Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3115/GB, 31 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3115/GB

Betreft: [klager] datum: 31 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.A. Krikke, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein en niet in een beperkt beveiligde inrichting ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 20 juni 2009 gedetineerd. Hij verblijft sinds 13 januari 2010 in de p.i. Nieuwegein. De fictieve einddatum van detentie is gesteld op 18 februari 2012.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Volgens de selectiefunctionaris is er ten aanzien van klager sprake van een meer dan beperkt vluchtgevaar en maatschappelijk risico. Klager kan zich hier niet in vinden. Noch klager noch zijn raadsman hebben de door het Openbaar Ministerie en politie
verstrekte adviezen ontvangen.
Klager is eerder gedetineerd geweest en heeft zich toen stipt aan alle opgelegde afspraken gehouden. Tijdens deze detentie heeft klager het certificaat slachtoffer in beeld behaald en de leergroep ‘puinruimen’ afgerond. Klager is door zijn familie en
zijn bedrijf gebonden aan Nederland.
Klager is in het geheel niet vluchtgevaarlijk en er zijn geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die maken dat er van een maatschappelijk risico kan worden gesproken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het advies van de Advocaat-Generaal te Amsterdam van 19 augustus 2010 wordt negatief geadviseerd ten opzichte van het verlenen van vrijheden aan klager in verband met het risico van maatschappelijke onrust, gevaar voor ernstige verstoring van de
openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Klager heeft de Marokkaanse nationaliteit en een huis in Marokko. Het vermoeden bestaat dat hij zich aan detentie zal onttrekken. Klager is erg gewelddadig. Dit is eerder voor het Hof aanleiding geweest
om klager bij het afscheidsbezoek aan zijn vader met extra beveiligd vervoer (EBV) te vervoeren. Uit het advies van de politie Utrecht is gebleken dat er, naast vluchtgevaar, ook aanwijzingen zijn dat er sprake kan zijn van slachtofferbenadering. De
directeur van de p.i. Nieuwegein heeft eveneens negatief geadviseerd.
Vanaf 18 februari 2011 komt klager in beginsel in aanmerking voor algemeen verlof. Indien het algemeen verlof goed is verlopen kan op basis daarvan de beslissing tot plaatsing in een b.b.i. worden heroverwogen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nr. 5042803/00/DJI) (hierna: de Regeling) komen voor plaatsing in een b.b.i. (onder meer) in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal 18 maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Klager is op 14 juli 2010 door de Rechtbank te Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek. Zowel het Openbaar Ministerie als klager zijn in hoger beroep gegaan van dit vonnis. De Advocaat-Generaal heeft op
19 augustus 2010 negatief geadviseerd onder meer vanwege een mogelijke onttrekking aan detentie. Klager is erg gewelddadig. Ook de politie te Utrecht heeft vanwege vluchtgevaar negatief geadviseerd ten aanzien van klagers plaatsing in een b.b.i.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier , leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven