Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0007/GV, 15 februari 2011, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/7/GV

betreft: [klager] datum: 15 februari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.F.M. Hindriks, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 december 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat de wettelijke regels niet in acht zijn genomen. Klager diende zich op 28 juni 2010 te melden teneinde de tenuitvoerlegging van een
hem opgelegde gevangenisstraf te ondergaan. Hem is toen uitstel verleend voor drie maanden. Hij heeft daarna geen nieuwe oproep ontvangen om zich te melden. Op 12 november 2010 is hij aangehouden, omdat hij zich niet zou hebben gemeld bij de
inrichting.
Klager verblijft thans in de locatie Ooyerhoek te Zutphen. Klager wist niet dat hij zich had moeten melden. Hij mocht erop vertrouwen dat hij een nieuwe oproep zou krijgen. Nu de Staatssecretaris aan dit argument voorbij is gegaan, is er sprake van een
zorgvuldigheids- en een motiveringsgebrek bij de bestreden beslissing. De verklaring van de inrichtingsarts, waarnaar de beslissing verwijst is niet aan de stukken gehecht. Niet is onderbouwd dat klager voldoende medisch zorg verleend zou krijgen,
terwijl die stelling door klager wordt betwist. Klagers gezondheidstoestand is tijdens zijn detentie verslechterd. Klager is suikerpatiënt en de behandeling die hij daarvoor in de inrichting krijgt is onvoldoende. Hierdoor is er sprake van een
bedreiging van de gezondheidssituatie van klager, hetgeen op zich al een strafonderbreking zou moeten rechtvaardigen. Daarnaast heeft klager de zorg voor zijn partner. Die partner is nier- en reumapatiënt en het is voor hem onmogelijk om zelfstandig in
zijn primaire levensbehoefte te voorzien. Daar is ten onrechte geen rekening mee gehouden. De Staatssecretaris gaat er in de beslissing volledig aan voorbij dat klager abrupt is aangehouden en niet in de gelegenheid is geweest een en ander te regelen.
Verzoeker vraagt het beroep gegrond te verklaren en hem alsnog een strafonderbreking van drie maanden toe te kennen, met – voor zover mogelijk – veroordeling van de Staatssecretaris in de kosten van het geding.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is als arrestant ingesloten in de locatie Ooyerhoek. Hij had eerder een oproep gekregen om zich te melden maar de Officier van Justitie heeft hem toen voor drie maanden uitstel verleend. Dat uitstel was gegrond op medische redenen en dan met
name
de zorg voor klagers partner. De vraag of klager al dan niet een oproeping heeft gehad voor de tenuitvoerlegging, staat voor de Staatssecretaris niet ter discussie. Klager dient te worden ingesloten voor het plegen van een strafbaar feit. Klager was op
de hoogte van de detentie die hij moest ondergaan. Hij wist dat hij drie maanden uitstel had gekregen en had in die tijd een en ander kunnen regelen voor zijn partner. Met betrekking tot klagers medische toestand heeft de inrichtingsarts verklaard dat
klager in de inrichting adequate zorg krijgt geboden. Omdat klager zijn detentie zal moeten ondergaan en de medische omstandigheden niet zullen wijzigen, is een strafonderbreking slechts een vorm van uitstel van de detentie en lost die
strafonderbreking
niets op. Het beroep zou daarom ongegrond moeten worden verklaard.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.
De inrichtingsarts bij de locatie Zutphen heeft schriftelijk gemeld dat klager in de inrichting adequate zorg, ook voor zijn diabetes, kan krijgen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes maanden wegens valsheid in geschrifte. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op 10 mei 2011.

De omstandigheid dat klager geen nieuwe oproep zou hebben ontvangen om zich te melden voor de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf maar in plaats daarvan tot tweemaal toe is gearresteerd, is geen omstandigheid die van belang is bij de
vraag of de beslissing op het verzoek om strafonderbreking onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Waar door en namens klager is aangevoerd dat er aanleiding is voor een strafonderbreking in klagers gezondheidssituatie, acht de beroepscommissie – gelet op de daarover gedane mededelingen van de inrichtingsarts – voldoende aannemelijk dat verzoeker in
de inrichting een adequate behandeling kan krijgen. Terecht is op deze grond strafonderbreking geweigerd.
Voor zover in beroep is aangevoerd dat de strafonderbreking noodzakelijk is om de verzorging van klagers partner te kunnen waarborgen, overweegt de beroepscommissie dat verzoeker eerder een uitstel verleend heeft gekregen van drie maanden. Die tijd had
hij kunnen aanwenden voor het regelen van vervangende mantelzorg. Nu niet aannemelijk is geworden dat verzoeker dat uitstel daarvoor heeft gebruikt, is de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of
onbillijk.
Op grond van het vorenstaande, een en ander bezien in onderling verband en samenhang, moet het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 februari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven