Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2295/GA, 1 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2295/GA

betreft: [klager] datum: 1 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 juli 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Norgerhaven in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verlofverzoek.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Klager heeft geen beroepsgronden aangeven en hij zou daarom niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Voorts heeft de directie een inschatting gemaakt van de risico’s die verbonden
zijn aan de toewijzing van verlof. Daarbij is het Openbaar Ministerie (OM) geraadpleegd. Het OM heeft negatief geadviseerd wegens het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie. Klager is veroordeeld voor een zeer brute overval op een ouder echtpaar
in hun huis. Ook acht het OM de kans groot dat klager zich aan zijn detentie zal onttrekken nu klager geen woonadres in Nederland heeft. Bovendien heeft de IND aangegeven het voorstel tot ongewenstverklaring opnieuw te zullen beoordelen wanneer de
uitspraak in de strafzaak onherroepelijk is geworden. De directie heeft het verzoek afgewezen, gezien het risico van maatschappelijke onrust, ernstige verstoring van de openbare orde en het feit dat het naar de slachtoffers toe buitengewoon onwenselijk
is om klager op vrije voeten te zien. Klager heeft de mogelijkheid om in een later stadium van zijn detentie nogmaals een verlofaanvraag in te dienen. Hij heeft echter aan het afdelingspersoneel laten weten dat hij van deze mogelijkheid geen gebruik
wil
maken.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging. Tegen de uitspraak heeft klager cassatie ingesteld. De fictieve einddatum valt op 26 november 2010.

Op grond van artikel 26 van de Pbw kan een gedetineerde worden toegestaan om de inrichting tijdelijk te verlaten. Hiervoor zijn nadere regels vastgesteld in de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling van 24 december 1998, nr.
733726/98/DJI). De beroepscommissie heeft ambtshalve kennisgenomen van de uitspraak d.d. 27 september 2010 (kenmerknummer 10/1647/GB). In de dossierstukken bevindt zich een advies van de Advocaat-Generaal van het Ressortsparket Amsterdam. Gezien de
inhoud van dat advies en op grond van artikel 4, sub a en b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, heeft de directeur in redelijkheid klagers verlofverzoek kunnen afwijzen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 1 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven