Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0155/GV, 1 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/155/GV

betreft: [klager] datum: 1 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 januari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Zijn verlofaanvraag is ten onrechte afgewezen. Hij zit nu 21 maanden in Grave en heeft nog nooit een rapport gehad. Hij is reiniger geweest. Hij is altijd netjes teruggekomen van verlof.
Het slachtoffer komt uit Hilversum en klager uit Eindhoven. Hij heeft zijn eigen woning nog, waar het delict heeft plaatsgevonden en waar hij wil verblijven tijdens verlof.
Hij is van zeven feiten vrijgesproken en voor twee vingers gestraft. Er is geen DNA van hem aangetroffen en er is geen sprake van schade, scheurtjes of iets dergelijks.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor een ernstig en gewelddadig zedendelict. Het delict heeft plaatsgevonden op het verlofadres. Klager heeft niet willen meewerken aan het tot stand komen van een voorlichtingsrapportage en niet willen meewerken aan TR. Dit is op
zich geen weigeringsgrond voor verlof. Echter meegewogen de ernst van het delict en het feit dat klager niet de kans geeft te onderzoeken hoe groot het recidiverisico is, is besloten om niet akkoord te gaan met deze verlofaanvraag.
Klager heeft niet onderbouwd dat het slachtoffer in Hilversum zou wonen.
Voorts schrijft klager dat hij van zeven feiten is vrijgesproken en slechts voor twee vingers is veroordeeld. Uit deze laatste opmerking wordt opgemaakt dat klager het delict, waarvoor hij in eerste aanleg is veroordeeld, in ernstige mate
bagatelliseert
en niet de ernst en de gevolgen van zijn daad inziet.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening in verband met de ernst en de gewelddadigheid van het delict en het risico van slachtofferconfrontatie.
De politie Eindhoven heeft zich onthouden van advies.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg ter zake van verkrachting veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van voorarrest en is in hoger beroep ter zake van dit delict veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest.
Klager heeft beroep in cassatie aangetekend tegen deze laatste veroordeling. De fictieve einddatum is volgens de p.i. Grave thans bepaald op 15 april 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Klagers verlofaanvraag is afgewezen in verband met de ernst van het feit, waarvoor hij door de rechtbank tot drie jaar gevangenisstraf is veroordeeld en door het gerechtshof tot vier jaar, het feit dat hij TR weigert en weigert mee te werken aan
rapportage, waardoor het recidiverisico niet kan worden onderzocht en het risico van slachtofferconfrontatie.
Door klager is gesteld dat er geen risico is voor slachtofferconfrontatie, omdat het slachtoffer uit Hilversum zou komen. Klagers verlofadres is in Eindhoven.

De beroepscommissie overweegt dat de gewelddadigheid van het feit en het niet mee willen werken aan voorlichtingsrapportage en TR geen zelfstandige gronden zijn om verlof te weigeren. De ernst van het feit is verdisconteerd in de opgelegde straf en tot
het meewerken aan rapportage en TR-trajecten is klager niet verplicht. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager niet eerder is veroordeeld voor zedendelicten. Voorts is het risico van slachtofferconfrontatie onvoldoende vast komen te
staan, nu door klager wordt vermeld dat het slachtoffer in Hilversum woont en het verlofadres in Eindhoven is. Dit wordt door de selectiefunctionaris niet weersproken.

De beroepscommissie is van oordeel dat de aangevoerde gronden apart noch gezamenlijk voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en een afwijzing van klagers verlofaanvraag niet rechtvaardigen. Zij zal derhalve het beroep gegrond verklaren
en
de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 1 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven