Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1896/GA, 8 oktober 2009, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/1896/GA

betreft: [klager] datum: 8 oktober 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 mei 2009 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 augustus 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Rijnmond te Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.M.P. Jongsma, en [...], unit-directeur bij voornoemde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zoekraken van klagers gouden koningsketting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Toen klager terug kwam van sport stond zijn celdeur open en was zijn gouden koningsketting, ter waarde van € 3.500,=, welke hij op zijn tafel had laten
liggen, weg.
Klager kan zelf zijn cel niet afsluiten, de piw-ers behoren dat te doen en de deuren vijf minuten voor terugkomst van de gedetineerden weer te openen. Piw-ers zouden hebben gezegd dat de deur(en) niet op slot waren gedaan. Zodra klager had
geconstateerd
dat zijn ketting weg was, heeft hij hier meteen melding van gemaakt. Hij had de ketting kort tevoren van de politie teruggekregen en nog geen gelegenheid gehad deze uit te voeren.

Zijn raadsman heeft nog aangevoerd dat twee piw-ers hebben aangegeven dat de deuren niet altijd worden afgesloten, zoals wordt gesteld. In casu is sprake van nalatigheid van de directeur, nu aangenomen moet worden dat de deur van klagers cel niet is
afgesloten en is nagelaten een onderzoek in te stellen nadat klager de vermissing gemeld had. Klager heeft op 15 januari 2009 melding gemaakt en de raadsman heeft op dezelfde datum de inrichting per fax verzocht zo spoedig mogelijk een serieus
onderzoek
naar de ketting te doen instellen. Hierop is niet gereageerd. Overigens was de inrichting niet bereid de beelden van de bewakingscamera’s te bekijken.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De deuren van de cellen worden op slot gedaan op het moment dat de gedetineerden naar een activiteit -op een andere afdeling- gaan. Vanwege
logistieke redenen worden de deuren vijf minuten voor de gedetineerden terug komen op de afdeling weer ontsloten. Tijdens de recreatie -op de afdeling- blijven de deuren wel open, tenzij een gedetineerde verzoekt zijn cel af te sluiten. De fax waar de
raadsman op doelt, is niet bekend. Er worden dagelijks celinspecties gehouden en in gevallen als het onderhavige worden er speciale onderzoeken gedaan. Als er aanleiding toe is wordt er een extra onderzoek ingesteld, ook al is er kort daarna een
celinspectie gepland. Of dat in casu ook is gebeurd is niet bekend.
Tot slot wordt opgemerkt dat klager zijn kostbare ketting ook in de preciosa had kunnen laten opbergen. Niet uitgesloten kan worden dat klager zijn ketting op enigerlei wijze de inrichting heeft laten uitbrengen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht, nu dit niet wordt betwist, voldoende aannemelijk dat klager in het bezit was van enige ketting. De beroepscommissie stelt voorop dat de gedetineerde in beginsel zelf verantwoordelijk is voor de voorwerpen die hij in de
inrichting onder zich heeft. Dit laat onverlet dat de verantwoordelijkheid, onder bijzondere omstandigheden, over kan gaan op de directeur. Dit is bijvoorbeeld het geval, indien de gedetineerde voor het bijwonen van een activiteit buiten de afdeling
zijn cel verlaat en de celdeur niet wordt afgesloten. De situatie en daarmee de verantwoordelijkheid liggen anders, indien een gedetineerde buiten zijn cel maar op de afdeling verblijft. Wat er ook zij van de overwegingen van de directeur om voor de
terugkeer van klager en zijn medegedetineerden de verscheidene celdeuren alvast te openen, dit doet niet af aan vorenbedoelde verantwoordelijkheid. Daarbij komt dat onvoldoende is komen vast te staan of de directeur na de melding van klager en die van
zijn raadsman zich de nodige moeite heeft getroost een onderzoek in te stellen teneinde de ketting terug te vinden. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, betekent dat het beroep gegrond wordt verklaard. Nu de beroepscommissie niet
over tot staving of bewijs strekkende bescheiden met betrekking tot de waarde van de ketting beschikt en klager in dit geding evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de ketting € 3.500,00 bedraagt, zal de beroepscommissie voor het door
klager ondervonden ongemak volstaan met het toekennen van een vergoeding van € 25,00. Voor een schadevergoeding staan andere wegen open staan zoals een verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden dan wel de gang naar de civiele rechter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. H. Heijs, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 oktober 2009.

secretaris voorzitter

Naar boven