Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0628/GV, 10 april 2009, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/628/GV

betreft: [klager] datum: 10 april 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 maart 2009 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. B. Kurvers, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek om algemeen verlof. Klager bestrijdt met name de inlichtingen die door de medewerkster van het TR-bureau zijn verstrekt aan de
selectiefunctionaris. Die (negatieve) inlichtingen missen elke grond. Omtrent klager is door de reclassering een Risicoanalyse opgesteld. Bij het gesprek was de medewerkster van het TR-bureau ook aanwezig. Aan klager was eerder al te kennen gegeven dat
hij initiatief diende te nemen om voor openstaande boetebedragen een regeling te treffen en moest uitkijken naar werk na detentie. Klager heeft een en ander geregeld. Ook woonruimte heeft hij kunnen regelen. De medewerkster van het TR-bureau gaf bij
dat
gesprek al aan dat zij omtrent klager een negatief advies zou schrijven. Een van de gevolgen daarvan zou zijn dat klager geen verlof zou krijgen. Zij gaf aan dat zij meende dat klager ofwel niet zou terugkeren van dat verlof ofwel dat klager vreemde
dingen zou gaan doen. Als reden gaf zij aan dat zij een en ander te horen had gekregen van haar collega’s. Klager vindt een en ander bijzonder omdat hij eerder, in de periode van 10 tot en met 13 augustus 2008, geschorst is geweest uit zijn voorlopige
hechtenis en zich toen niets heeft voorgedaan. Indien klager al een hoge Risicofactor zou hebben, zou hij na de schorsing niet zijn teruggekeerd. Er is geen sprake van een hoog recidiverisico. Klager heeft een dochter voor wie hij, na detentie, zo snel
als mogelijk de zorg op zich dient te nemen. Ook wil hij zijn werk bij zijn eerdere werkgever niet op het spel zetten. Klager heeft nooit misbruik gemaakt van hem toegekende vrijheden. Klager heeft een en ander ook uitgelegd aan de medewerkster van het
TR-bureau, maar die gaf aan daar geen boodschap aan te hebben.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat klager, zoals blijkt uit het risico scoringsprofiel, hoog scoort op drugsgebruik. Voor zover klager aangeeft dat hij volgens de inrichting een normaal risicoprofiel zou hebben, geldt dat dit het
risicoprofiel is dat door het openbaar ministerie wordt aangeboden, welk profiel geen betrekking heeft op het recidiverisico. Klager heeft op 14 oktober 2008 niet kunnen of willen voldoen aan een urinecontrole. Het niet produceren van urine staat
gelijk
aan fraude en was toen goed voor uitsluiting van detentiefasering en verlof gedurende zes maanden. Gelet daarop komt klager pas op 14 april 2009 weer in aanmerking voor verlof of detentiefasering. Klager heeft duidelijk aangegeven niet met de
trajectbegeleider door één deur te kunnen. Volgens hem is er geen sprake van een verhoogd recidiverisico. Klager is op 3 november 2006 veroordeeld voor een zelfde delict als waarvoor hij thans gedetineerd is. Bij die veroordeling kreeg hij (onder meer)
een proeftijd opgelegd welke loopt tot 12 april 2010. Het delict waarvoor hij thans gedetineerd is, is gepleegd tijdens een proeftijd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat klager zich kennelijk niet veel gelegen laat liggen aan een stok achter de deur.
In de optiek van de Staatssecretaris dient klager eerst iets aan zijn verslaving te doen alvorens hij in aanmerking kan komen voor verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Tilburg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daarbij aangeven dat uit de omtrent klager opgemaakte Risicoanalyse naar voren komt dat er een hoog recidiverisico bestaat.
De politie Regio Brabant – Noord heeft, blijkens het advies van de directeur, geen bezwaar tegen het verlenen van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek, wegens – kortweg – medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. Aansluitend dient hij vier maanden gevangenisstraf te ondergaan in verband met de
gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf terzake van soortgelijke feiten. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 januari 2010. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire
hechtenis van (in totaal) veertien dagen te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft op 14 oktober 2008 niet meegewerkt aan een urinecontrole. Een dergelijk niet meewerken staat in beginsel gelijk aan het plegen van fraude bij een urinecontrole, hetgeen gelijkgesteld wordt met het gebruik van harddrugs tijdens detentie. In
het kader van het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid komt een gedetineerde in een dergelijk geval de eerste zes maanden na dat voorval niet in aanmerking voor detentiefasering of het toekennen van vrijheden. Nu niet aannemelijk is geworden dat
sprake was van een psychische of lichamelijke onmogelijkheid bij klager tot het produceren van urine op 14 oktober 2008, geldt voor klager die hiervoor genoemde termijn van zes maanden alvorens hem verlof kan worden verleend. Nu het verzoek is gedaan
(en afgewezen) voordat die termijn was verstreken, moet worden geoordeeld dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 april 2009

secretaris voorzitter

Naar boven