Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2616/GB, 18 oktober 2010, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/2616/GB

Betreft: [klager] datum: 18 oktober 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 september 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 14 juli 2005 gedetineerd. Hij verblijft in de locaties Esserheem en Norgerhaven te Veenhuizen. Zijn v.i.-datum is 30 november 2010.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn ex-echtgenote niet gezien op 16 juli 2010. Het kan niet kloppen dat sprake is van bedreiging met haar dood. Klager is nog steeds niet gehoord naar aanleiding van het incident op 16 juli 2010, dus is het een loze kreet dat de politie
meldt de aangifte serieus te nemen. Dat uit een eerdere zaak is gebleken dat klager zijn ex-vrouw in 2007 telefonisch heeft bedreigd, is toevallig boven komen drijven. Die aangifte heeft de politie kennelijk niet serieus genomen aangezien de zaak niet
naar Justitie is verstuurd. Inmiddels werd klager door de Politierechter veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Het is duidelijk dat de politie klager waar het maar mogelijk is hindert. De gemaakte belangenafweging is
onvoldoende. Achteraf gezien werd klager ten onrechte teruggeplaatst van een open inrichting naar een gesloten inrichting, maar dat is buiten beschouwing gelaten. Overigens wordt klager in november 2010 in vrijheid gesteld. Dus is het punt van
maatschappelijke onrust discutabel te achten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Er waren voorwaarden opgelegd omdat in 2009 aangifte tegen klager is gedaan. Klager heeft zijn vrouw telefonisch bedreigd. De rechter heeft klager een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van twee maanden. Bij verlofverlening is daarom contact
gezocht met de politie Eindhoven. De politie was op de hoogte van klagers verlof en kon de ex-vrouw van klager daarover informeren. Bij het laatstgenoten verlof van 16 juli 2010 heeft klager zich niet aan de opgelegde voorwaarden gehouden. Klager mocht
zich tijdens verlof niet binnen een straal van vier kilometer van het adres van zijn ex-vrouw begeven en geen contact met haar zoeken. Klager is akkoord gegaan met de voorwaarden, maar desondanks heeft hij zich binnen een straal van vier kilometer van
het adres van zijn ex-vrouw begeven en ook contact met zijn ex-vrouw gezocht. Uit de aangifte, waar inhoudelijk naar verwezen wordt, blijkt dat klager naar het adres van zijn ex-vrouw is gegaan en dat hij haar en zijn schoonmoeder buiten heeft
aangesproken en het kind van zijn ex-vrouw bedreigd heeft met de dood. Klager wil zijn p.p. in Eindhoven, de woonplaats van zijn ex-vrouw, volgen. De directeur van de locaties Esserheem en Norgerhaven heeft positief geadviseerd, nu hij de inhoud van de
aangifte niet kent. De politie heeft aangegeven de aangifte zeer serieus te nemen en gemeld dat er inmiddels een stapel aangiften ligt inzake de situatie tussen klager en diens ex-vrouw. Klager erkent dat er problemen zijn, maar zegt dat het valse
aangiften zijn. Gezien het vorenstaande blijkt dat klager onbetrouwbaar is met betrekking tot het nakomen van afspraken. De selectiefunctionaris acht gevaar van ernstige verstoring van de openbare orde, of het plegen van nieuwe strafbare feiten en het
risico van maatschappelijke onrust aanwezig.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat, gelet op de inhoud van het proces-verbaal van 20 juli 2010, er omstandigheden zijn die zich tegen klagers deelname aan een p.p. verzetten. De beroepscommissie zal het beroep daarom
ongegrond verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 oktober 2010

secretaris voorzitter

Naar boven