Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2200/GA, 18 januari 2011, beroep
Uitspraakdatum:18-01-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2200/GA

betreft: [klager] datum: 18 januari 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag te Hoorn,

gericht tegen een uitspraak van 15 juli 2010 van de beklagcommissie voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens de directeur van de locatie Zwaag gehoord, [...]. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was
opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verlenging van maatregelen in verband met klagers vermelding op de lijst GVM.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie is niet ingegaan op het feit dat klager zijn klacht binnen de geldende termijn had kunnen indienen en niet had hoeven te wachten
op een reactie van de Officier van Justitie en het GRIP. De beklagcommissie stelt dat de directeur geen nieuwe beslissing heeft genomen vanwege de gegrond verklaring en vernietiging van de ordemaatregel van 18 november 2009. Echter, de ordemaatregel is
ook verlengd op 2 en 16 december 2009. Tegen deze verlengingsbeslissingen is klager niet in beklag gegaan. Klager is weer in beklag gegaan tegen de verlengingsbeslissing van 25 maart 2010, maar pas op 3 mei 2010. De beklagcommissie verwijst naar
uitspraken van de beroepscommissie die dateren van na de datum waarop de inrichting heeft besloten tot verlenging van de maatregelen. In de circulaire van 31 januari 2008 wordt niet gesproken over het motiveren van een verlengingsbeslissing. De
heroverweging waarover wordt gesproken wordt niet concreet toegelicht.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, ingediend. Een na afloop van deze termijn
ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.
De beslissing tot verlenging van de maatregelen is genomen op 25 maart 2010. Het klaagschrift is op 3 mei 2010 gedateerd en op 4 mei 2010 ontvangen op het secretariaat van de beklagcommissie. Het beklag is derhalve te laat ingediend. De omstandigheid
dat klager zich eerst heeft gewend tot de Officier van Justitie en het GRIP is geen omstandigheid op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. In het slot van de brief van 25 maart 2010 heeft klager kunnen lezen dat
beklag
binnen zeven dagen moet worden ingediend. Klager kan derhalve niet in zijn beklag worden ontvangen. Mitsdien beslist de beroepscommissie als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 18 januari 2011

secretaris voorzitter

Naar boven