Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3573/GB, 1 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3573/GB

Betreft: [klager] datum: 1 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager tegen de afwijzing van klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 april 2008 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie De Schie te
Rotterdam. Op 20 oktober 2010 is klager geselecteerd voor de locatie Westlinge te Heerhugowaard. Op 3 november 2010 is deze selectie ingetrokken en is het selectievoorstel tot plaatsing in een b.b.i. alsnog afgewezen.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Een dag voordat klager zou worden overgeplaatst naar de locatie Westlinge, werd hem medegedeeld dat deze overplaatsing niet doorging. Klager weet niet wie volgens het GRIP er ‘aan zullen gaan’ als
hij vrij komt. Klager heeft weleens zijn ongenoegen geuit over een aantal mensen, maar nooit aangegeven dat hij hen iets zou aandoen. Klager vraagt zich af hoe oud de informatie van het GRIP is. Men was al langere tijd bekend met de informatie. Klager
vraagt zich verder af hoe betrouwbaar de informant is. Klager weet niet waar de onzin vandaan komt. Door dit soort demonisering raakt klager alles kwijt. Klager wil zich houden aan de afspraken en garandeert dat er niets met deze twee personen zal
gebeuren ook al weet hij niet wie dat zijn. Klager heeft niets kwaads in de zin. Klager heeft ook niets te maken met de onrust die in 2007 in Delft is ontstaan. Hij werd hiervoor niet als verdachte aangemerkt. Klager verwijst verder naar het contact
dat
zijn advocaat met een journalist heeft gehad over een familielid en het bezoek van de politie waarin klager werd medegedeeld dat een persoon was overleden. Deze persoon werd na klagers veroordeling beveiligd. Klager vindt dit absurd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft een bewogen detentieverleden. Hij is in totaal tot meer dan 30 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Tijdens de voorgaande detenties is er meerdere
malen sprake geweest van ontvluchtingen, danwel pogingen daartoe. Klager heeft tot maart 2010 op de GVM-lijst gestaan. Klager zit thans een gevangenisstraf uit van zes jaar en de einddatum van zijn detentie is op 13 april 2012.
Klagers functioneren in detentie is naar behoren. De directeur van de inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van detentiefasering. Het Openbaar Ministerie adviseert negatief op grond van gevaar voor recidive en maatschappelijke onrust. De
politie adviseert positief ten aanzien van het verlofadres in Woerden. Gelet hierop is aanvankelijk op 20 oktober 2010 een positieve beslissing genomen. Op 3 november 2010 is op grond van informatie van het GRIP een nieuwe beslissing genomen klager
niet
voor fasering in aanmerking te laten komen. De door klager in bezwaar aangevoerde informatie is voorgelegd aan het GRIP. Het GRIP heeft aangegeven dat hun informatie is getoetst en als actueel, betrouwbaar en concreet wordt aangemerkt. De
selectiefunctionaris kan niet anders dan het advies van het GRIP opvolgen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcrt. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De selectiefunctionaris heeft hierbij met name
kunnen afgaan op de informatie van het GRIP van 3 november 2010 waarin wordt verwezen naar informatie over klager. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 1 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven