeft ook aan het afdelingshoofd verzocht om meer brood. Hij kreeg toen te horen dat dit niet mogelijk was omdat er niet meer brood was. Ook de warme maaltijden
waren niet echt overdadig. Als het afdelingshoofd en het personeel tegen klager aangeven dat er niet meer brood verstrekt kan worden, gaat klager niet in gesprek met de directeur. Er zijn wel wijzigingen in de verstrekking doorgevoerd, maar dat
gebeurde
pas veel later. Klager is van mening dat hij gedurende vier maanden te weinig brood verstrekt heeft gekregen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beklag geldt het volgende.
Tegen de dagelijks verstrekte hoeveelheid brood door de inrichting vastgelegd in een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel staat, behoudens de uitzondering van strijd met hogere wet- of regelgeving – geen beklag
(en beroep) open. Nu het onderhavige beklag evenwel is gericht tegen het niet-verstrekken van extra brood, terwijl daarom wel is verzocht, is klager ontvankelijk in zijn beklag. Op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Pbw, draagt de
directeur immers de zorg voor (onder meer) de verstrekking van voeding aan de gedetineerde. Onderdeel van die zorgplicht is dat aan de individuele gedetineerde voldoende voeding wordt verstrekt. Het zonder nadere onderbouwing niet verstrekken van extra
brood, terwijl daarom wel is verzocht, is dan een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw, waartegen beklag en beroep openstaat.

De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat klager tijdens de in beklag aan de orde zijnde periode aan het dienstdoende afdelingspersoneel en aan het afdelingshoofd heeft verzocht om de verstrekking van extra brood en dat hem dit – in ieder
geval
tijdens zijn verblijf op de C-afdeling – is geweigerd. Niet aannemelijk is geworden dat die weigering, die aan de directeur kan worden toegerekend als een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, is gegrond op een belangenafweging
die deze beslissing zou kunnen dragen. De omstandigheid dat de directeur tussentijds maatregelen heeft genomen om aan de individuele gedetineerden voldoende brood te kunnen verstrekken, maakt dit oordeel niet anders, nu die maatregelen kennelijk niet
tot het gewenste resultaat hebben geleid. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal ten aanzien van dat onderdeel van de uitspraak van de beklagcommissie eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag en de toegekende tegemoetkoming ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven