Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/3236/GA, 17 maart 2009, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/3236/GA

betreft: [klager] datum: 17 maart 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 december 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de gevangenis Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde gevangenis in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het handelen van de medische dienst.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
In zijn beroepschrift voert klager aan dat hij van oordeel is dat de directeur op grond van de Pbw verantwoordelijk is voor alle medewerkers van de inrichting en voor het medisch welzijn van de gedetineerden. Klager is van mening dat de medische dienst
niet goed functioneert. Klager geeft aan dat zijn halve familie in Majdanek en Auschwitz is vermoord en dat hij nu aan de beurt is.
De beklagrechter heeft zijn klacht verwezen naar de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie. Klager moet daar om lachen. Door Justitie wordt hij immers in detentie gehouden. Bovendien zegt het woord “adviseur” genoeg. Hij heeft helemaal geen
advies nodig. Hij is een klager.
In een toelichting op zijn beroepschrift zet klager nog eens uitvoerig uiteen waarom hij zich niet met de uitspraak van de beklagrechter kan verenigen.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het klaagschrift heeft betrekking op het handelen van de medische dienst. Dergelijke klachten dienen te worden gericht aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie. De beklagrechter besliste dienovereenkomstig. Klager heeft in reactie op de
uitspraak van de beklagrechter echter aangegeven dat hij geen gebruik wenst te maken van de weg via de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Wellicht ten overvloede geeft de directeur nog aan dat klager in november 2008 een bezoek bracht aan de medische dienst in verband met het feit dat hij was teruggekomen van de arbeid. De arts zag op dat moment geen reden tot medisch ingrijpen en
weigerde daarom aan klager een briefje mee te geven waarin stond dat hij om medische redenen niet in staat was te werken. Klager is vervolgens kwaad weggelopen.
In zijn klaagschrift geeft klager aan dat de medische dienst niet goed functioneert. Vanaf het moment dat klager in de inrichting verblijft, is hij regelmatig bij de medische dienst geweest en is hij ook regelmatig doorverwezen naar een huisarts. Tot
aan het hiervoor genoemde incident heeft klager nimmer aangegeven niet tevreden te zijn met het functioneren van de medische dienst.

3. De beoordeling
Een gedetineerde kan zich in het kader van het beklagrecht beklagen over een door of namens de directeur genomen beslissing (artikel 60, eerste lid, van de Pbw). Wat medische kwesties betreft betekent dit dat een directeur gehouden is zorg te dragen
voor een voldoende toegang tot de medische dienst. De directeur is echter niet verantwoordelijk voor de wijze waarop de medische dienst invulling geeft aan zijn taken. Wanneer een gedetineerde het, zoals in het geval van klager, niet eens is met het
handelen of nalaten van de medische dienst, staat daartegen niet de beklagprocedure van artikel 60 e.v. van de Pbw open, maar een aparte procedure. Deze procedure is geregeld in artikel 28 e.v. van de Penitentiaire maatregel. Deze procedure komt er in
het kort op neer dat een gedetineerde een verzoek tot bemiddeling dient te richten aan de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie. Na ontvangst van het zogenoemde verslag van bemiddeling staat voor de gedetineerde een beroepsmogelijk open bij
de Raad.

Gelet op het vorengaande heeft de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 17 maart 2009

secretaris voorzitter

Naar boven