Onderwerp: Bezoek-historie

In memoriam prof. mr. G.L. Coolen

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Op 1 juli overleed prof. mr. Guido Lodewijk Coolen, schout-bij-nacht van administratie b.d., emeritus hoogleraar in het militaire recht aan de Universiteit van Amsterdam. Gedurende ongeveer veertig jaar heeft hij een stempel gedrukt op het militaire straf- en tuchtrecht en het militaire ambtenarenrecht. Zijn dood vervult ons met gevoelens van diep respect voor het zeer vele dat hij in verband met het militaire recht heeft gedaan.

 

Guido Coolen werd op 31 januari 1932 in Hilversum geboren. Na de opleiding aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) werd hij officier van administratie. In die hoedanigheid maakte hij in de wateren rond het toenmalige Nieuw-Guinea in de jaren 1961 – 1962 het conflict rond dit land van zeer nabij mee. In de loop der jaren was bij hem de belangstelling voor het recht gewekt; hij rondde de rechtenstudie af aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Na een verdere loopbaan bij de Koninklijke Marine – hij was onder meer afdelingshoofd bij de Directie Personeel van de Koninklijke Marine – werd hij in 1981 benoemd tot lid van het Hoog Militair Gerechtshof (HMG), en werd  bevorderd tot schout-bij-nacht van administratie. Al in 1970 had hij overigens zijn eerste bijdrage aan het Militair Rechtelijk Tijdschrift (MRT) geleverd.

 

Het is niet te veel gezegd als het MRT beschouwd wordt als de rode draad door het militair-juridische leven van Guido Coolen. Zijn eerste beschouwing betrof ‘De krijgstuchtelijke afdoening van strafbare feiten’. Een onderwerp dat hem zijn verdere leven heeft beziggehouden, getuige ook het deel van zijn afscheidsrede in 2000, getiteld ‘Een streep door de scherpe scheiding’. Tussen 1970 en 2011 heeft hij meer dan 100 artikelen gepubliceerd in ‘zijn’ MRT. Van 1981 tot 2008 was hij als vaste medewerker of als lid van de redactie aan het tijdschrift verbonden. Daarnaast heeft hij zeer vele naschriften gegeven bij rechterlijke uitspraken, met name betreffende militair ambtenarenrecht en  militair tuchtrecht. Zelden was hij afwezig bij redactievergaderingen. Als lid van het HMG heeft hij de laatste jaren van dit oude college meegemaakt. In 1984 werd Coolen benoemd tot bijzonder hoogleraar in het militaire recht aan de Universiteit van Amsterdam, een leerstoel vanwege de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap. De rede bij de aanvaarding van dit ambt luidde ‘De rechtsbescherming van de militair tegen onjuist bestuur’. Dit onderwerp kan worden gezien als uitvloeisel van een leidraad in zijn leven: rechtvaardigheid. Overigens was hij ook gedurende vele jaren als docent verbonden aan het KIM.

 

In 1990 verscheen op basis van dictaten die hij aan de Universiteit van Amsterdam gebruikte de eerste studiepocket van zijn hand: ‘Militair en recht’, opgenomen in de serie Staats- en bestuursrecht van Kluwer. Bij de vierde herziene druk in 2001 kreeg dit werk de  titel ‘Hoofdzaken van het militaire ambtenarenrecht’. De zesde en de zevende druk, waaraan Coolen niet meer heeft meegewerkt, verschenen in respectievelijk 2011 en 2016 in de serie Mastermonografieën Staats- en bestuursrecht. In 1991 maakte hij een start met een studiepocket ‘Militair straf- en tuchtrecht’. Al in 1994 werd het militaire tuchtrecht ondergebracht in een afzonderlijk boek. Van de studiepockets ‘Militair straf- en strafprocesrecht’ en ‘Militair tuchtrecht’ zijn inmiddels in 2013 de zesde herziene drukken verschenen. Aan de vijfde drukken van 2008 werkte Coolen overigens zelf nog mee. Hem komt de verdienste toe met deze werken de basis te hebben gelegd voor een overzichtelijke, en zeer leesbare behandeling van het militaire straf- en tuchtrecht en het militaire ambtenarenrecht.

