Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3537/GB, 2 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3537/GB

Betreft: [klager] datum: 2 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.A. Krikke, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in paviljoen C van de locatie Westlinge te Heerhugowaard een gevangenis als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten
van
de inrichting (hierna: de Regeling), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 maart 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein. Op 26 oktober 2010 is hij geplaatst in paviljoen C van de locatie Westlinge te Heerhugowaard, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet vinden in het feit dat er kennelijk sprake is van een meer dan beperkt vlucht- en maatschappelijk risico. Klager en diens raadsman hebben geen adviezen ontvangen. Zij kunnen de feiten en omstandigheden die de selectiefunctionaris
heeft meegewogen daarom niet bestrijden. Klager heeft zich tijdens zijn detentie altijd coöperatief opgesteld. Hij heeft ingestemd met het TR-traject en in het selectieadvies wordt vol lof over hem gesproken. Door het Openbaar Ministerie (OM) en de
politie zijn geen concrete omstandigheden gesteld die een vrees voor herhaling kunnen staven. Daarbij wordt opgemerkt dat klager niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld, de pleegperiode kort was (een jaar), een eventuele
betalingsverplichting niet onherroepelijk is en de financiële positie van klager niet als verontrustend kan worden bestempeld. Hij heeft nauwelijks schulden. De algemeen geformuleerde bezwaren van het OM en de politie wegen niet op tegen het belang van
klager, namelijk een gefaseerde terugkeer in de maatschappij.

De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor verduistering en witwassen. Zowel het OM als de politie hebben bezwaar tegen het verlenen van vrijheden. Het OM acht het risico van maatschappelijke onrust, gevaar voor ernstige verstoring van de openbare
orde
en het gevaar voor het plegen van strafbare feiten aanwezig. Klager heeft de slachtoffers voor grote geldbedragen benadeeld en is veroordeeld tot een forse betalingsverplichting wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. Klager heeft zich lange tijd
beziggehouden met witwassen. Gezien de benarde financiële positie van klager, acht het OM als de politie de kans op recidive aanwezig. Klager is weliswaar niet voor soortgelijke feiten veroordeeld, maar wel voor andere. Hij is vanaf 1997 in aanraking
met Justitie gekomen, met name wegens verdenking van mishandeling, diefstal (met vernielingen), overtreding van de Wet Arbeid Vreemdelingen en het Warenwetbesluit. Ook de directeur van de p.i. Nieuwegein heeft negatief geadviseerd. Inmiddels schijnt
een
legitimatiebewijs aanwezig te zijn in de inrichting, waardoor deze grond voor niet-plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) niet meer ter zake is. Op grond van de negatieve adviezen en het feit dat klager niet onherroepelijk is
veroordeeld, wordt het risico zoals omschreven door het OM aanwezig geacht. Klager is geplaatst in een zogenoemde b.b.i.+ (een afdeling voor gedetineerden die uitgesloten zijn van regimair verlof) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard. In de
bezwaarfase heeft klager aangegeven dat hij graag in de buurt van zijn bezoek wenst te worden geplaatst. Klager is daarom geselecteerd voor de p.i. Ter Apel.

4. De beoordeling
4.1. Paviljoen C van de locatie Westlinge te Heerhugowaard is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap, alsmede een inrichting met een normaal beveiligingsniveau als bedoel in artikel 20, tweede lid, van de Regeling.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nummer 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer
beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met
goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze
indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor
plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit het selectieadvies van de p.i. Nieuwegein van 27 september 2010 blijkt dat klagers gedrag in de inrichting goed is. Klager had op grond van de objectieve criteria voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking kunnen komen. Het OM en de politie
hebben met betrekking tot een plaatsing in een b.b.i. met regimair verlof negatief advies uitgebracht. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot het betalen van een fors bedrag aan de slachtoffers. Gezien de benarde financiële positie van klager is
het
risico van recidive aanwezig. De p.i. Nieuwegein adviseert dat klager geplaatst wordt in een inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling. De beroepscommissie acht het risico zoals omschreven door het OM en de politie aannemelijk.
Uit het selectieadvies blijkt namelijk dat klager in detentie bezocht is door een deurwaarder, hij een schuld heeft en een uitkering ontvangt. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 maarg 2011

secretaris voorzitter

Naar boven