 

Al in de jaren tachtig kwam op initiatief en onder leiding van prof. mr. Th. W. van den Bosch, de voorganger van Coolen op de leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam, een groep van zes militaire juristen bijeen om te praten over de mogelijkheid te komen tot een losbladig handboek voor het in te voeren nieuwe militaire straf- en tuchtrecht. Dit waren naast Van den Bosch, Th.J. Clarenbeek, G.L. Coolen, F.F. Langemeijer, N. Keijzer en W.H. Vermeer. Het eerste deel verscheen in 1990 nog voor de inwerkingtreding van het nieuwe recht, het tweede deel enkele maanden later. Nadien verscheen een derde deel gericht op internationaal militair strafrecht. Het is mede door de inspanningen van Coolen na het overlijden van Van den Bosch in 1995 een naslagwerk geworden dat door de gedegen opzet van grote betekenis is voor elke jurist die zich bezighoudt met militair straf- en tuchtrecht. Tot 2005 heeft hij aan dit werk bijgedragen.

 

Daarnaast heeft Coolen nog op andere plaatsen over militair recht geschreven. Hij bewerkte meerdere delen in de toenmalige Editie Schuurman & Jordens: Militair ambtenarenrecht, Wet rechtstoestand dienstplichtigen en Militair straf- en tuchtrecht. Tussen 1984 en 2005 was hij vaste annotator in het Tijdschrift voor Ambtenarenrecht; daarnaast leverde hij geregeld andere bijdragen aan dit tijdschrift. Tenslotte vindt men ook in het Nederlands Juristenblad, de Militaire Spectator en het Marineblad artikelen van zijn hand.

 

Niet onvermeld mag blijven dat Coolen in 2006 – enkele jaren na zijn emeritaat – deel uitmaakte van de commissie onderzoek vermeend wangedrag van Nederlandse militairen in Irak in 2003.  Deze commissie stond onder leiding van J.T. van den Berg, oud SGP-kamerlid.

 

Wij zullen ons Guido Coolen herinneren als een gedreven mens, met buitengewoon grote inzet voor het militaire recht. Hij heeft gedurende vele jaren een stempel gedrukt op het militaire straf- en tuchtrecht en het militaire ambtenarenrecht. Maar bovenal was hij een aimabel mens, met warme belangstelling voor mensen om hem heen. Hij was hartelijk, bijna joviaal in zijn benadering van collega’s en studenten. Velen herinneren zich niettemin dat je bij tentamens in de eerste plaats moest kunnen aangeven hoe Coolen dacht over een bepaald vraagstuk; een andere of eigen opvatting leek dikwijls van secundair belang. Hij was heel nauwgezet; hij hechtte aan precies taalgebruik, woordkeus en interpunctie. Voortdurend was hij zelf ook bezig met het verbeteren van concepten.

 

Coolen was heel vasthoudend in zijn opvattingen. Zie bijvoorbeeld het pleidooi bij zijn afscheidscollege in 2000 voor herinvoering van het administratief beroep. En ook bij datzelfde afscheidscollege, de streep die hij door de zogenaamde scherpe scheiding in het militaire straf- en tuchtrecht wilde halen. Opvallend is het aantal keren dat in de titel van een artikel van zijn hand staat ‘Nogmaals …’ Bijvoorbeeld in 2007: ‘Nogmaals (en nu voor de laatste keer) artikel 38 Wetboek van Militair Strafrecht’. Ook heeft hij zich nooit kunnen verenigen met de toepasselijkheid van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst op beroepsmilitairen.

 

Vele malen heeft Coolen gewezen op gebreken in wet- en regelgeving. Zie bijvoorbeeld de serie ‘Verborgen gebreken’ in de jaren 1992 tot 2000. Hij kon daarbij zijn eigen positie best relativeren. Zo schreef hij in 2003: ‘Ik heb me in mijn eerder gedane voorstel echter bewust terughoudend opgesteld. De kans dat voorstellen worden overgenomen is toch al zo klein.’ En in 2011: ‘Overigens ben ik mij ervan bewust dat gelijk hebben niet betekent ook gelijk krijgen’.

 

Met Guido Coolen hebben wij een toegewijd beoefenaar van het militaire recht verloren. Militair juridisch Nederland past een respectvol saluut.

 

G.F. Walgemoed

Naar boven